Israël gebruikt het Songfestival om de onderdrukking van de Palestijnen te normaliseren en zijn besmette imago op te poetsen. Duncan Laurence en AvroTros negeren de Palestijnse oproep om daar niet aan mee te werken.
Van 14 tot 18 mei vindt in de Israëlische hoofdstad Tel Aviv het Eurovisie Songfestival plaats. Nederland wordt daar vertegenwoordigd door Duncan Laurence. AvroTros organiseert de Nederlandse inbreng en verzorgt de live-uitzendingen.
De artiest en de omroep zijn door de Palestijnen opgeroepen het Songfestival te mijden. Die stellen dat het evenement wordt misbruikt om Israëls misdaden tegen de Palestijnen te normaliseren en wit te wassen, en roepen Duncan Laurence en AvroTros op daar niet aan mee te werken.
De Nederlandse afvaardiging heeft de Palestijnse oproep echter geen blik waardig gegund en doet er hardnekkig het zwijgen toe. Ten onrechte. De Palestijnen hebben recht op een onderbouwde reactie – het gaat hier om mensenlevens – en ook het Nederlandse publiek heeft recht op een verklaring.
‘Kun je optreden in een staat die een volk onderdrukt, een land bezet en koloniseert, en zich te buiten gaat aan immense misdaden en wreedheid?’ Samengevat is dat de vraag die Laurence en AvroTros te beantwoorden hebben. Niet alleen vanuit moreel oogpunt, maar ook omdat sprake is van een officiële Nederlandse afvaardiging, die wordt gefinancierd uit publieke middelen.
Om die reden agendeert The Rights Forum dit onderwerp nogmaals. In dit eerste artikel geven we een beknopt overzicht van de Palestijnse oproep tot boycot, van de internationale organisaties en groeperingen die zich daarbij hebben aangesloten en van de protesten in Nederland. In volgende artikelen belichten we een aantal concrete voorbeelden die de Palestijnse oproep onderbouwen.
In juni 2018 riepen Palestijnse maatschappelijke organisaties op tot een boycot van het Songfestival op Israëlische bodem. Zij stellen dat het evenement door het Israëlische regime wordt misbruikt voor het normaliseren van de Israëlische apartheid en het witwassen van Israëls misdaden tegen de Palestijnen. Organisatoren en deelnemers laten zich gebruiken voor de ‘Brand Israel’-campagne, bedoeld om het ‘merk’ Israël een acceptabel en cultuurminnend gezicht te geven, luidt het Palestijnse verwijt.
De boycot-oproep komt uit het hart van de Palestijnse samenleving. Tot de ondertekenaars behoren de vakbond van Palestijnse rtv-journalisten, het netwerk van Palestijnse culturele organisaties en de PACBI (Palestinian Campaign for the Academic and Cultural Boycott of Israel). Die laatste organisatie stond mede aan de basis van de BDS-oproep, en vertegenwoordigt de belangen van het Palestijnse maatschappelijke middenveld.
Eind maart schaarden ruim honderd prominente Palestijnse artiesten zich achter de oproep tot boycot. Zij wijzen erop dat de deelnemers de wereld zullen toezingen vanuit de Expo Tel Aviv, een evenementenhal die is gebouwd op de ruïnes van het Palestijnse dorp Al-Shaykh Muwannis, waarvan de bewoners in 1948 door joodse militia op de vlucht werden gedreven. De tweede locatie, het voor feestvierende fans ingerichte Eurovision Village, is gebouwd in een park dat werd aangelegd om de ruïnes van een ander Palestijns dorp (een wijk van Jaffa), Al-Manshiya, aan het oog te onttrekken.
De vraag aan de organisatoren en deelnemers om respect op te brengen voor locaties die voor miljoenen Palestijnen betekenis hebben, zou niet gesteld hoeven worden. Dat Israël tracht elke herinnering aan Palestina uit te wissen, betekent niet dat artiesten en omroepen een vrijbrief hebben daaraan bij te dragen.
Ook wordt respect verwacht voor het feit dat de uit beide dorpen verdreven Palestijnen en hun nazaten op slechts enkele tientallen kilometers afstand moeten toezien hoe op de ruïnes van hun rechtmatige woonplaatsen en bezittingen wordt gefeest. Zelf kunnen zij er niet bij zijn, levend onder Israëlische bezetting in vluchtelingenkampen of de humanitaire hel van Gaza.
De Palestijnse vluchtelingen en hun nazaten hebben, net als vluchtelingen van ieder ander volk, het recht van terugkeer naar de woonplaatsen waaruit zij zijn verdreven. In het geval van de Palestijnen is dat recht in 1948 specifiek bevestigd in VN-resolutie 194, die ook van toepassing was op de erkenning van de staat Israël door diezelfde VN. Sindsdien wordt de Palestijnen hun erkende recht van terugkeer echter door Israël ontzegd en is de vluchtelingenpopulatie uitgegroeid tot 7,25 miljoen personen, de grootste ter wereld.
De Palestijnse oproepen krijgen op grote schaal bijval. Zo sprak een groep Israëlische artiesten zich uit tegen het in Israël te houden Songfestival. Zij onderstrepen dat het Israëlische regime het Songfestival als PR-middel misbruikt om de ‘militaire bezetting, apartheidspolitiek en etnische zuivering’ een acceptabel gezicht te geven.
En ook zij wijzen op de etnisch gezuiverde Palestijnse dorpen die onder de Songfestival-locaties verborgen liggen, maar stellen bovendien dat de verdringing van de Palestijnen uit Jaffa – deel van de metropool Tel Aviv-Yafo – tot op de dag van vandaag doorgaat. Niet meer met militaire middelen, maar met economische en juridische.
Ook onder andere collega’s van Duncan Laurence bestaat brede steun voor de Palestijnse oproep tot boycot. Ruim 140 internationale artiesten publiceerden een solidariteitsverklaring en oproep tot boycot. Een groep van 67 Nederlandse artiesten sloot zich daarbij aan. Brian Eno en Roger Waters publiceerden hun eigen, uitstekend onderbouwde oproepen.
Ook binnen de internationale LGBTQIA-gemeenschap bestaat brede steun voor de Palestijnse boycot-oproep, waarbij zich meer dan honderd organisaties (waaronder vier uit Nederland en drie uit België) aansloten. In talloze landen kwamen initiatieven van de grond, gericht op de nationale deelnemers en tv-zenders. In IJsland werd een oproep tot boycot bijna 20 duizend maal getekend, oftewel door zo’n zes procent van de inwoners.
In Nederland zwelt het protest tegen deelname aan het Songfestival in Tel Aviv aan. Het gespecialiseerde journalistieke platform Eurostory gaf die protesten een stem door Ghada Zeidan (oprichtster van Palestine Link) en Dorien Ballout (medewerkster van docP) aan het woord te laten. Hun argumenten spreken, net als die van Brian Eno en Roger Waters, voor zich. (Overigens werd ook Esther Voet, redactrice bij het Nieuw Israëlietisch Weekblad en voorstander van het Songfestival in Tel Aviv, door Eurostory aan het woord gelaten.)
Door het Diensten en Onderzoek Centrum Palestina (docP) wordt een protest-campagne gevoerd tegen de Nederlandse deelname aan het Songfestival, die al door meer dan 1250 tv-kijkers is getekend. Burgers en organisaties die vinden dat de boycot-oproep van de Palestijnen serieus genomen dient te worden, worden aangespoord hun stem te verheffen en zelf contact op te nemen met AvroTros.
In onze sectie Achtergronden is een aantal boeken en documentaires opgenomen over de ontvolking van Palestina tijdens de Nakba (1947-1949) en de Naksa (1967).
Ik koester een diepgewortelde hoop op vrede in het midden-oosten met gerechtigheid als basis.
Doekle Terpstra
Bestuurder