Afgelopen vrijdag klaagde Zuid-Afrika Israël aan bij het Internationaal Gerechtshof in Den Haag wegens schending van het Genocideverdrag in Gaza. Op 11 en 12 januari zullen vertegenwoordigers van beide landen door het hof worden gehoord.
Het Internationaal Gerechtshof maakte de data op woensdag 3 januari bekend. Tijdens de hoorzitting op 11 januari zal Zuid-Afrika zijn zaak in Den Haag bepleiten. Een dag later zal Israël zich tegen de aanklacht verweren. Beide zittingen beginnen om 10.00 uur.
Op 29 december jl. spande Zuid-Afrika een procedure tegen Israël aan bij het Internationaal Gerechtshof. In een 84 pagina’s tellend document beschuldigt het Israël van schendingen van het Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide – kortweg het Genocideverdrag – tijdens het offensief dat het sinds 7 oktober 2023 in de Gazastrook voert.
Zowel Zuid-Afrika als Israël hebben het verdrag ondertekend en zijn derhalve verplicht het na te leven. Volgens artikel IX van het verdrag kunnen geschillen over onder andere naleving ervan door ieder land dat partij is bij het verdrag worden voorgelegd aan het Internationaal Gerechtshof. Dat is wat Zuid-Afrika nu doet. Als VN-leden zijn beide landen gehouden de rechtsmacht van het hof, het hoogste gerechtelijke orgaan van de VN, te respecteren.
Zuid-Afrika betoogt dat het, net als tal van andere landen en onafhankelijke deskundigen, herhaaldelijk publiekelijk heeft gewaarschuwd dat Israël zich schuldig maakt aan schending van het verdrag, en Israël heeft opgeroepen zijn gewraakte activiteiten in Gaza te staken. In reactie daarop wees Israël de beschuldiging als ‘schandelijk’, ‘vals’ en ‘antisemitisch’ van de hand, aldus het Zuid-Afrikaanse document, en stelde het dat het zich in Gaza keurig aan het verdrag en het internationaal recht houdt en zijn activiteiten zal voortzetten en zelfs zal opvoeren.
Dat gaf Zuid-Afrika naar eigen zeggen – mede gezien zijn verplichting als verdragspartij om genocide te helpen voorkomen – geen andere keus dan naar het Internationaal Gerechtshof te stappen. Het verzocht het hof om met spoed een hoorzitting te houden, en bovendien ‘gezien de ernst van de situatie’ versneld ‘voorlopige maatregelen’ tegen Israël vast te stellen en ‘Israël op te roepen onmiddellijk een einde te maken aan alle militaire aanvallen die een schending van het Genocideverdrag vormen of daartoe aanleiding geven’. Volgens het Reglement van het Gerechtshof heeft een ‘verzoek tot aanwijzing van voorlopige maatregelen voorrang boven alle andere zaken’.
Kort gezegd beschuldigt Zuid-Afrika Israël van daden en nalatigheden met een ‘genocidaal karakter’, gericht op ‘de vernietiging van een substantieel deel van de Palestijnse nationale, raciale en etnische groep, namelijk het deel in de Gazastrook’. Op pagina 70-71 van het genoemde document specificeert het welke artikelen van het Genocideverdrag Israël schendt, en op welke wijze. Die specificatie wordt gevolgd door de aan Israël gestelde eisen (pagina 71-72), waaronder natuurlijk de eis dat het zijn gewraakte activiteiten staakt, betrokkenen bestraft of laat bestraffen, herhaling uitsluit en slachtoffers schadeloos stelt. Vanaf pagina 72 volgt een overzicht van de door Zuid-Afrika van het hof gevraagde ‘voorlopige maatregelen’.
Het grootste deel van het document (pagina 9-59) is gewijd aan een veelomvattend, gedetailleerd en huiveringwekkend feitenoverzicht waarmee Zuid-Afrika zijn beschuldigingen onderbouwt. Daarin wordt het vernietigende Israëlische offensief in Gaza, zoals ook van dag tot dag gedocumenteerd door de VN, in de context geplaatst van de gewelddadige maatregelen waarmee Israël de bevolking van de Gazastrook al veel langer controleert. Het feitenoverzicht wordt gevolgd door een al even huiveringwekkende bloemlezing van uitspraken van Israëlische bewindslieden en vooraanstaande politici, militairen en anderen waaruit een ‘genocidale intentie’ spreekt (pagina 59-67).
Israëls besluit om zich in Den Haag te verweren kwam voor menigeen als een verrassing. In eerdere gevallen, zoals de aanklacht inzake de Israëlische ‘Muur’ op de Westelijke Jordaanoever waarover het Internationaal Gerechtshof zich in 2004 uitsprak, zag het daarvan af en trok het zich ook niets van de uitspraak van het hof aan. De reden dat het zich nu wel verweert is, menen diverse deskundigen, waarschijnlijk dat deze zaak op een concrete veroordeling en diplomatieke sancties kan uitdraaien, terwijl de uitspraak van het hof over de Muur een adviesopinie (Advisory Opinion) was en gevolgd werd door een resolutie van de Algemene Vergadering van de VN waarvan Israël zich per definitie niets aantrekt.
Tijdens een persconferentie herhaalde een woordvoerder van de Israëlische regering dinsdag dat Israël het internationaal recht respecteert en alles in het werk stelt om de burgerbevolking van Gaza te ontzien. Hij beschuldigde Zuid-Afrika in termen die iedereen die Israëlische misdaden aan de kaak stelt ten deel valt: het land zou zich ‘strafrechtelijk medeplichtig maken aan het bloedbad van 7 oktober in Israël’, heulen met ‘de moderne erfgenamen van de nazi’s’ en zich schuldig maken aan ‘bloedsmaad tegen de Joodse staat’. Op 29 december gaf Israël een vergelijkbare verklaring uit.
De grofheden kunnen niet verbloemen dat Israël hard op weg is Gaza compleet onleefbaar te maken, dat ‘genocidale uitlatingen’ van Israëlische bewindslieden ook nu nog aan de orde van de dag zijn, dat de Israëlische regering naar eigen zeggen geheime besprekingen voert met (Afrikaanse) landen om ‘vrijwillige migranten uit Gaza’ op te nemen, en dat Congo zich volgens Israël inmiddels bereid heeft verklaard om ‘duizenden Palestijnen die vrijwillig uit Gaza vertrekken’ op te nemen.