Met zijn rapport over Israëlische apartheid gooit Human Rights Watch een steen door de ruiten van de fractiekamers aan het Binnenhof. Israël begaat misdrijven tegen de menselijkheid, en Nederland is medeschuldig. Een fundamentele beleidswijziging is noodzakelijk.
Het vorige week verschenen rapport van Human Rights Watch over Israëlische apartheid is in elk geval in één milieu als een bom ingeslagen. In kringen van de zogenoemde Israël-lobby werd het met hysterie ontvangen, en dat is altijd een goed teken.
Aan de vergadertafels van Israëls rechtse politieke establishment en zijn internationale fans werden de mouwen opgestroopt en vloeide de vitriool rijkelijk. De vooraanstaande mensenrechtenorganisatie met haar New-Yorkse Joodse roots kreeg de full monty: ‘Antisemitisch, anti-Israëlisch, vijandig, hypocriet, opruiend.’ Ook werd er – niet meer weg te denken als het over apartheid gaat – schande van gesproken dat Israël een ‘apartheidsstaat’ wordt genoemd en ‘met Zuid-Afrika wordt vergeleken’.
Het grappige is dat Human Rights Watch helemaal geen vergelijking met Zuid-Afrika maakt, en zich al evenmin inlaat met het begrip ‘apartheidsstaat’. Op pagina 9 schrijft het: ‘Apartheidsstaat is een concept dat niet is gedefinieerd in het internationaal recht.’ Maar daar trekt men zich aan de genoemde vergadertafels niets van aan.
De vraag die Human Rights Watch stelt is niet of Israël een apartheidsstaat is, maar of de Israëlische regering zich schuldig maakt aan twee specifieke misdrijven tegen de menselijkheid, te weten apartheid en vervolging. Voor een antwoord zet het de situatie in Israël en de bezette gebieden af tegen de internationale toetsstenen voor beide misdrijven – de definities in het Verdrag tegen Apartheid en het oprichtingsverdrag van het Internationaal Strafhof, het Statuut van Rome. Dat doet het secuur, transparant en met grote kennis van zaken.
De in meer dan tweehonderd pagina’s onderbouwde conclusie is dat de Israëlische regering zich in het gehele door haar gecontroleerde gebied schuldig maakt aan bevoorrechting van Joden boven Palestijnen, aan institutionele discriminatie. In delen van het gebied neemt die de vorm aan van systematische onderdrukking en grootschalige schendingen van mensenrechten – in de Negev bijvoorbeeld, dus in Israël zelf, maar het sterkst in de bezette gebieden. Daar ook overschreidt Israël de drempel naar apartheid en vervolging. De conclusie van Human Rights Watch is glashelder: Israël begaat misdrijven tegen de menselijkheid.
Wat dit voor een Palestijn betekent is sterk afhankelijk van zijn of haar verblijfplaats: woont hij of zij in de Negev, de Galilee, elders in Israël, in Oost-Jeruzalem, op de Westelijke Jordaanoever, in Gaza of als vluchteling in de diaspora? Alle Palestijnen zien hun rechten beknot, maar in wisselende mate. Human Rights Watch geeft het principe goed weer:
Iedere dag worden in Gaza Palestijnen geboren in een openluchtgevangenis, op de Westelijke Jordaanoever zonder burgerrechten, in Israël met een inferieure wettelijke status, en in buurlanden feitelijk veroordeeld tot levenslange vluchtelingenstatus, net als hun ouders en grootouders voor hen, en louter omdat zij niet Joods zijn.
Hoe belangrijk ook, verrassend zijn de bevindingen niet. De situatie in Israël en de bezette gebieden is overbekend, niet in het minst dankzij eerdere rapporten van Human Rights Watch en een leger andere mensenrechtenorganisaties, waaronder veel Israëlische en Palestijnse. De afgelopen jaren is ook al herhaaldelijk geconcludeerd dat Israël zich schuldig maakt aan apartheid, onder meer door de Israëlische mensenrechtenorganisaties Yesh Din en B’Tselem, Palestijnse mensenrechtenorganisaties als Al-Haq, de Palestijnse denktank Al-Shabaka, politiek analist Nathan Thrall, emeritus hoogleraar (en lid van de Raad van Advies van The Rights Forum) John Dugard en de United Nations Economic and Social Commission for Western Asia (ESCWA). Enkele van deze publicaties zijn door het Nederlands Palestina Komitee in het Nederlands vertaald en samengebracht in een dossier over Israëlische apartheid.
Wie nog mocht twijfelen of Palestijnen ook in Israël zelf een minderwaardige status hebben, werd in 2018 met het aannemen van de Wet op de Joodse Natiestaat door het Israëlische parlement met de neus op de feiten gedrukt. In die ‘basiswet’ – een wet met grondwettelijke status – definieert Israël zichzelf niet als staat van en voor al haar burgers, maar als ‘natiestaat voor het Joodse volk’. Kenmerk van die Joodse staat is dat Joden er meer rechten hebben dan niet-Joden. De beroemde Joodse pianist en dirigent Daniel Barenboim was destijds een van talloze Joodse en niet-Joodse critici die de wet ‘racistisch’ en ‘een duidelijke vorm van apartheid’ noemden.
Maar alle voorhanden kennis heeft niet geleid tot verandering of ook maar tot actie van de internationale gemeenschap. Alle oproepen aan die gemeenschap om Israël tot de orde te roepen – van mensenrechtenorganisaties, maar ook van het Internationaal Gerechtshof, de Veiligheidsraad en andere VN-organen – zijn in de regeringscentra gesmoord en genegeerd. Alle mogelijkheden die Den Haag, Brussel en de rest van de internationale gemeenschap hebben om Israël onder druk te zetten zijn onbenut gelaten. De internationaalrechtelijke verplichtingen om ze wél te benutten zijn aan de kant geschoven.
Nederland en veel andere landen blijven de banden met Israël aanhalen, en kijken met de armen over elkaar toe hoe dat de fundamentele rechten van miljoenen Palestijnen op vaak uiterst gewelddadige wijze schendt, generatie na generatie. Soms laten de landen een protest horen, als Israël weer eens een uitbreiding van zijn illegale kolonies (‘nederzettingen’) in bezet gebied aankondigt of een Palestijnse school of dorp sloopt, maar als Israël één ding heeft geleerd is het dat sancties uitblijven en het straffeloos zijn gang kan blijven gaan.
Den Haag en Brussel hebben er zelfs geen moeite mee Israëls koloniseringsproject – onder de definitie in het Statuut van Rome een oorlogsmisdrijf – actief te steunen. De kolonisten zijn van harte welkom om hun producten op de Nederlandse en Europese markten te verkopen, zodat in de nederzettingen de schoorstenen kunnen blijven roken. De overheid zelf doet groot zaken met Israëls militaire industrie, die tot over de oren betrokken is bij de bezetting van Palestijns gebied en de onderdrukking van de Palestijnse bevolking.
‘Gedogen’ is een te milde term voor deze houding. Dat stadium is een jaar of twintig geleden gepasseerd. Landen die blijven weigeren de grootschalige misdaden een halt toe te roepen en de Palestijnen de bescherming te bieden die ze toekomt, maken zich medeschuldig aan die misdaden en drijven de spot met hun verplichtingen onder het internationaal recht en de universele mensenrechten. Dat telt in Den Haag, de mondiale ‘Hoofdstad van Vrede en Recht’, dubbel zwaar.
Human Rights Watch besefte dat er nog meer nodig is om de internationale gemeenschap tot naleving van haar verplichtingen te brengen, dat de misdaden nóg een keer moesten worden opgetekend, ditmaal voorzien van de bijbehorende huiveringwekkende labels: APARTHEID! VERVOLGING! Minder dan een jaar geleden velde de organisatie in een even degelijke analyse hetzelfde harde oordeel over het toenmalige regime in Myanmar, een van de vele landen waartegen Nederland en de EU wél sancties treffen – ze werden juist vorige week verlengd.
Scherp hekelt Human Rights Watch de cynische wijze waarop de internationale gemeenschap het zogeheten ‘vredesproces’ is gaan misbruiken om Israël uit de wind te houden. In de internationale politieke arena heerst het dogma dat de misdrijven jegens de Palestijnen symptomen zijn van een inmiddels 54 jaar durende ‘tijdelijke’ militaire bezetting, waaraan door het vredesproces een eind zal komen.
Dat proces sleept zich al meer dan 25 jaar voort en verkeert sinds 2014 in een diep coma, maar moet er volgens Den Haag en Brussel ooit toe leiden dat de Palestijnen in onderhandelingen met hun overheerser recht wordt gedaan. Wanneer, dat weet niemand, er bestaat ook geen plan voor en op initiatieven is Den Haag nooit te betrappen geweest. Ook het feit dat Israël luid en duidelijk te kennen geeft de overheersing van de bezette gebieden nooit te zullen opgeven en fundamentele Palestijnse rechten niet te zullen respecteren biedt geen vertrouwen in het proces, laat staan in een spoedige rechtvaardige vrede.
Niettemin worden de Palestijnen geacht zich in afwachting van het grote moment de Israëlische overheersing te laten welgevallen. En hun lot lijdzaam te ondergaan, en zich vooral niet te bezondigen aan geweld of andere ‘eenzijdige acties’, want dan ‘schaden zij het perspectief op vrede’ en draait de overheerser de duimschroeven nog harder aan.
Met het rapport gooit Human Rights Watch een steen door de ruiten van de fractiekamers aan het Binnenhof. Israël begaat misdrijven tegen de menselijkheid, en Nederland is medeschuldig – de boodschap van een van ‘s werelds meest vooraanstaande mensenrechtenorganisaties aan onze volksvertegenwoordigers is niet mis te verstaan. Door Israël niet met maatregelen tot de orde te roepen negeert Den Haag zijn verplichting daartoe onder internationaal recht en ontzegt het de Palestijnen het recht op bescherming.
Mensenrechten en het recht op bescherming tegen misdrijven hoef je niet te verdienen, al helemaal niet na 54 jaar. Ze zijn universeel en komen iedereen toe. Hun spiegelbeeld is de verplichting voor staten om die rechten te garanderen en beschermen. Met hun eed op de Grondwet binden onze volksvertegenwoordigers zich daar ook persoonlijk aan.
Veel te lang hebben opeenvolgende ministers van Buitenlandse Zaken, met steun van de Tweede Kamer, beweerd dat sancties tegen Israël ‘averechts werken’. Zij beriepen zich op een ‘speciale relatie’ met het land, die hen in staat zou stellen wezenlijke diplomatieke invloed uit te oefenen. De realiteit geeft het tegenovergestelde beeld te zien: in de schaduw van de ‘speciale relatie’ hebben de bezetting en overheersing zich dieper verankerd en hebben apartheid en vervolging zich kunnen ‘uitzaaien’, zoals Human Rights Watch het treffend uitdrukt.
Geen andere ontwikkeling illustreert het echec van de Haagse formule zo scherp als de voortgaande illegale Israëlische kolonisering van bezet gebied. Gedurende het vredesproces verviervoudigde Israël het aantal kolonisten in de ‘nederzettingen’, tot zo’n driekwart miljoen. Vorig jaar maakte het zich op om een groot deel van het bezette gebied formeel in te lijven (te ‘annexeren’), een voornemen dat nog altijd op de politieke agenda staat. Maar ook zonder annexatie is de kolonisering voldoende ‘uitgezaaid’ om te voorkomen dat in het gebied een soevereine, aaneengesloten en levensvatbare Palestijnse staat tot wasdom kan komen. En dat was gedurende de afgelopen 25 jaar het doel van de door de internationale gemeenschap gepropageerde vredesformule – de ‘tweestatenoplossing’ – en de raison d’être van het vredesproces.
Het roer moet rigoureus om, stelt Human Rights Watch, een oproep die wij steunen. Wij bepleiten een fundamenteel debat in de Tweede Kamer met de betrokken ministers, over het Israël/Palestina-beleid in het algemeen en de medeschuldigheid van Nederland aan de gesignaleerde misdrijven in het bijzonder.
Daarbij onderstrepen we dat de Israëlische overheersing gepaard gaat met aanzienlijk meer misdaden dan door Human Rights Watch in het huidige rapport uitgelicht. Andere voorbeelden van praktijken die in het Statuut van Rome worden gedefinieerd als oorlogsmisdrijven en/of misdrijven tegen de menselijkheid zijn de kolonisering van bezet gebied, het doden of verminken van burgers die geen militaire bedreiging vormen, het slopen van scholen en andere elementaire voorzieningen (water, elektriciteit, humanitaire projecten) zonder dat daarvoor een militaire noodzaak bestaat, het onthouden van een eerlijk proces aan en het martelen en naar Israël overbrengen van Palestijnse verdachten, het slopen van woningen van gezinnen van Palestijnse verdachten, en zo meer.
Essentieel is dat het visioen van het vredesproces plaatsmaakt voor beleid geënt op wat zich daadwerkelijk afspeelt en op naleving van internationaalrechtelijke verplichtingen. Die zijn niet bedoeld om af te wachten of een regime dat zich schuldig maakt aan oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid in de toekomst misschien het leven betert, maar om het tot respect voor het recht te brengen en slachtoffers in bescherming te nemen, hier en nu. En met wat goede wil laat zich op dat fundament een vredesproces bouwen dat wél die term verdient.