Na een lange periode van vooronderzoek stelt het Internationaal Strafhof een officieel onderzoek in naar mogelijke Israëlische en Palestijnse oorlogsmisdaden in bezet Palestijns gebied. De Palestijnen verwelkomen het besluit, Israël beschuldigt het hof van antisemitisme.
Het Internationaal Strafhof stelt een officieel onderzoek in naar ‘de situatie in Palestina’. Dat maakte hoofdaanklaagster Fatou Bensouda woensdag bekend. Het onderzoek spitst zich toe op mogelijke Israëlische en Palestijnse oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid, begaan in door Israël bezet gebied sinds 13 juni 2014.
Daarbij zal met name worden gekeken naar de grootschalige Israëlische aanval op Gaza in 2014 (‘Operation Protective Edge’), de raketbeschietingen van Hamas en andere Palestijnse groeperingen op Israël, het doden en verwonden van Palestijnse betogers in Gaza door Israëlische scherpschutters tijdens de ‘Grote Mars van Terugkeer’-demonstraties in 2018 en 2019, en de Israëlische kolonisering van de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem. In het onderzoek zal worden nagegaan welke personen verantwoordelijk zijn voor de eventuele misdaden. Hen wacht vervolgens berechting in Den Haag, de zetel van het hof.
Het besluit volgt op een door Bensouda in januari 2015 ingesteld vooronderzoek. Daarin werd beoordeeld of is voldaan aan de criteria voor het openen van een officieel onderzoek. In december 2019 maakte Bensouda bekend daarvan overtuigd te zijn. Ze stelde ‘dat er oorlogsmisdaden zijn of worden begaan op de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem, en in de Gazastrook’, en dat het Strafhof daaruit voortvloeiende zaken kan onderzoeken.
Bensouda maakte nog één voorbehoud: ze wilde zekerheid over de rechtsbevoegdheid van het Strafhof in de bezette gebieden. Bensouda zelf kende geen twijfel, maar Israël stelde dat het hof die bevoegdheid niet heeft. Om te voorkomen dat dit punt in een later stadium tot discussie zou leiden, verzocht ze een speciale Kamer van het hof (de ‘Pre-Trial Chamber 1’) een juridisch oordeel over de kwestie te vellen.
Een maand geleden oordeelde de Kamer dat het hof rechtsmacht heeft in de bezette gebieden. Daarnaast oordeelde ze dat Palestina, als bij het Strafhof aangesloten staat, gerechtigd is zaken aan te dragen, en dat de aanklaagster, gezien de uitkomst van haar verkennend onderzoek, verplicht is een officieel onderzoek in te stellen. Daarmee was de weg vrij voor Bensouda’s aankondiging van woensdag.
In haar bekendmaking onderstreept Bensouda de verplichting die zij heeft om zaken als deze te onderzoeken. Nauwgezet beschrijft ze hoe ze de afgelopen jaren de procedure heeft gevolgd die het oprichtingsverdrag van het hof – het Statuut van Rome – voorschrijft wanneer aangesloten staten zaken aanhangig maken. Ze benadrukt dat ieder onderzoek ‘onafhankelijk, onpartijdig en objectief’ wordt uitgevoerd, ‘zonder angst of bevoorrechting’.
Ook beklemtoont Bensouda dat tijdens iedere gezette stap de betrokken staten en vele andere partijen zijn gehoord. Ook tijdens het komende onderzoek zal voortdurend contact worden gehouden met de Israëlische en Palestijnse regering, en worden nagegaan in hoeverre beide zelf overgaan tot onderzoek van de vermeende misdaden en berechting van de verantwoordelijken. Onderzoek door de aanklaagster is altijd complementair; het Strafhof is een laatste toevluchtsoord voor slachtoffers van misdaden die door de verantwoordelijke autoriteiten niet worden onderzocht en berecht.
Hoe het onderzoek zal verlopen en welke prioriteit het zal krijgen zal volgens Bensouda, die op 17 juni wordt opgevolgd door de Brit Karim Khan, in de naaste toekomst worden besloten. De aanklaagster en haar medewerkers kampen, naast de corona-pandemie, met beperkte middelen en een volle agenda. Dat zal hen er echter niet van weerhouden ‘de verantwoordelijkheden die zij onder het Statuut van Rome hebben na te komen’.
Bensouda vraagt de Palestijnse en Israëlische slachtoffers van de te onderzoeken misdaden om geduld. Zij is zich bewust van ‘de lange cyclus van geweld en onveiligheid die aan beide kanten enorm leed en wanhoop teweeg heeft gebracht’, maar kan geen ijzer met handen breken: ‘Het onderzoek kost tijd.’
Van Palestijnse zijde werd positief op Bensouda’s bekendmaking gereageerd. Zowel de Palestijnse Autoriteit als Hamas verwelkomden haar aankondiging. In een persbericht drong het Palestijnse ministerie van Buitenlandse Zaken bij Bensouda aan op spoed. De Israëlische misdaden houden tot op de dag van vandaag aan en bepalen de levens van veel Palestijnen, aldus het ministerie:
The State of Palestine reminds the Prosecutor and States Parties that the crimes committed by officials of the occupying Power against the Palestinian people are ongoing, systematic, and widespread. In accordance with the objectives and mandate of the Rome Statute, this calls for a particular urgency to promptly conclude investigations accountability, promote deterrence, and save lives.
In Israël stak zoals gebruikelijk een storm van grimmige verontwaardiging op. Volgens bekend recept werd over de hele linie de aanval op Bensouda en het hof ingezet. Kernpunt in de commentaren is de verdachtmaking dat het onderzoek zou zijn ingegeven door politieke overwegingen en persoonlijke haat tegen Israël en Joden.
Premier Benjamin Netanyahu zette de toon door Bensouda’s besluit ‘de essentie van antisemitisme’ te noemen. Die groteske beschuldiging – ook al eerder door Netanyahu geuit – vond weerklank bij meerdere andere politici. Israëls ministerie van Buitenlandse Zaken stelde dat het Strafhof zich met het onderzoek tot ‘een middel in handen van extremisten maakt en terroristische organisaties en antisemitische groepen versterkt’.
President Reuven Rivlin noemde Bensouda’s besluit ‘schandelijk’. Gideon Sa’ar, leider van de politieke partij Nieuwe Hoop, gebruikte de term ‘verachtelijk’. Gilad Erdan, Israëls ambasadeur in de VS en bij de VN, sprak van een ‘beschamend besluit’. Erdan stelde dat Bensouda wordt gedreven door haat tegen Israël. Volgens minister van Buitenlandse Zaken Gabi Ashkenazi is het Strafhof ‘moreel en legaal bankroet’. Andere politici stelden dat het hof geen bevoegdheid tot onderzoek heeft en het internationaal recht schendt.
Israël valt volgens Israëls politieke en militaire kopstukken niets te verwijten. Minister van Defensie Benny Gantz zei het zo: ‘Wij zijn geen bananenrepubliek. Er zijn wetten hier.’ Volgens de chef van Israëls militaire staf Aviv Kochavi houdt het leger zich altijd aan die wetten en worden eventuele overtredingen direct onderzocht en berecht.
De misdaden die het hof meent te zien zijn volgens premier Netanyahu in werkelijkheid ‘heroïsche en morele’ acties van Israëlische militairen die ‘tegen de wreedste terroristen ter wereld vechten’. Gilad Erdan en de partij Yamina memoreerden in dit verband de ‘willekeurige raketaanvallen door terreurgroepen’ in Gaza, waartegen Israël zich moet verdedigen. Yamina sprak daarnaast van Palestijnse ‘kindermoordenaars en zelfmoordterroristen die Israëli’s als honden vermoorden’.
De verbeten Israëlische reacties roepen de vraag op waarom Israël zich zo druk maakt om het onderzoek als het eigen blazoen brandschoon is. Is het onderzoek niet juist dé mogelijkheid om de wereld van zijn nobele intenties en handelen te overtuigen? En tegelijk de ‘wreedste terroristen ter wereld’ die het land permanent bedreigen voor het gerecht te krijgen?
Dat laatste punt is opvallend afwezig in de Israëlische commentaren. Wie de politici en militairen beluistert komt gemakkelijk tot de conclusie dat het Strafhof alleen potentiële Israëlische misdaden onderzoekt en Palestijnse misdadigers hun gang laat gaan. Dat Palestijnse misdadigers worden berecht is kennelijk niet belangrijk als dat betekent dat hetzelfde voor Israëlische misdadigers geldt. Daarbij speelt ook een praktisch punt een rol: alleen door het onderzoek naar Palestijnse misdaden te verzwijgen kunnen de Israëli’s volhouden dat het Strafhof het op Israël voorzien heeft en Bensouda zich, zoals Gilad Erdan het uitdrukte, laat leiden door ‘haar obsessie om achter Israël aan te gaan’.