Busbedrijf Egged Bus Systems mag het openbaar vervoer gaan verzorgen in een deel van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag. De regio schoof het mensenrechtenbeleid terzijde om het besmette bedrijf emplooi te bieden, en raakt nu zelf betrokken bij Israëlische mensenrechtenschendingen in Palestina. De Rotterdamse partij NIDA roept op tot een boycot van EBS.
Het is een traditie aan het worden: Nederlandse gemeenten en regio’s die de mensenrechten onder de bus gooien. Een beschamende traditie, die aantoont dat de overheid die zo graag pronkt met haar mensenrechtenbeleid dat beleid zelf met voeten treedt. De prijs wordt elders betaald, in dit geval in Palestina.
En dat is ver weg, moet het bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) hebben gedacht. Het samenwerkingsverband van 23 gemeenten op het terrein van economie en verkeer gunde het openbaar vervoer in een deel van het gebied – de eilanden Voorne-Putten en Rozenburg – vanaf eind 2018 voor tien jaar aan Egged Bus Systems (EBS). Dat is een dochterbedrijf van de Israëlische busonderneming Egged, die betrokken is bij ernstige schendingen van het internationaal recht en de mensenrechten in bezet Palestina. Het moederbedrijf krijgt sinds jaar en dag van veel kanten kritiek.
Egged onderhoudt een netwerk van busdiensten dat de illegale Israëlische kolonies (‘nederzettingen’ en ‘buitenposten’) op de bezette Westelijke Jordaanoever onderling en met Israël verbindt. Het maakt daarbij gebruik van de privileges die het bezettingsregime voor zichzelf en de kolonisten heeft geschapen, zoals wegen die niet voor de lokale bevolking toegankelijk zijn en een soepele doorgang bij de vele militaire checkpoints, die voor Palestijnen vaak een amper te nemen hindernis zijn. Het bedrijf verzorgt ook recreatieve tours naar plaatsen in bezet Palestina voor Israëlische toeristen.
In de dubbelrol van facilitator en profiteur is Egged een onmisbare steunpilaar van de Israëlische kolonisering van Palestijns gebied, die tot een systeem van apartheid heeft geleid en gepaard gaat met onderdrukking en de schending van tal van Palestijnse (mensen)rechten. Volgens het oprichtingsstatuut van het Internationaal Strafhof is de kolonisering van bezet gebied een oorlogsmisdaad, en algemeen wordt Israëls nederzettingenpolitiek beschouwd als de doodsteek voor de tweestatenoplossing en vrede.
Het lijdt weinig twijfel dat Egged/EBS voorkomt op de ‘zwarte lijst’ van de VN-Mensenrechtenraad, die naar verwachting op korte termijn verschijnt. De lijst is een overzicht van meer dan 150 bedrijven die het illegale nederzettingenproject economisch dragen, en is bedoeld om die activiteiten wereldwijd nog eens expliciet onder de aandacht te brengen.
Het Nederlandse mensenrechtenbeleid biedt overheden geen ruimte om met besmette bedrijven als EBS in zee te gaan. Samenwerking is in strijd met gedragscodes als de UN Guiding Principles on Business and Human Rights, die integraal onderdeel vormen van dat beleid, en het door de overheid zelf opgestelde Nationaal Actieplan Bedrijfsleven en Mensenrechten. Het centrale principe van de gedragscodes is dat bedrijven en overheden die zaken doen met besmette bedrijven medeverantwoordelijk worden voor de rechtenschendingen waarbij hun partners betrokken zijn. De overheid kent zichzelf een voorbeeldrol toe in het voorkomen van zulke situaties.
Samenwerking met bedrijven als EBS staat bovendien haaks op het zogeheten ‘ontmoedigingsbeleid’ van de rijksoverheid. Dat bepaalt dat Nederlandse overheden en bedrijven afstand dienen te bewaren tot bedrijven die in de illegale Israëlische nederzettingen actief zijn. Net als bijvoorbeeld de Israëlische banken is Egged een schoolvoorbeeld van zo’n bedrijf. Zonder de inzet van bedrijven als Egged zouden de nederzettingen niet kunnen bestaan.
Op basis van de Nederlandse beleidsuitgangspunten zou een bedrijf als EBS in Nederland geen voet aan de grond krijgen. Maar steeds weer blijkt dat Nederlandse gemeenten en regio’s het mensenrechtenbeleid terzijde schuiven om EBS terwille te zijn. De Metropoolregio is, na Waterland, de tweede regio waar EBS het vervoer mag verzorgen, maar de maatschappij is al op meer plaatsen tot aanbestedingen toegelaten. Vorig jaar nog dong EBS in Noord-Holland mee naar het openbaar vervoer in de regio-Noord. The Rights Forum herinnerde de provincie schriftelijk aan zijn verplichtingen, en de stichting Diensten Onderzoek Centrum Palestina (docP) voerde actie tegen het toelaten van EBS tot de aanbesteding.
Net als de andere gemeenten en regio’s verweert de MRDH zich met het argument dat zij zich ‘aan de wet houdt’. Het roept het beeld op van juristen die in opdracht van de regio speuren naar mazen in het mensenrechtenbeleid die met enige creativiteit het predicaat ‘wettelijk toegestaan’ zouden kunnen krijgen. Feit is dat betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen te allen tijde dient te worden voorkomen, en dat op de overheid zelfs de plicht rust schenders op hun gedrag aan te spreken.
De MRDH bedient zich ook van een tweede standaardargument: de aanbestedingsregels zouden de regio verplichten bedrijven als EBS toe te laten. Een blik op het inkoop- en aanbestedingsbeleid van de regio geeft het tegenovergestelde beeld te zien, en maakt duidelijk dat de MRDH ook haar eigen beleid met voeten treedt. Zo lezen we:
De MRDH contracteert enkel integere ondernemers, bijvoorbeeld door het toepassen van uitsluitingsgronden. […] De MRDH selecteert onafhankelijk de ondernemers met wie wordt samengewerkt. De MRDH zal in beginsel vrij zijn in het maken van keuzes in ondernemers bij haar inkoop en kiest voor een onafhankelijke ondernemersrelatie.
Het inkoop- en aanbestedingsbeleid van de MRDH kent nog veel meer nobele uitgangspunten die haaks staan op de omarming van EBS. Zo wil de MRDH een ‘integere opdrachtgever’ zijn waar ‘bestuurlijke en ambtelijke integriteit voorop staat’, een opdrachtgever die ‘gemeenschapsgelden op verantwoorde wijze besteedt’, de ‘relevante wet- en regelgeving naleeft’ en de ‘algemene beginselen van behoorlijk bestuur en het aanbestedingsrecht in acht neemt’. Voor het welluidend formuleren van beleid krijgt de regio een dikke voldoende. Voor naleving is bijles nodig.
Met haar radicale besluit beschaamt de MRDH het vertrouwen van de bevolking, die er terecht op rekent dat de mensenrechten bij hun overheden in goede handen zijn en actief worden beschermd. Ook zadelt ze duizenden vaste reizigers op met een pijnlijk dilemma. De regio die claimt de reiziger centraal te stellen dwingt diezelfde reiziger tot een rigoureuze keuze: of je spekt de kas van een bedrijf dat bij mensenrechtenschendingen betrokken is, of je gaat maar fietsen. Het is dezelfde radicale keuze die bedrijven als Albert Heijn hun klanten opdringen: als de consument geen prijs stelt op producten uit de illegale Israëlische kolonies die de winkeliers als ‘made in Israel’ vermommen, moet hij maar helemaal niets uit Israël kopen.
Protest tegen het besluit van de MRDH kon niet uitblijven. De Rotterdamse politieke partij NIDA heeft het voortouw genomen met de oproep tot een boycot van EBS. Fractievoorzitter Nourdin El Ouali stelt dat het bedrijf bijdraagt aan de ‘Israëlische kolonisering, apartheid en mensenrechtenschendingen in Palestina’ en daarom buiten de aanbesteding had moeten worden gehouden. Dat standpunt vindt ongetwijfeld steun bij andere politieke partijen in de 23 gemeenten.
Het besluit van de MRDH dwingt ook mensenrechtenorganisaties en belangenorganisaties van reizigers en consumenten zich te laten horen. Datzelfde geldt voor de betrokken koepels van gemeenten, provincies en regio’s. Nu steeds meer gemeenten en regio’s het mensenrechtenbeleid negeren, is het tijd dat zij hun verantwoordelijkheid nemen en zich over de negatieve ontwikkeling uitspreken.
Het probleem is allang niet meer de bezetting. Het probleem is het gedogen ervan.
Ramsey Nasr Schrijver / dichter / acteur