Het aan de organisatie Christenen voor Israël gelieerde bedrijf werd al meermalen op de vingers getikt vanwege het onjuist etiketteren van producten uit illegale Israëlische nederzettingen.
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit heeft het Israël Producten Centrum (IPC) in Nijkerk een boete van 2.100 euro opgelegd wegens consumentenmisleiding. Ondanks herhaalde waarschuwingen bleef het centrum weigeren een Europese richtlijn voor het etiketteren van producten in acht te nemen. De etiketten op wijnen uit illegale Israëlische kolonies (‘nederzettingen’) die het centrum verkoopt geven de consument onvoldoende informatie over de herkomst van de producten. Het IPC is de commerciële tak van de organisatie Christenen voor Israël.
In 2015 vaardigde de Europese Commissie een richtlijn uit voor de etikettering van producten afkomstig uit de kolonies in door Israël bezet gebied: de Palestijnse Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem, en de Syrische Hoogvlakte van Golan (Jawlan). Tot dat moment werd gedoogd dat de producten onder het misleidende opschrift ‘Made in Israel’ of ‘Product uit Israël’ in de Europese winkels werden aangeboden. Daarmee profiteerden de producenten ten onrechte van gunstige Europese invoerbepalingen onder het EU-Israël Associatieverdrag, terwijl Europese consumenten zonder zich dat te realiseren met hun aankopen een financiële bijdrage leverden aan een koloniseringproject dat onder de Conventies van Genève en het Statuut van Rome (het oprichtingsverdrag van het Internationaal Strafhof) als een oorlogsmisdaad geldt.
Volgens de nieuwe richtlijn dienden de producten een etiket te krijgen dat duidelijk maakt dat ze uit een kolonie in bezet gebied afkomstig zijn – bijvoorbeeld ‘Product van de Westelijke Jordaanoever, Israëlische nederzetting’. De richtlijn werd juridisch aangevochten door een Joodse organisatie en de Russisch-Israëlische wijnboer Yaakov Berg, die op de Westelijke Jordaanoever de Psagot Winery drijft en zelfs zijn eigen woning op particuliere Palestijnse grond heeft gebouwd.
Op 12 november 2019 bepaalde het Europees Hof van Justitie in een bindende uitspraak dat de richtlijn in overeenstemming is met het rechtsstelsel van de Europese Unie, het Unierecht. Daarmee volgde het hof het doortimmerde advies van de Ierse rechter Gerard Hogan, advocaat-generaal bij het hof. Toepassing was vanaf dat moment verplicht. Op naleving dienen de lidstaten zelf toe te zien. In Nederland is de NVWA belast met de handhaving.
Het IPC trok zich niets van de richtlijn aan en bleef de wijnen uit de kolonies verkopen als ‘Product uit Israël’. Daarvoor werd het, zoals we destijds in een uitvoerig artikel meldden, in de zomer van 2019 door de NVWA op de vingers getikt.
In februari 2020 vestigde de organisatie docP/BDS Nederland met een campagne de aandacht op het feit dat het IPC de richtlijn nog steeds niet in acht nam. Dat leidde op 10 juli 2020 tot een herinspectie door de NVWA en een nieuwe waarschuwing. Weliswaar had het centrum de wijnetiketten aangepast, maar de nieuwe tekst – ‘Product uit een Israëlisch dorp in Judea en Samaria’ – kon de toets der kritiek niet doorstaan. ‘Judea en Samaria’ is een bijbelse aanduiding die de radicale religieuze kolonistenbeweging en de Israëlische regering voor de Westoever gebruiken, maar buiten dit kamp vrijwel niemand iets zegt.
Uit een recent persbericht van docP/BDS Nederland blijkt dat het IPC de organisatie destijds juridische stappen wegens ‘laster’ in het vooruitzicht stelde. Daarop riep docP/BDS Nederland de steun in van het in Amsterdam gevestigde European Legal Support Center (ELSC). Juridische actie van het IPC bleef vervolgens uit, schrijft ook het ELSC in een persbericht.
Op vrijdag 9 april plofte bij het IPC een boete van 2.100 euro op de mat, maakte Christenen voor Israël in een boos artikel bekend. Van schuldbesef is daarin geen sprake, van minachting voor het recht en de NVWA des te meer. Bij monde van IPC-directeur Pieter van Oordt suggereert de organisatie dat de NVWA er anti-Israëlische motieven op nahoudt. De NVWA zou zich:
[…] laten leiden door enkele klachten van anti-Israël-activisten die maar één doel hebben: Israël dwarszitten en boycotten. De NVWA mengt zich daardoor in een politieke discussie en kiest daarin heel duidelijk partij.
Het IPC roept de achterban op ‘juist nú’ producten uit de illegale kolonies te kopen en daarnaast een klacht in te dienen bij de NVWA. Daarbij kan gebruikt worden gemaakt van een voorbeeldbrief, waarin de organisatie nog eens alles uit de kast haalt om de NVWA in een kwaad daglicht te stellen. Met de boete zou de NVWA ‘Israël eenzijdig benadelen’, ‘de hetze tegen Israël steunen’ en ‘zich voor het karretje laten spannen van de boycot-beweging tegen Israël’.
Het mag bijzonder heten dat een organisatie die vanwege een economisch delict meerdere waarschuwingen en uiteindelijk een boete heeft ontvangen zich zo agressief opstelt, maar voor Christenen voor Israël is het dat niet. Ook na de inspecties van de NVWA gaf de organisatie al iedereen de schuld, behalve zichzelf. Directeur Roger van Oordt (broer van Pieter) noemde de Europese richtlijn ‘anti-Israëlpolitiek van de Europese gemeenschap’ en zelfs een ‘anti-Joodse’ maatregel. Zijn organisatie was volgens hem het slachtoffer van een ‘nieuwe oorlogvoering tegen Israël’. De NVWA werd ervan beschuldigd ‘een schrikbewind’ en zelfs een ‘heilige oorlog tegen de wijnen’ van de kolonisten te voeren.
‘Heilige oorlog’ is, zoals wij eerder stelden, een treffende omschrijving voor de strijd die Christenen voor Israël en het IPC voeren. Hun hartstochtelijke steun voor de Israëlische bezetting en kolonisering van Palestijns en Syrisch gebied is geworteld in de Bijbel. Religieus-mythologische visioenen gaan voor hen boven mensenrechten en internationaal recht. Het is een vorm van religieus extremisme die zij delen met de Joodse producenten van de door het IPC verkochte wijnen.
De solidariteit die Christenen voor Israël met de kolonisten en het ‘Joodse volk’ voorwendt is echter even oppervlakkig als giftig. Door te suggereren dat niet de staat Israël, maar het Joodse volk de motor achter het illegale en gewelddadige koloniseringsproject is begeeft de organisatie zich in antisemitisch vaarwater. In werkelijkheid is er geen sprake van dat het Joodse volk aanspraak maakt op Palestijns en Syrisch gebied, integendeel. Het zijn de extremistische kolonistenbeweging, de Israëlische regering en hun christelijke hulptroepen die het Joodse volk de verantwoordelijkheid voor het project in de schoenen schuiven – een klassieke vorm van antisemitisme.
Het huwelijk tussen de Joodse en christelijke extremistische krachten is echter van tijdelijke aard, zo laat de even leerzame als onthutsende documentaire Breng de Joden thuis van Eefje Blankevoort en Arnold van Bruggen uit 2016 zien. Daarin wordt een Vlaamse medewerker van Christenen voor Israël gevolgd, die op het platteland van Oekraïne de Joodse deuren langsgaat om de bewoners te vertellen dat ze naar Israël moeten emigreren. Hij brengt ze voedselpakketten, maar is ook streng tegen de bewoners, die veelal niets voor emigratie voelen: het is leuk geweest met jullie, jullie god heeft je het land Israël beloofd en wil dat zijn volk naar huis gaat, vooruit nu, zijn de papieren al ingevuld?
‘Vissers’ noemen de Vlaming en zijn collega’s zich. Zij ‘vissen de joden op’ en ‘brengen ze thuis’. Voldaan kijkt de Vlaming na een dag hard werken terug: ‘Het was een goede dag. Zeven joden opgevist.’
Christenen voor Israël claimde in 2016 al meer dan 150 duizend Joden uit alle windstreken te hebben ‘thuisgebracht’. Wat de drijfveer achter die enorme operatie is blijkt ook uit de documentaire. De ‘thuiskomst’ van alle Joden is een voorwaarde voor de verhoopte ‘wederkomst van Jezus Christus’, een turbulent gebeuren waarbij tweederde deel van het Joodse volk wordt vernietigd – in de documentaire passeert in dit verband zelfs de uitspraak ‘één groot Auschwitz’ de revue. De overlevenden danken hun voortbestaan aan de erkenning van de christelijke ‘Heere’.
Het gaat Christenen voor Israël en zijn ‘vissers’ niet om het welzijn van de Joden, maar louter om hun eigen christelijke zielenheil. Daaraan zijn Joden instrumenteel. Aan het eind van de reis naar het Beloofde Land wacht hen de ondergang. Met Joodse staat en al verdwijnt het Joodse volk van het toneel, opdat de christenen vanuit Jeruzalem over de wereld zullen heersen.
Voor de inheemse Palestijnse bevolking van het Beloofde Land is bij Christenen voor Israël al helemaal geen plaats. Enig recht op dat land hebben zij, als niet-Joden, niet. In een interview over zijn onlangs verschenen boek Nieuwe Kruisvaarders – De heilige alliantie tussen orthodoxe christenen en radicaal-rechtse populisten typeert Zembla-journalist Sander Rietveld de christelijke organisatie als ronduit ‘anti-Palestijns’:
Christenen voor Israël, de pro-Israëlische lobbyorganisatie uit Nijkerk, is heel erg anti-Palestijns. Ze nodigden vaak Wiesje de Lange uit, een extremistische schrijfster die zei dat het conflict in het Midden-Oosten alleen kon worden opgelost door de totale vernietiging van het Palestijnse volk.
Rietveld wijst ook op het bredere milieu waarin Christenen voor Israël opereert, en met name op de politieke invloed van de organisatie. Die onderhoudt warme banden met religieuze en extreemrechtse geestverwanten in de Tweede Kamer:
Christenen voor Israël heeft grote invloed op de koers van de ChristenUnie en de SGP, maar kan het ook goed vinden met de PVV.
Dat de SGP, ChristenUnie en Christenen voor Israël hetzelfde extreme gedachtegoed huldigen is door ons meer dan eens beschreven. Hartstochtelijk beschermen beide politieke partijen Israëls koloniseringspolitiek in ons parlement tegen tegenwind. Eendrachtig ontkennen zij de bezetting die binnenkort zijn 55e levensjaar ingaat, en bezingen zij de zegeningen van de oorlogsmisdaad die kolonisering heet. Hun eed op de Grondwet ten spijt keren zij zich even fanatiek tegen de internationale rechtsorde als tegen de BDS-beweging.
Net als Christenen voor Israël werpen beide partijen zich ongevraagd op als beschermer van Joodse belangen, en ook zij belanden in antisemitisch vaarwater door de verantwoordelijkheid voor het koloniseringsproject op het bord van het Joodse volk te schuiven. Welbewust verbannen ook zij de Palestijnen naar de coulissen van hun eigen land; recht op dat land komt hen als ‘niet-uitverkoren’ volk niet toe. Het behoeft geen betoog dat het concept van een ‘Uitverkoren Volk’ dat een exclusief recht heeft op een door God ‘Beloofd Land’ inherent racistisch is.
Dat de twee partijen in de PVV een natuurlijke partner vinden ligt voor de hand. Ook Wilders’ partij is een fanatiek pleitbezorger van Israëls bezettings- en koloniseringspolitiek. Daarbij valt op dat de PVV, gewoonlijk toch wars van religie, zich geregeld bedient van het bijbelse Judea en Samaria-jargon. Overigens geldt ook Forum voor Democratie, dat meermalen in opspraak raakte vanwege antisemitische uitingen in de eigen gelederen, als zo’n natuurlijke partner. Binnen de zogenoemde Israël-lobby vinden extreemrechtse en christelijke partijen en organisaties elkaar inderdaad in een, zoals Rietveld het noemt, alliantie, een fenomeen dat ook buiten Nederland duidelijk zichtbaar is. Bij elk van deze partijen en organisaties spelen daarbij ook anti-islamitische opvattingen een rol.
Het heeft er de schijn van dat ook de partij BoerBurgerBeweging (BBB) tot de alliantie moet worden gerekend. Over de opvattingen van deze partij, die bij de verkiezingen van 17 maart één zetel in de Tweede Kamer verwierf, was nog weinig bekend, maar vorige week diende ze samen met de SGP een motie in naar aanleiding van de NVWA-boete voor Christenen voor Israël.
De motie als zodanig heeft weinig om het lijf. SGP en BBB pleiten voor een uniforme aanpak van sjoemelaars die producten uit bezette gebieden onder een misleidend etiket verkopen. Het is een overbodig pleidooi, want de Europese richtlijn ís van toepassing op alle bezette gebieden. Bovendien diende de ChristenUnie eind 2019, in samenwerking met de Israëlische ambassade in Den Haag, al eens een vergelijkbare motie in.
Het venijn van de motie zit ‘m in twee andere aspecten. De partijen typeren de Palestijnse Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem als ‘betwist’ in plaats van als ‘bezet Palestijns gebied’. Het is in kringen van de Israël-lobby geliefde Wörtspielerei, waarmee in één adem de bezetting wordt ontkend en de Palestijnse rechten en de internationale rechtsorde bij het grof vuil worden gezet. Ook het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI), vlaggenschip van de Nederlandse Israël-lobby, spreekt in een artikel naar aanleiding van de motie van ‘betwiste gebieden’.
SGP en BBB suggereren bovendien dat de NVWA alleen in actie komt tegen organisaties als Christenen voor Israël. Tegen sjoemelaars die producten uit de bezette Westelijke Sahara als ‘Made in Morocco’ verkopen wordt niet opgetreden, schrijven zij zonder onderbouwing en zonder nadere aanduiding van de producten waarom het daarbij zou gaan.
Bekend is dat de NVWA alleen in actie komt naar aanleiding van concrete klachten over gesjoemel met etiketten. Kan het zo zijn dat de NVWA nooit klachten over zogenaamde ‘Marokkaanse’ producten krijgt? Daarover zwijgen de partijen. Hebben SGP en BBB zelf klachten ingediend? Ook daarover zwijgen zij, maar het antwoord luidt ongetwijfeld ontkennend. Het gaat de partijen helemaal niet om bestrijding van gesjoemel met misleidende ‘Marokkaanse’ etiketten. Het enige doel van hun motie is de indruk te wekken dat de NVWA alleen in actie komt als Israël in het geding is, oftewel, zoals Christenen voor Israël het uitdrukt, ‘politiek partij kiest tegen Israël’.