Caterpillar levert de bulldozers waarmee Israël de Palestijnse samenleving sloopt. ABP is al het vijfde Nederlandse pensioenfonds dat om die reden zijn aandelen van de hand doet. Dat is goed nieuws, maar we zijn er nog niet.
Het heeft jaren geduurd, maar eindelijk nemen de Nederlandse pensioenfondsen afstand van bedrijven die actief zijn in Israëls illegale nederzettingenproject. ABP, Europa’s grootste pensioenfonds, zette deze week een grote stap met het uitsluiten van één van de beruchtste bedrijven op dat gebied.
Caterpillar is een Amerikaans bedrijf dat bouw- en mijnbouwwerktuigen produceert en verkoopt. Het ligt al jaren onder vuur vanwege zijn rol in de Israëlische bezetting van Palestina. Bulldozers – berucht is de D9 – en graafmachines van Caterpillar worden door Israël systematisch ingezet bij de vernietiging van Palestijnse huizen, wegen en olijfgaarden, bij de aanleg van illegale nederzettingen en de bouw van de illegale ‘Afscheidingsmuur’.
De stap van ABP is het gevolg van een verscherpt beleggingsbeleid, schrijft het fonds op zijn website. Onder de kop ‘Beleggingen in conflictgebieden’ blijkt al uit de eerste alinea dat ‘de vele vragen […] over de oorlog die woedt in Gaza’ hebben bijgedragen aan de motivatie van ABP om verantwoorder te beleggen.
Dat gebeurt volgens heldere criteria: ‘Voldoen bedrijven niet aan onze criteria, dan gaan we dus in gesprek. Data en informatie over bedrijven zijn hierbij cruciaal. Daar waar de beschikbare data tekortschieten, doen we gericht onderzoek. Leidt het gesprek met bedrijven niet tot de gewenste resultaten, dan zal ABP uiteindelijk niet (meer) in deze bedrijven beleggen.’
Dat is Caterpillar nu overkomen, net als onder meer Booking Holdings, Airbnb, Expedia en Motorola. Een klein jaar geleden bedroegen ABP’s beleggingen in die vijf bedrijven volgens een inventarisatie van The Rights Forum bijna 888 miljoen euro. Daarvan zijn nu de aandelen verkocht. Met de obligaties gaat hetzelfde gebeuren, schrijft ABP.
Eerder werd Caterpillar uitgesloten door het Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW) en de pensioenfondsen PME, PMT en BpfBouw. De vijf grootste Nederlandse pensioenfondsen hebben nu hun posities in Caterpillar afgebouwd. Daarmee is naar verluidt ruim een half miljard euro aan beleggingen gemoeid.
De fondsen hebben hierbij ook een eigenbelang. Investeringen in bedrijven die zich schuldig maken aan illegale activiteiten houden voor de beleggers immers financiële risico’s in. Ook voorkomen zij mogelijke juridische aanklachten vanwege steun aan bedrijven die medeplichtig zijn aan oorlogsmisdaden of schendingen van de mensenrechten.
De stap van ABP illustreert een belangrijke kentering: grote Nederlandse financiële instellingen trekken zich terug uit bedrijven die winst behalen uit activiteiten in (of gerelateerd aan) illegale Israëlische nederzettingen. Daarmee sluiten ze aan bij een bredere internationale trend waarin klanten, investeerders en toezichthouders zich steeds nadrukkelijker beroepen op de verplichtingen van bedrijven onder het internationaal recht en de mensenrechten.
Een belangrijke factor in deze ontwikkeling is de groeiende internationale aandacht voor de rol van bedrijven in de Israëlische bezetting. Een belangrijke bijdrage hieraan leverde Francesca Albanese, de speciale VN-rapporteur voor de bezette Palestijnse gebieden, met haar in juli verschenen rapport From economy of occupation to economy of genocide.
Daarin documenteerde zij de Israëlische bezetting niet alleen als politieke en militaire realiteit, maar ook als winstgevend economisch project. Zij stelde dat economische samenwerking met de nederzettingen neerkomt op medeplichtigheid aan ernstige schendingen van het internationaal recht, en wees expliciet op de plichten van staten en bedrijven om zich daarvan te onthouden.
Daarnaast publiceerde de VN-Mensenrechtenraad juist afgelopen week een update van zijn ‘zwarte lijst’ – een database van bedrijven die profiteren van de illegale nederzettingen. Waar de oorspronkelijke lijst in 2020 al tot opschudding leidde, is de huidige nog veel omvangrijker. Er werden bijna zeventig nieuwe bedrijven toegevoegd ten opzichte van de laatste versie uit 2023.
Op de lijst komt in de vorm van Booking.com nog één Nederlands bedrijf voor. In dit bedrijf werd tot voor kort door Nederlandse financiële instellingen nog op grote schaal geïnvesteerd. Maar uit de laatste overzichten van onder meer ABP en PFZW is ook dit bedrijf verdwenen. In mei 2024 deed The Rights Forum samen met drie partners aangifte tegen Booking; die zaak loopt nog altijd.
Ook ervaren investeerders groeiende politieke druk. Uitspraken van het Internationaal Gerechtshof en resoluties van de Algemene Vergadering van de VN maken duidelijk dat staten verplicht zijn om geen hulp of steun te verlenen aan de illegale situatie die Israël in de bezette gebieden in stand houdt. Dit geldt niet alleen voor overheden, maar ook voor private instellingen zoals pensioenfondsen, banken en verzekeraars.
De internationale druk vindt dus steeds vaker weerklank. Het principe dat bedrijven en investeerders niet mogen bijdragen aan oorlogsmisdaden, apartheid of genocide wordt steeds breder toegepast. Waar instellingen eerder verwezen naar dialoog (engagement), groeit nu het besef dat desinvesteren de enige geloofwaardige optie is.
Het besluit van ABP en de andere grote Nederlandse pensioenfondsen om Caterpillar uit te sluiten is een mijlpaal in de strijd voor verantwoord beleggen en tegen het faciliteren van de Israëlische bezetting van Palestina. Maar we zijn er nog niet.
Uit onderzoek van de coalitie Don’t Buy Into Occupation, waar ook The Rights Forum deel van uitmaakt, blijkt dat Nederlandse banken, verzekeraars en pensioenfondsen nog altijd miljarden investeren in bedrijven die betrokken zijn bij de nederzettingen, militaire infrastructuur en de Afscheidingsmuur. Daaronder bedrijven die cement leveren, bewakingsapparatuur produceren of transportdiensten verlenen aan Israëlische kolonisten.
Dat moet nú veranderen: niet alleen Caterpillar, maar álle bedrijven die profiteren van de illegale nederzettingen moeten uit de beleggingsportefeuilles verdwijnen. Alleen zo kunnen Nederlandse financiële instellingen werkelijk in overeenstemming handelen met internationaal recht, de UN Guiding Principles on Business and Human Rights, OESO-richtlijnen en hun eigen richtlijnen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Dat dit proces op gang is gekomen, is mede te danken aan de vasthoudendheid van maatschappelijke organisaties, onderzoekers en activisten. Hun boodschap klinkt steeds luider door in de bestuurskamers van de grootste financiële instellingen: wie belegt in bezetting en apartheid, belegt in onrecht.