Meer dan achthonderd Europese financiële instellingen, waaronder banken en pensioenfondsen, blijven onverminderd miljarden pompen in bedrijven die de Israëlische nederzettingeneconomie draaiende houden. Dat blijkt uit een nieuw rapport van de Don’t Buy Into Occupation-coalitie.
Het nieuwe rapport is de vierde publicatie van de Don’t Buy Into Occupation-coalitie, een samenwerking van 25 Palestijnse en Europese organisaties. De cijfers liegen er niet om: samen hebben deze ruim achthonderd instellingen bijna vierhonderd miljard dollar geïnvesteerd in bedrijven die direct bijdragen aan de nederzettingen of er nauw mee verweven zijn.
Het rapport benoemt welke bedrijven betrokken zijn en hoe zij worden geïdentificeerd. Sommige staan op de lijst van de VN-Mensenrechtenraad, gepubliceerd in 2020 door het Bureau van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten (OHCHR). Dit zijn bedrijven die rechtstreeks profiteren van of actief bijdragen aan de nederzettingen. Het Israëlische onderzoekscentrum Who Profits houdt een soortgelijke database bij van bedrijven die betrokken zijn bij de illegale nederzettingen. In het rapport is de lijst van bedrijven in de VN-database aangevuld met een selectie bedrijven die door Who Profits zijn onderzocht.
Ondanks de recente uitspraak van het Internationaal Gerechtshof en de wereldwijde consensus dat de nederzettingen illegaal zijn, en dat handel en investeringen die de illegale situatie in stand houden moeten stoppen, blijft het geld onverminderd stromen. Ook Nederlandse spelers zoals ABP, PFZW, ING en Rabobank steken miljarden in bedrijven die de ruggengraat vormen van dit systeem. Het resultaat: een steeds sterker wordende bezettingsmacht die schaamteloos internationaal recht aan zijn laars lapt, met steeds grotere gevolgen voor de Palestijnse bevolking.
Uit het rapport blijkt dat zeventien Nederlandse financiële instellingen tussen januari 2021 en september 2024 samen ruim 21,9 miljard USD hebben geïnvesteerd in bedrijven die actief betrokken zijn bij de Israëlische nederzettingeneconomie. ING voert de lijst aan met een investering van 7,9 miljard USD, gevolgd door pensioenfondsen als ABP (3,3 miljard USD) en PFZW (1,8 miljard USD). Rabobank neemt met 1,6 miljard USD ook een prominente plaats in, terwijl verzekeraars zoals Aegon (749 miljoen USD) en vermogensbeheerder Van Lanschot Kempen (942 miljoen USD) eveneens substantiële bijdragen leveren.
Voorbeelden van bedrijven waarin wordt geïnvesteerd, zijn het Mexicaanse Cemex, dat beton levert voor nederzettingen en de scheidingsmuur, en Heidelberg Materials, dat bouwmaterialen levert voor projecten in bezet gebied. Ook het Nederlandse bedrijf Booking.com staat op de lijst. Daarover later meer.
Een nadere blik op de Nederlandse pensioenfondsen laat een verontrustend beeld zien: tien fondsen investeren miljarden in bedrijven die bijdragen aan de Israëlische nederzettingeneconomie. Hoewel deze fondsen mooie woorden spreken over maatschappelijk verantwoord investeren, vertellen hun daden een heel ander verhaal. ABP voert de lijst aan met een investering van 3,3 miljard USD in bedrijven die actief bijdragen aan de bouw en instandhouding van nederzettingen. Het contrasteert scherp met het Nederlandse ontmoedigingsbeleid, dat sinds 2006 bedoeld is om economische relaties met illegale nederzettingen te ontmoedigen. In praktijk gebeurt echter het tegenovergestelde. Juridische adviezen die benadrukken dat handel met nederzettingen in strijd is met internationaal recht worden genegeerd. En soms wordt handel zelfs gepromoot.
ABP trok zich in 2020 weliswaar terug uit de Israëlische banken Bank Hapoalim en Bank Leumi, maar bleef tegelijkertijd investeren in bedrijven als Caterpillar en CNH Industrial, die bulldozers en machines leveren voor de bouw van nederzettingen, de sloop van Palestijnse huizen en de aanleg van de scheidingsmuur.
Bij PFZW lijkt het beeld aanvankelijk gunstiger. Het fonds kondigde aan zich terug te trekken uit Israëlische beursgenoteerde bedrijven, wat een eerste stap in de goede richting is. Maar het juichmoment bleek van korte duur: tegelijkertijd verhoogde PFZW haar investeringen in andere bedrijven die direct betrokken zijn bij de nederzettingeneconomie. De keuze om zich terug te trekken had niets te maken met de betrokkenheid van deze bedrijven bij mensenrechtenschendingen, maar was simpelweg ingegeven door het feit dat Israël een conflictgebied is. Zoals PFZW zich uit elk conflictgebied terugtrekt. Het nettoresultaat blijkt een toename van beleggingen in bedrijven die bijdragen aan systematische mensenrechtenschendingen.
Andere pensioenfonds, zoals PMT en PME, hebben hun investeringen in bedrijven die betrokken zijn bij de nederzettingeneconomie zelfs verhoogd. Samen investeren ze nu 2,0 miljard USD, terwijl dat vorig jaar nog 1,4 miljard USD was. Duidelijke stappen richting verandering blijven uit. Hetzelfde geldt voor Pensioenfonds Bouw, Pensioenfonds Rail & OV en Pensioenfondsvervoer. Ook zij blijven nog altijd miljoenen investeren.
Daarnaast staan vijf Nederlandse bedrijven met beide benen in de Israëlische bezettingseconomie. Booking.com, opgenomen in de VN-database, biedt accommodaties aan in illegale Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever. Met een paar muisklikken boek je een vakantiehuisje op gestolen grond. Daarmee maakt het bedrijf van de bezetting een commercieel product, terwijl het een flagrante schending van internationaal recht normaliseert. Waarschuwingen van organisaties als de VN, Amnesty International en Human Rights Watch lijken aan dovemansoren gericht. Het bedrijf blijft onverstoorbaar en zet haar eigen belofte van maatschappelijk verantwoord ondernemen compleet buitenspel.
CNH Industrial, een andere Nederlandse speler, levert volgens Who Profits machines die worden gebruikt bij de bouw van nederzettingen en de sloop van Palestijnse huizen. Even zorgwekkend is de rol van TKH Group, dat volgens onderzoek van Amnesty technologie levert voor beveiligingssystemen in Oost-Jeruzalem. Deze systemen worden ingezet om Palestijnen te monitoren, te controleren en hun bewegingsvrijheid te beperken. Daarnaast zijn er nog twee bedrijven met Nederlandse wortels: Kardan en haar dochteronderneming Tahal Group International, die beide in de VN-database staan. Zij zijn actief in waterprojecten ten behoeve van nederzettingen, waarbij ze waterzuiveringstechnologie en infrastructuur leveren. Hiermee versterken ze de nederzettingeneconomie en dragen ze bij aan de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen in bezet gebied.
Het nieuwste rapport van de Don’t Buy Into Occupation-coalitie toont aan dat Nederlandse financiële instellingen hun verantwoordelijkheid blijven ontlopen, ondanks de internationale consensus over de illegaliteit van de nederzettingen en de intensivering van het kolonistengeweld. Dit terwijl er duidelijke VN-richtlijnen voor verhoogde zorgvuldigheid in conflictgebieden zijn. Deze richtlijnen vereisen een grondige analyse om te bepalen of investeringen bijdragen aan schendingen van internationaal recht en mensenrechten. In plaats daarvan verschuilen banken en pensioenfondsen zich achter zogenaamde engagementstrategieën – eindeloze gesprekken met bedrijven die slechts een rookgordijn van goede bedoelingen vormen, zonder enige daadwerkelijke verandering. Deze tandeloze gesprekken dienen vooral om de schijn van verantwoordelijkheid op te houden, maar handhaven de status quo.
Om dit tegen te gaan, eindigt het rapport met meer dan twintig aanbevelingen en benadrukt de dringende noodzaak om de financiële banden met de nederzettingeneconomie onmiddellijk te verbreken. Dit begint met desinvesteren: financiële instellingen moeten hun geld weghalen bij bedrijven die de illegale nederzettingen ondersteunen. Maar desinvesteren alleen is niet voldoende. Er is een structurele verandering nodig. Banken en pensioenfondsen moeten duidelijk en ondubbelzinnig verklaren dat bedrijven die internationaal recht schenden geen zakenpartners meer zijn. Daarnaast moet de overheid haar verantwoordelijkheid nemen door wetgeving in te voeren die handel met illegale nederzettingen verbiedt en bedrijven verplicht om verantwoording af te leggen over hun impact op de mensenrechten.