Opnieuw blijkt de pro-Israëlische lobby-organisatie CIDI joodse restitutie-gelden te hebben gebruikt voor Israël-promotie. Dat terwijl belangrijke activiteiten ten bate van de joodse gemeenschap uitbleven.
In juli 2019 raakte het CIDI (Centrum Informatie en Documentatie Israël) in opspraak toen bleek dat het tussen 2005 en 2018 substantiële bedragen uit de Maror-gelden – gerestitueerde joodse tegoeden, geoormerkt voor collectieve doelen binnen de joodse gemeenschap – voor discutabele doelen had gebruikt. Zo werd circa 70 duizend euro uitgegeven aan de eigen website, en ruim een half miljoen aan Israël-reizen.
Die trend heeft zich in 2019 explosief doorgezet. Volgens de door de Maror-stichting gepubliceerde besluitenlijst 2019 ontving het CIDI dat jaar bijna 135 duizend euro aan Maror-gelden. Daarvan werd een kleine 75 duizend euro besteed aan Israël-gerelateerde doelen: een ‘Collegetour Zionisme & Israël’ (bijna 15 duizend euro), een ‘Brainstorm-weekend over gecoördineerd Israël-beleid Europa’ (12 duizend euro) en een ‘reis voor journalisten en beleidsmakers’ (ruim 47 duizend euro).
Van 2005 tot en met 2019 ontving het CIDI in totaal 1,9 miljoen euro aan Maror-gelden. De jongerenafdeling van het CIDI (CiJO) toucheerde daarnaast ruim 160 duizend euro. Samen ontvingen zij 15 jaar lang gemiddeld 137 duizend euro per jaar. Daarvan is een substantieel deel besteed aan Israël-promotie: alleen al aan Israël-reizen werd circa 650 duizend euro uitgegeven.
Formeel laten de Maror-reglementen ruimte voor activiteiten in het kader van ‘informatieverschaffing en meningsvorming over Israël’, gemotiveerd met de stelling dat er ‘in niet-Joodse kring veelvuldig onbegrip is over Israëls situatie’. Dat stelt logischerwijs hoge eisen aan die informatieverschaffing. Subsidiëring van een lobby-organisatie met een extreem vooringenomen agenda is dan geen logische keuze.
Dat is ook gebleken. Met name rond de Israël-reizen van het CIDI onstond permanente ophef. Die escaleerde toen in juli 2019 bleek dat twee rechts-extremistische Vlaamse activisten uit de kringen van Vlaams Belang en Pegida deel uitmaakten van een CIDI-reisgezelschap. Vanuit joods perspectief is zo’n alliantie ondenkbaar, maar bij het CIDI ging geen alarm af. In haar rol van Israël-lobbyist was de organisatie een gevaarlijke grens overgestoken.
De kwestie leidde tot heftige reacties. Een aantal (voormalige) CIDI-reizigers schetste een onthutsend beeld van het niveau van de reizen, variërend van ‘eenzijdig en omstreden’ tot ‘keiharde Israël-propaganda’. Ook over de samenstelling van de reisgezelschappen werd hard geoordeeld, onder meer als een bijeengeraapt ‘Rechts Nederland United’. Sommige deelnemers bleken de Maror-subsidie voor persoonlijke doeleinden te aanvaarden, zoals een rendez-vous of een journalistiek experiment.
Eind 2019 brak opnieuw een rel uit rond een CIDI-reis. Toen werd bekend dat VVD-Kamerlid Dilan Yesilgöz en een aantal ambtenaren van de ministeries van Buitenlandse Zaken en Justitie en Veiligheid – allen VVD’er – zich voor hun deelname lieten sponsoren door het CIDI, dat daarvoor Maror-gelden zou hebben gebruikt.
Dat een VVD-Kamerlid zich ondanks haar forse honorarium laat subsidiëren met gelden die de joodse gemeenschap toekomen, is niets minder dan een schandaal. Daarnaast geldt dat sponsoring van ambtenaren door een lobby-organisatie ongewenst, zo niet verboden is. Als hiervoor Maror-gelden zijn gebruikt, mag van alle betrokkenen uitleg worden verlangd. Die is tot dusver uitgebleven.
Aan het discutabele gebruik van Maror-gelden voor Israël-gerelateerde doelen – en de eigen CIDI-website – zit nog een andere kant: die gelden worden niet besteed aan thema’s die voor de Nederlandse joodse gemeenschap van groot belang zijn. Het voornaamste voorbeeld daarvan is de omstreden ‘IHRA-definitie van antisemitisme’, waarmee vormen van kritiek op Israël als ‘antisemitisch’ kunnen worden veroordeeld.
Het CIDI is een prominent pleitbezorger van die gepolitiseerde definitie van antisemitisme en voert al jaren intensief campagne voor invoering ervan, zonder daarover de joodse gemeenschap te hebben geconsulteerd. Sterker, het gaat volledig voorbij aan de brede oppositie tegen de definitie in joodse kring, die in Nederland en daarbuiten al jaren duidelijk zichtbaar is.
Van de circa twee miljoen euro aan toegekende Maror-gelden is door het CIDI geen cent besteed aan ‘informatieverschaffing en meningsvorming’ over de IHRA-definitie. Dat staat in schril contrast met de bedragen die onder die noemer aan Israël-promotie zijn besteed.
De bestedingen weerspiegelen de agenda van het CIDI: het opereert niet zozeer als belangenbehartiger van joods Nederland, maar primair als lobby-organisatie voor Israël. In die rol zijn de politieke belangen van Israël leidend, zelfs al gaan die ten koste van die van de joodse gemeenschap. Hoe letterlijk dat het geval is bleek afgelopen weken, toen duidelijk werd dat het CIDI in zijn rol van Israël-lobbyist opnieuw in racistisch, en zelfs antisemitisch, vaarwater was beland – ditmaal het bruine vaarwater van Forum voor Democratie.
De indringende vragen die de bestedingen oproepen treffen ook de verstrekker van de Maror-gelden, de Stichting Collectieve Maror-gelden Nederland. Die vragen betreffen zowel de Israël-gerelateerde bestedingen als het verstrekken van bijna 70 duizend euro voor de CIDI-website; de stichting schrijft immers ‘dat géén subsidie wordt verstrekt ter ondersteuning van een organisatie’.
De realiteit is dat gerestitueerde joodse tegoeden die bestemd zijn ‘voor collectieve doelen binnen de Joodse gemeenschap in Nederland’ deels ten goede komen aan discutabele, zo niet evident oneigenlijke doelen, en aan een organisatie die zich opnieuw heeft geëncanailleerd met racistisch gedachtengoed. Dat is naar alle maatstaven onacceptabel.