In drie artikelen gaan we in op de recente begrotingsbehandeling van het ministerie van Buitenlandse Zaken, dat het Nederlandse Israël/Palestina-beleid uitvoert. In dit eerste artikel een terugblik op het beleid onder Rutte-III.
Eerder deze maand vond de vijfde begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken onder het inmiddels demissionaire kabinet Rutte-III plaats. Sinds het aantreden van dat kabinet in oktober 2017 namen drie verschillende ministers de begroting voor hun rekening: Halbe Zijlstra (VVD), Stef Blok (VVD) en Ben Knapen (CDA). Tussendoor was ook Sigrid Kaag (D66) nog enkele maanden minister van Buitenlandse Zaken.
Die vier ministers hebben gemeen dat zij geen enkel betekenisvol initiatief hebben ontplooid dat zou kunnen bijdragen aan een oplossing van het Palestijns-Israëlische ‘conflict’. Erger, tijdens hun termijn hebben de schendingen van het internationaal recht en de mensenrechten zich kunnen opstapelen zonder dat het kabinet de rechtsorde, en daarmee de Palestijnen, in bescherming nam. Een beknopt overzicht:
Het is vrijwel niet voorstelbaar dat het kabinet dergelijke kolossale rechtenschendingen ongemoeid laat. De vraag waarom de Palestijnen niet tegen het Israëlische geweld in bescherming worden genomen, wordt omzeild onder verwijzing naar het mantra van de tweestatenoplossing. Hoewel geen politicus in staat is om uit te leggen hoe die oplossing nog gerealiseerd kan worden, vormt hij nog altijd de kern van het Nederlandse beleid, en een feitelijke vrijbrief voor het gedogen van Israëls misdaden.
Initiatieven om de tweestatenoplossing vlot te trekken zijn uitgebleven, ook in Europees verband. Wel heeft de EU zich verzet tegen het plan-Trump, en aangenomen mag worden dat druk van de zijde van de EU eraan heeft bijgedragen dat de formele annexatie van de Jordaanvallei in de zomer van 2020 niet door Israël is doorgezet.
Daar staat tegenover dat de feitelijke annexatie – in de vorm van sloop van Palestijnse huizen, en uitbreiding van Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns gebied – als een stoomwals heeft kunnen doorrazen zonder dat Israël iets in de weg is gelegd. De talloze verklaringen van ‘bezorgdheid’ ten spijt blinkt ook de EU uit in passiviteit. Ook de honderden Palestijnse doden tijdens de Grote Mars van Terugkeer, en het buitenproportionele geweld in mei van dit jaar, hebben niet tot sancties tegen Israël geleid.
De Palestijnen hebben dat geluk niet. Zo heeft Nederland zijn financiële steun aan de juridische sector van de Palestijnse Autoriteit (PA) stopgezet vanwege betalingen aan families van Palestijnen in Israëlische gevangenissen. Ook is de Nederlandse financiering van de Palestijnse landbouworganisatie UAWC bevroren vanwege onbewezen beschuldigingen uit Israëlische hoek, waarbij het kabinet zich volledig heeft laten meeslepen in de Israëlische argumentatie.
Intussen doet Nederland openlijk zaken met de Israëlische war machine. Zo was het ministerie van Economische Zaken en Klimaat betrokken bij de promotie van Elbit, het paradepaardje van Israëls wapenindustrie dat zijn handelswaar aanbiedt als ‘getest op Palestijnen’. Een jaar geleden sloot het ministerie van Defensie met datzelfde Elbit contracten af ter waarde van 125 miljoen euro. En op 13 oktober ging Nederland een nieuwe ‘defensiesamenwerking’ aan met Israëls ministerie van Defensie – de spil in het geweld tegen de Palestijnen.
Dat meten met twee maten heeft uiteraard gevolgen. In september 2017, vlak voordat het kabinet Rutte-III aantrad, stond 52 procent van de Palestijnen nog achter de tweestatenoplossing. Vier jaar later is dat percentage teruggelopen tot 36. Parallel daaraan is de steun onder de Palestijnen voor de gewapende strijd als middel om een onafhankelijke Palestijnse staat te realiseren de afgelopen jaren sterk gestegen. Het zijn alarmerende bewijzen van de contraproductiviteit van het Nederlandse beleid, waarvan in Den Haag echter amechtig wordt weggekeken.