Een Palestijn klaagt de Nederlandse leverancier van vechthonden aan waarmee Israëlische militairen hem in 2014 aanvielen. De rechtszaak maakt duidelijk dat bedrijven die betrokken zijn bij Israëls schendingen van de mensenrechten juridisch ter verantwoording kunnen worden geroepen. Intussen blijft Israël vechthonden inzetten tegen Palestijnse burgers.
Hamzah Abu Hashim was 16 jaar toen Israëlische militairen op 23 december 2014 twee honden op hem loslieten. In zijn woonplaats Bayt Umar, een stadje ten noorden van Al-Khalil (Hebron) op de bezette Westelijke Jordaanoever, vonden die dag confrontaties plaats met Israëlische bezettingstroepen. Palestijnse jongeren protesteren er regelmatig tegen de inbeslagname van land van hun woonplaats ten behoeve van de nabijgelegen illegale kolonie (‘nederzetting’) Karmei Tzur. Door de aanval met de honden raakte Abu Hashim ernstig gewond.
Drie jaar later, in december 2017, heeft Abu Hashim de Nederlandse leverancier van de honden, het bedrijf Four Winds K9, en zijn directeuren voor de rechter gedaagd. Dat schrijft mensenrechtenactiviste Adri Nieuwhof op The Electronic Intifada. Het slachtoffer wordt vertegenwoordigd door Liesbeth Zegveld en Lisa Komp van advocatenkantoor Prakken d’Oliveira.
In een samenvatting van de aanklacht schrijven de advocaten dat Israëlische militairen twee honden zonder muilkorf loslieten op de protesterende jongeren. De honden joegen Abu Hashim op en grepen hem. Tijdens de door de militairen deels op video vastgelegde aanval beten de honden hem diverse keren in zijn benen, armen en schouder. De beelden tonen aan dat de militairen aanvankelijk toekeken terwijl de jongen het uitschreeuwde van pijn, aldus de samenvatting. Nadat hij meermalen was gebeten werden de honden van hem afgehaald en werd hij gearresteerd.
In de video, die destijds werd gepubliceerd door de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem, is ook te zien hoe militairen Hamzah treiteren terwijl de honden aan hem trekken. Je hoort hen schreeuwen: ‘Pak hem, klootzak’ en ‘Wie is er bang?’ Volgens B’Tselem had Michael Ben-Ari, een rechts oud-parlementslid, de video op Facebook gezet. In de dagvaarding staat dat Ben-Ari er de volgende tekst bij had geplaatst: ‘De soldaten hebben de kleine terrorist een lesje geleerd.’
Naar aanleiding van de aanval op Abu Hashim zette NRC Handelsblad de tanden in de zaak. In oktober 2015 schreef de krant dat het bedrijf Four Winds K9 uit Geffen, bij Nijmegen, het Israëlische leger al ruim 23 jaar voorzag van tientallen vechthonden per jaar. De honden waren getraind om burgers aan te vallen. Volgens eigenaar Tonny Boeijen van ‘hofleverancier’ Four Winds K9 waren 90 procent van de honden die het Israëlische leger gebruikte door zijn bedrijf getraind. Advocate Liesbeth Zegveld liet de krant toen al weten dat zij onderzocht of ze juridische stappen tegen Four Winds K9 kon nemen.
In reactie op de publicatie liet minister Lilianne Ploumen voor Buitenlandse Handel weten dat het kabinet de export van de honden aan banden wilde leggen. Kort daarop riep de Palestijnse mensenrechtenorganisatie Al-Haq het kabinet daar in een open brief toe op. ‘De honden worden bewust door Israëlische bezettingstroepen ingezet om Palestijnse burgers te terroriseren en te bijten, vooral tijdens protesten en nachtelijke huiszoekingen’, schreef directeur Shawan Jabarin. Ook de Palestinian Animal League en het Diensten Onderzoek Centrum Palestina (docP) riepen het kabinet op stappen te ondernemen.
In februari 2016 liet minister Ploumen weten dat ze geen juridische basis zag voor een verbod. In plaats daarvan had zij er bij Four Winds K9 op aangedrongen zich te houden aan de UN Guiding Principles on Business and Human Rights. In juni 2016 kondigde het bedrijf aan dat het geen ‘bijthonden’ meer aan Israël zou leveren, maar alleen nog speurhonden. ‘Wij hebben nooit de intentie gehad om mensenrechten te schenden’, zei mede-eigenaar Linda Boeijen tegen NRC.
In de dagvaarding is te lezen dat directeur Tonny Boeijen na het zien van de video in 2015 tegenover NRC erkende dat de honden die Hamzah Abu Hashim aanvielen van zijn bedrijf afkomstig waren. De advocaten Zegveld en Komp beargumenteren dat Four Winds K9 onrechtmatig heeft gehandeld tegenover Abu Hashim.
Zij stellen dat het bedrijf wist, of zou hebben moeten weten, dat het staande praktijk is dat vechthonden worden gebruikt om aan te vallen: het Israëlische leger laat regelmatig honden los op Palestijnse burgers. Zulke aanvallen met vechthonden zijn in strijd met Israëls verplichting onder de Vierde Conventie van Genève om burgers in bezet gebied te beschermen. De advocaten stellen ook dat de geleverde honden Israël in staat stellen ‘zijn gezag uit te oefenen in de Palestijnse gebieden en door te gaan met zijn beleid van illegale Israëlische nederzettingen’.
In de zaak wordt een schadevergoeding voor Abu Hashim geëist, alsmede een verbod voor het bedrijf om nog langer honden aan het Israëlische leger te leveren. Four Winds K9 claimt dat alleen het Israëlische leger verantwoordelijk is voor de door de vechthonden aangerichte schade. De advocaten stellen echter dat het bedrijf een ‘onafhankelijke zorgplicht’ heeft en erop dient toe te zien dat het niet bijdraagt aan het verwonden van mensen als Abu Hashim of aan het handhaven van ‘een situatie die in strijd is met het internationale humanitaire recht en fundamentele mensenrechten’.
Het bedrijf meent ook dat het niet aansprakelijk kan worden gesteld omdat de export van honden met geen enkele specifieke wet of regel in strijd is. De advocaten werpen tegen dat de export hoe dan ook in strijd is met ‘wat volgens ongeschreven wetten gezien moet worden als behoorlijk sociaal gedrag’ zoals gedefinieerd in het Burgerlijk Wetboek.
De rechtszaak tegen Four Winds K9 is ook relevant met het oog op andere bedrijven die betrokken zijn bij Israëls schendingen van het internationaal recht en Palestijnse mensenrechten. De zaak maakt duidelijk dat ook zij juridisch ter verantwoording kunnen worden geroepen wegens het bijdragen aan het in stand houden van ‘een situatie die in strijd is met het internationale humanitaire recht en fundamentele mensenrechten’.
Intussen blijven de Israëlische bezettingstroepen vechthonden inzetten om de Palestijnse bevolking te terroriseren. Maandag publiceerde B’Tselem een huiveringwekkend overzicht van recente nachtelijke invallen van Israëlische troepen in plaatsen op de bezette Westoever, waarbij in drie gevallen honden op burgers werden losgelaten.
De aanvallen hielden deels verband met de klopjacht op de Palestijn Ahmad Nasr Jarrar, die verdacht werd van de moord op een Israëlische kolonist op 9 januari. The Rights Forum schreef eerder al dat bij die klopjacht honden tegen burgers werden ingezet. Jarrar werd op 6 februari bij een nachtelijke inval in het dorp Al-Yamun gedood. Tijdens de klopjacht werden meerdere Palestijnen doodgeschoten, vielen vele honderden gewonden, werd een groot aantal Palestijnen opgepakt, raakten talloze kinderen in shock en werden vier woningen gesloopt.
Bij de door B’Tselem beschreven gevallen drongen tientallen militairen diep in de nacht woonhuizen binnen door de voordeur op te blazen, om vervolgens een hond los te laten op de in bed liggende bewoners. Op 3 februari vreesde in het dorp Burqin de 40-jarige leraar Mabruk Jarrar aan stukken te worden gescheurd toen een hond hem door zijn slaapkamer sleurde. De militairen grepen minutenlang niet in en bleken vervolgens het dier slecht onder controle te hebben, schrijft de Israëlische journalist Gideon Levy in een bloedstollende reconstructie in de krant Haaretz (€). Pas na een kwartier liet de hond de gewonde Jarrar los.
Jarrar werd vervolgens door een militair op zijn neus geslagen en gearresteerd. Pas enkele uren later werd hij voor medische hulp naar een ziekenhuis in Israël gebracht. Daar werd hij aan een bed geketend en vastgehouden. Ruim een week later kreeg hij te horen dat hij kon gaan en op 13 februari werd hij overgebracht naar een ziekenhuis in Nablus, op de Palestijnse Westoever. Waarom hij is opgepakt en mishandeld weet hij niet. Er is geen aanklacht tegen hem ingediend.
In de tussentijd kreeg zijn vrouw Inas (37) nogmaals nachtelijk bezoek van een twintigtal militairen. Zij wilden weten waar Mabruk was en zeiden op zoek te zijn naar ‘Hamasgeld’. Nadat een speurtocht in de woning niets had opgeleverd, moesten Inas, haar 75-jarige schoonmoeder en haar 50-jarige, geestelijk gehandicapte schoonzus zich volledig uitkleden. Ook die vernedering leverde geen Hamasgeld op.
Op 3 februari kreeg ook een Palestijns echtpaar in het dorp Al-Kfir ongewenst bezoek in de slaapkamer. Daarbij werd de 48-jarige Nur al-Din ‘Awad door een hond gebeten terwijl Israëlische militairen in de deuropening toekeken. Ditmaal verdwenen de militairen zonder iemand te arresteren. Een paar minuten later werd er op de achterdeur geklopt. De 42-jarige echtgenote van Nur, Samahir, deed open, haar jongste zoontje in de armen. B’Tselem tekende de nachtmerrie op waarin Samahir vervolgens verzeild raakte:
I was holding Karam, my two-year-old son, who was crying against my breast. I opened the back door the soldiers had knocked on and a dog jumped at me, landing on my chest. I dropped Karam. The dog bit me in the chest and I struggled to get him off me. I managed, but then he bit my left thigh. I tried as hard as I could to get him off. The soldiers stood there watching and did nothing. The whole time, my husband was begging them to call off the dog. One of the soldiers said something in Hebrew to the dog and then it grabbed my left arm for a few minutes, until another soldier came. My arm was bleeding. My husband asked them to treat it but they ignored him.
Dit artikel kwam tot stand met medewerking van Adri Nieuwhof.