Israël heeft een abrupt einde gemaakt aan de officiële aanwezigheid van internationale waarnemers in de bezette Palestijnse stad Al-Khalil (Hebron). Het land duldt geen getuigen meer bij de onderdrukking van de Palestijnse bevolking.
Het Israëlische besluit treft de zogeheten Temporary International Presence in Hebron (TIPH), die sinds 1997 onafgebroken in de door Israël bezette stad werkte om er ‘het normale leven’ te garanderen, en om Palestijnse inwoners een ‘gevoel van veiligheid’ te bieden. Een groep van 64 TIPH-waarnemers uit Noorwegen, Zweden, Zwitserland, Italië en Turkije zag daarop toe. Nu Israël heeft geweigerd hun mandaat te verlengen, moeten zij vertrekken.
In het door Israël bezette Al-Khalil (Hebron), de grootste stad op de Westelijke Jordaanoever, leven 215 duizend Palestijnen met in hun midden een groep van vijf- tot achthonderd Israëlische kolonisten, beschermd door duizend Israëlische militairen. De stad wordt beschouwd als microkosmos van de Israëlische bezetting: de onderdrukking van de Palestijnen is hier in al haar excessen zichtbaar.
Israël doet er alles aan om de Palestijnse bevolking uit het door de kolonisten opgeëiste deel van de stad te verdrijven. Dat heeft geleid tot een realiteit van afgesloten straten en wijken, checkpoints en permanent geweld. De Palestijnen wordt het leven dermate onmogelijk gemaakt dat zij ‘vrijwillig’ vertrekken, is de gedachte.
Aanleiding tot de verbanning van TIPH is een rapport dat de organisatie eind 2017 uitbracht als samenvatting van twintig jaar functioneren. Ondanks de vertrouwelijke status werd het gelekt naar Haaretz, dat er in december 2018 over publiceerde (€).
Het bijna honderd pagina’s dikke rapport is gebaseerd op ruim veertigduizend incidenten die TIPH in twintig jaar rapporteerde. De conclusies zijn spijkerhard. Zo stelt TIPH dat Israël in ‘constante overtreding’ is van de Vierde Geneefse Conventie, die deportatie van een onder bezetting levende bevolking verbiedt. Daarnaast maakt Israël zich structureel schuldig aan schending van het non-discriminatiebeginsel.
Ook betwist TIPH het door Israël geclaimde ‘recht’ op grondgebied in de stad, dat de aanleiding vormt tot de bestaande situatie. De joodse kolonisten die zich in Hebron hebben gevestigd zijn geen nakomelingen van joden die er in het verleden leefden, aldus TIPH. Bovendien houdt de kolonisering an sich een schending van het internationaal recht in – een situatie die ten onrechte en al veel te lang gedoogd wordt.
Daarbij wijst TIPH op de alledaagse realiteit, waarin Palestijnen de vrijheid van vestiging en verkeer wordt ontzegd, en zijn blootgesteld aan wat TIPH beschrijft als een ‘militaire fortificatie’. Met effect: Palestijnen die zich dat kunnen veroorloven ontvluchten die realiteit op den duur.
Teken aan de wand is de halvering van het aantal gelovigen dat op vrijdagen de Ibrahimi-moskee bezoekt. In 15 jaar daalde dat van 1.600 tot 800. Het aantal toegangswegen tot dit belangrijkste Palestijnse heiligdom van de stad is in die periode beperkt tot twee, beide ‘bewaakt’ door Israëlische checkpoints waar gelovigen worden blootgesteld aan willekeur en vernederingen. Ook de oproep tot het vrijdaggebed schalt niet langer van de minaret. Na klachten van kolonisten verbood Israël die traditie.
Daar tegenover staat de vrije toegang die Israëlische kolonisten hebben tot hetzelfde, ook voor joden belangrijke heiligdom. Zonder toestemming werden op Palestijns land paden en wegen aangelegd voor kolonisten uit de omgeving, waarbij in de weg staande Palestijnse huizen – sommige uit de Ottomaanse tijd – zonder pardon werden afgebroken.
Ook beschrijft TIPH excessen, zoals de beruchte Shuhada Street. Deze voormalige Palestijnse markt, kloppend hart van de samenleving, is goeddeels ontdaan van zijn Palestijnse inwoners. Huizen en winkels zijn dichtgetimmerd. Shuhada Street is een angstaanjagend monument. Waar Hebron geldt als microkosmos van de Israëlische bezetting, geldt Shuhada Street als die van de bezetting van Hebron.
TIPH concludeert op basis van 22 jaar monitoring dat het ‘normale leven’ in Hebron verder weg is dan ooit. De missie om Palestijnen een ‘gevoel van veiligheid’ te bieden en de tussen Israëli’s en Palestijnen gesloten verdragen te bewaken, is niet opgewassen tegen de Israëlische politiek van kolonisering, en tegen de ‘civiele en militaire bezetting’ die de stad steeds verder verscheurt.
Als motief om het mandaat van TIPH te beëindigen wijzen de Israëli’s op twee incidenten. Zo zou een Zwitserse waarnemer een jonge kolonist een klap hebben verkocht, en zou een collega de banden hebben lekgeprikt van een voertuig van een kolonist. Of deze incidenten zich werkelijk hebben afgespeeld, is niet na te gaan, maar premier Netanyahu trok er een zware conclusie uit: ‘We will not allow the presence of an international force that operates against us’, stelde hij.
Daarmee gaf hij – mede onder invloed van de naderende verkiezingen – toe aan de steeds algemenere roep van Israëlische politici en de machtige kolonistenbeweging om de kolonisering van de Palestijnse gebieden te intensiveren. Die trend bestaat al langer, en niet alleen TIPH is er de dupe van. Netanyahu en zijn ministers hebben openlijk de oorlog verklaard aan mensenrechtenorganisaties en andere groepen die de Palestijnen trachten te beschermen. Deze maand moest ook Amnesty International eraan geloven.
Het is evident dat Israël af wil van pottenkijkers, en al helemaal als die spijkerharde rapporten publiceren. ‘Israël wil hier geen getuigen van de misdaden die ze begaan’, stelt Issa Amro, de in Hebron wonende mensenrechtenverdediger en activist. De Palestijnse schrijver en activist Muhammad Shehada formuleerde het Israëlische verlangen in Haaretz (€) als volgt: ‘No more eyes on Israel’s conduct in this part of the occupied territories, or in any of it’.
Waarnemers stellen dat ook de pro-Israëlpolitiek van de Amerikaanse president Trump bijdraagt aan het besluit om TIPH te verbannen. Trump erkende eerder Jeruzalem als ‘hoofdstad van Israël’, sloot de Palestijnse vertegenwoordiging in Washington, en zette alle humanitaire hulp aan de Palestijnen stop. Met name UNRWA, de VN-organisatie voor hulp aan miljoenen Palestijnse vluchtelingen, werd door Trump keihard aangepakt. Naar verwachting zal hij dit voorjaar zijn ernstig vertraagde ‘ultieme vredesplan’ voor Israël/Palestina presenteren.
Met de machtigste man ter wereld aan hun zijde hebben Israëlische leiders letterlijk het gevoel alles te kunnen maken. Bovendien fungeren de Amerikanen als achtervanger die eventuele gevolgen van Israëls beleid neutraliseert.
Zo stuitte de poging van de VN Veiligheidsraad om de verbanning van TIPH in een resolutie te ‘betreuren’ op een Amerikaanse blokkade. Een woordvoerder van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken noemde (€) Israëls besluit een ‘interne beslissing’, die niet strijdig zou zijn met Israëls verdragen met de Palestijnen.
Dat roept de vraag op in hoeverre Europa in het geweer komt voor de uit Europese waarnemers bestaande missie. In een verklaring (€) stelden de ministers van Buitenlandse Zaken van de vijf betrokken landen vrijdag dat Israël met zijn besluit om TIPH te verbannen ‘de Oslo-akkoorden verlaat’, en dat hiermee één van de schaarse mechanismen voor conflictoplossing de nek wordt omgedraaid.
De ministers noemen Netanyahu’s beschuldigingen aan het adres van twee waarnemers ‘onacceptabel en ongegrond’, evenals zijn claim dat TIPH zich ‘tegen Israël zou hebben gekeerd’. Van hun kant wijzen zij op Israëls verplichting tot bescherming van de onder bezetting levende Palestijnse bevolking.
Zowel de EU als de Duitse en Franse regering waarschuwden voor een escalatie van het geweld tegen de Palestijnse burgerbevolking. Alom wordt aangedrongen op een hernieuwd mandaat voor TIPH. Daar is het tot dusver bij gebleven: aan woorden geen gebrek, aan actie des te meer.
Steeds weer blijkt dat Europa – hoewel als geen ander verantwoordelijk voor het onstaan van het ‘Israëlisch-Palestijnse conflict’ – geen strategie heeft om de Palestijnen werkelijk te beschermen. In de praktijk worden Israëls daden sanctieloos geaccepteerd. Ook nu lijkt dat weer te gebeuren (€).
Opmerkelijk is verder het gemak waarmee wordt gesteld dat Israël weer eens de Oslo-akkoorden heeft geschonden, verlaten of in gevaar gebracht. Komt er dan een dag, is de vraag, waarop Europa die realiteit omzet in beleid? Dit temeer daar de Palestijnse partner in ‘Oslo’ een enorme prijs betaalt voor de Europese passiviteit.
Niet alleen TIPH verlaat Hebron. Begin februari werd bekend dat de Wereldraad van Kerken haar waarnemers terugtrekt uit de brandhaard. Die worden ‘onophoudelijk geïntimideerd’ door Israëlische kolonisten en militairen. Hun veiligheid kan niet langer worden gegarandeerd. ‘Israël maakt ons het werken onmogelijk’, stelt de organisatie in een persverklaring.
Onder het Ecumenical Accompaniment Programme in Palestine and Israel (EAPPI) worden door de Wereldraad van Kerken sinds 2002 vrijwilligers op de Westoever gestationeerd om eventuele schendingen van de mensenrechten te monitoren. Daartoe zijn zo’n 1.800 vrijwilligers actief. Maar dus niet langer op de plek waar dat het hardst nodig is: in Hebron.
In publicaties over het vertrek van EAPPI wordt gemeld dat meerdere waarnemings- en humanitaire missies Hebron zullen verlaten. Welke dat zijn is onduidelijk, maar om een sneeuwbaleffect te voorkomen zal direct een antwoord moeten worden geformuleerd.
Dat gebeurt nu adhoc, in elk geval ten behoeve van Palestijnse schoolkinderen. Die lopen grote kans om door Israëlische kolonisten of militairen te worden mishandeld. Juist TIPH en EAPPI zagen toe op hun veiligheid op weg naar en van school, en op hun doorgang door de vele checkpoints.
Om het ontstane hiaat op te vangen worden schoolkinderen sinds zondag begeleid door medewerkers van de in Hebron gevestigde organisatie Youth Against Settlements. Die stelde in een verklaring niet in staat te zijn de plaats van TIPH in te nemen, maar in elk geval te willen bereiken dat kinderen naar school kunnen blijven gaan.
De Temporary International Presence in Hebron (TIPH) kwam voort uit resolutie 904 van de VN Veiligheidsraad (maart 1994), waarin wordt opgeroepen tot een mechanisme om de veiligheid en bescherming van de Palestijnse burgerbevolking te garanderen.
Aanleiding was het ‘bloedbad van Hebron’, de slachting die de Amerikaans-Israëlische extremist Baruch Goldstein in februari 1994 in Hebron aanrichtte onder bezoekers van de Ibrahimi-moskee. Daarbij kwamen 29 Palestijnen om en raakten er circa 150 gewond.
Na een aarzelend begin kreeg TIPH verder vorm onder de Oslo II Akkoorden (1995) en het Hebron Protocol (1997). Op 1 februari 1997 begon TIPH aan zijn missie die precies 22 jaar zou duren. Het woord ‘tijdelijk’ (temporary) in de naam van de missie refereert aan het feit dat Israël zich uiterlijk in 1999 zou hebben teruggetrokken uit de bezette gebieden, waarna de missie zou worden beëindigd.
TIPH is vaak omschreven als tandenloos. Toch hielp de aanwezigheid van de waarnemers de Palestijnen wel degelijk beschermen. Niet alleen vanwege de spiedende ogen, maar ook omdat TIPH toegang had tot delen van Hebron die voor anderen gesloten waren, en korte lijnen onderhield met de autoriteiten. Daarnaast speelde TIPH een rol bij de uitvoering van humanitaire en economische projecten.
TIPH vormde een garantie voor althans enige veiligheid van de Palestijnen. Dankzij TIPH konden Israëlische kolonisten en militairen niet onbeperkt hun gang gaan. Dat verandert nu.