Nederlandse pensioenfondsen zullen door de regering worden aangesproken op hun beleggingen in bedrijven die actief zijn in Israëls illegale kolonies in bezet Palestijns gebied. Nieuw onderzoek wijst uit dat ABP en PFZW 770 miljoen euro aan pensioengelden in dergelijke bedrijven hebben belegd.
Hoe bont moet je het als pensioenfonds maken voordat je de volksvertegenwoordiging op je dak krijgt? Op 8 juli gebeurde dat toen de Tweede Kamer een motie van de SP aannam die de regering oproept er bij pensioenfondsen op aan te dringen om hun beleggingen te beëindigen in bedrijven die zijn betrokken bij de illegale Israëlische kolonisering van Palestijns Oost-Jeruzalem en de Westelijke Jordaanoever.
Uit nieuw onderzoek van The Rights Forum blijkt dat de pensioenfondsen ABP en PFZW respectievelijk 406 miljoen en 364 miljoen euro hebben belegd in 18 bedrijven waarvan vaststaat dat ze zijn betrokken bij die kolonisering – en daarmee bij oorlogsmisdaden en andere schendingen van het internationaal recht en de mensenrechten.
De 18 komen voor op een door de Hoge VN-Commissaris voor de Mensenrechten samengestelde lijst, die in februari 2020 werd gepubliceerd. Daarop staan 112 internationale bedrijven die geen gehoor hebben gegeven aan waarschuwingen van de VN om hun activiteiten in (of ten bate van) de Israëlische kolonies te beëindigen. Alle 112 kozen bewust voor continuering van hun rol als profiteur en facilitator van de kolonisering, en belandden als zodanig op de ‘zwarte’ VN-lijst.
Intussen is de lijst bijna anderhalf jaar oud, ruim voldoende voor de pensioenfondsen om hun beleggingen in de 18 bedrijven te beëindigen. De gedragscodes die de fondsen hanteren – de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (ABP) en de OESO-richtlijnen (PFZW) – laten hen geen andere keuze dan abrupte desinvestering. Toch is die stap nog steeds niet gezet. Integendeel.
Uit ons onderzoek blijkt dat PFZW ruim 364 miljoen euro heeft belegd – een toename van ruim vijf procent ten opzichte van vier maanden eerder – in 17 bedrijven op de VN-lijst. Nieuw zijn beleggingen in Airbnb (VS), Expedia (VS), Electra (Israël) en Shufersal (Israël). Anderzijds verdwenen Altice (Nederland) en TripAdvisor (VS) uit de portefeuille.
Op 30 maart publiceerden wij een eerder onderzoek waarin de foute beleggingen van PFZW al werden gesignaleerd. Die zijn bizar genoeg het gevolg van een ‘proces van herwaardering’, waarbij alle bedrijven die deel uitmaken van de beursindexen waarin PFZW belegt individueel worden gescreend op ‘duurzaam en verantwoord gedrag’. PFZW wil dat bedrijven voldoen aan de OESO-richtlijnen, die hen voorschrijven om:
De internationaal erkende mensenrechten te respecteren en inbreuken daarop van derden te helpen voorkomen of aan te pakken als zij zich voordoen […].
Dit op het oog solide proces van herwaardering heeft echter niet geleid tot het uitbannen van beleggingen in bedrijven op de VN-lijst, maar juist tot een toename. Dieptepunt is de hernieuwde belegging in vijf Israëlische banken, die als financiers een centrale rol spelen in de illegale kolonisering. Nadat PFZW dezelfde banken in 2014 uitsloot vanwege hun betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen, bleek in maart van dit jaar dat het fonds er opnieuw in is gaan beleggen. Vier maanden later zijn die beleggingen toegenomen van 16,8 tot 43,5 miljoen euro, een stijging van ruim 250 procent.
Het ABP beëindigde zijn beleggingen in de Israëlische banken in juni 2020 vanwege het niet op orde hebben van hun mensenrechtenbeleid, maar handhaafde beleggingen ter waarde van ruim 280 miljoen euro in zes andere bedrijven die ook op de VN-lijst staan. Ruim een jaar later zijn die beleggingen toegenomen tot 406 miljoen euro. Nieuw zijn beleggingen in Airbnb (VS), Motorola Solutions (VS) en Shufersal (Israël). Het Israëlische Matrix IT verdween uit de portefeuille.
De conclusie uit ons onderzoek is dat het ABP en PFZW anderhalf jaar na publicatie van de VN-lijst geen stappen hebben gezet om zich te ontdoen van hun beleggingen in bedrijven die betrokken zijn bij schendingen van de mensenrechten in Palestina/Israël, maar die juist hebben geïntensiveerd.
Dat gebeurt willens en wetens: al meer dan tien jaar worden de fondsen gemaand om afstand te nemen. Daar bovenop verscheen de VN-lijst. Negeer je ook die, dan komt op een dag zelfs de Tweede Kamer er aan te pas om je tot de orde te roepen, zoals nu gebeurt. Bonter kun je het als pensioenfonds niet maken.
In juni maakte Noorwegens grootste pensioenfonds KLP bekend zijn beleggingen in 16 op de VN-lijst voorkomende bedrijven te hebben beëindigd. Daaronder zijn elf bedrijven waarin ook het ABP en/of PFZW beleggen. Behalve de vijf Israëlische banken betreft dat Alstom, Electra, Bezeq, Energix-Renewable, Paz Oil Co en Motorola Solutions. Eerder in juni beëindigde KLP al zijn belegging in het Israëlische bedrijf Mivne Real Estate, dat ook op de VN-lijst staat.
KLP publiceerde een overtuigende onderbouwing van zijn besluit, die verplichte lectuur is voor de bestuurders van het ABP en PFZW. KLP noemt het risico dat de 16 bedrijven door hun betrokkenheid bij schendingen van de mensenrechten de gedragscodes van het fonds overtreden ‘onacceptabel’. Bovendien kon geen van de bedrijven beterschap beloven; slechts één ervan bleek bereid tot dialoog. Daarop beëindigde KLP zijn beleggingen.
Cruciaal is dat KLP zich volledig heeft laten leiden door de VN-lijst. Het fonds heeft zijn portefeuille getoetst aan de lijst, wat 26 overlappingen opleverde. Na verder onderzoek is nu van 16 van de 26 VN-genoteerde bedrijven gemotiveerd afscheid genomen. KLP zegt deze procedure bij elke herziening van de VN-lijst te zullen herhalen.
Het fonds herinnert eraan dat zijn besluit niet op zichzelf staat. In juni 2015 trok KLP zich terug uit HeidelbergCement en Cemex, beide betrokken bij de plundering van Palestijnse grondstoffen op de Westelijke Jordaanoever. Al in 2010 beëindigde het fonds zijn belegging in Elbit Systems, leverancier van technologie en wapens waarmee het Israëlische leger de bezetting en kolonisering van de Palestijnse gebieden realiseert.
Hierin staat KLP niet alleen. Eerder dit jaar beëindigde het nationale pensioenfonds van Nieuw-Zeeland, het NZ Super Fund, zijn beleggingen in de vijf Israëlische banken, na zich eerder al te hebben teruggetrokken uit onder meer Elbit Systems. Het Deense Sampension trok zich al in 2017 terug uit de Israëlische banken, Bezeq en HeidelbergCement. Het zijn voorbeelden uit een lange rij.
Respect voor het internationaal recht is het minste dat van bedrijven verwacht mag worden, schreef NRC deze week in zijn Commentaar. Dat geldt met nadruk ook voor het ABP en PFZW, die de pensioengelden van miljoenen Nederlanders beheren. Hen rest geen andere keus dan zonder verdere vertraging het voorbeeld van KLP te volgen. Het geduld met de twee fondsen, schreven wij al in april, is op.