Israëlische documenten uit 1948 rekenen af met mythen rond de Nakba

Nog voordat David Ben-Gurion op 14 mei 1948 de staat Israël uitriep verjoegen Joodse strijdgroepen 30 procent van de Palestijnse bevolking, blijkt uit Israëlische documenten van dat jaar.

Palestijnen ontvluchten Jaffa nadat de stad eind april 1948 door de Joodse terreurorganisatie Irgun is aangevallen. Jaffa is een van de vele plaatsen die in het Verdelingsplan van de VN aan de voorziene Arabische staat waren toegewezen, maar al voor 15 mei 1948 door Joodse strijdgroepen geheel of gedeeltelijk van hun Palestijnse bevolking werden ontdaan. © UN Archives / fotograaf onbekend

De stichting van de staat Israël op 14 mei 1948 ging zoals bekend gepaard met de volledige ontwrichting van de Palestijnse samenleving. Circa driekwart miljoen Palestijnen, zo’n 60 procent van de bevolking, werden in een spiraal van geweld, terreur en vlucht door Joodse strijdgroepen van huis en haard verdreven. Hun bezittingen werden geplunderd en door de Israëlische staat geconfisqueerd, honderden van hun dorpen vernietigd. De gebeurtenis staat in het Palestijnse collectieve geheugen gegrift als de Nakba (‘Catastrofe’).

Bloedstollend

Een hardnekkige mythe wil dat de Nakba het gevolg was van de interventie van legers uit de Arabische buurlanden, die zich een dag na de proclamatie van de staat Israël in de strijd tussen Joden en Palestijnen mengden. In die lezing is de massale vlucht een bijproduct van het oorlogsgeweld. Israëlische documenten uit juni 1948, aan het licht gebracht en gepubliceerd door het Israëlische Akevot-instituut, tonen echter aan dat zeker de helft van de vluchtelingen al in de zes voorafgaande maanden door Joodse strijdgroepen werd verjaagd.

De documenten zijn opgesteld door de toenmalige inlichtingendienst voor de ‘Arabische sector’ en dragen de cynische titel ‘Migratie van Arabieren van Eretz Yisrael tussen 1 december 1947 en 1 juni 1948’. Ze bevatten bloedstollend gedetailleerde overzichten van Palestijnse dorpen en stadswijken waarvan de bevolking in die periode op de vlucht is gedreven of, in een aantal gevallen, vermoord.

Zo lezen we bijvoorbeeld dat op 9 april 1948 de inwoners van het dorp Deir Yassin zijn verjaagd, met daarbij de droge opmerking: ‘De meesten zijn gedood.’ Deir Yassin is het bekendste van de tientallen bloedbaden die door Joodse strijdgroepen zijn aangericht. De optelsom van alle verjaagde Palestijnen levert in de documenten deze uitkomst op: ‘Het aantal ontheemde Arabieren bedraagt 391 duizend.’

Bevolking gedecimeerd

De documenten laten zien dat Joodse strijdgroepen actief waren in grote delen van het toen nog Britse mandaatgebied Palestina, zowel binnen als buiten de grenzen van het gebied dat in het Verdelingsplan van de Verenigde Naties was voorzien als ‘Joodse staat’. Dat plan voorzag in de opdeling van het mandaatgebied in een Joodse en een ‘Arabische’ staat. De Joodse staat kreeg 56 procent van het grondgebied toegewezen, hoewel Joden slechts een derde van de bevolking uitmaakten en niet meer dan 7 procent van de grond bezaten.

Het plan was ook in andere opzichten onrechtvaardig en werd logischerwijs door de Palestijnen afgewezen, maar kreeg niettemin op 29 november 1947 de instemming van de Algemene Vergadering van de VN. In de VN-Veiligheidsraad stuitte het echter op principiële bezwaren en begin april 1948 verzocht de raad de Algemene Vergadering zich opnieuw over ‘de kwestie van het toekomstige bestuur van Palestina’ te buigen. Maar nog voor die bijeen kon komen riep Ben-Gurion de staat Israël uit, zich beroepend op het plan maar zonder de grenzen daarvan – of welke grenzen dan ook – in acht te nemen.

De Palestijnse bevolking in het gebied van de voorziene Joodse staat (beide voorziene staten hadden een gemengde bevolking) was intussen door de Joodse strijdgroepen gedecimeerd. Van de 342 duizend Palestijnen die er volgens de documenten in november 1947 leefden waren er een half jaar later nog 103 duizend over. Onder hen 60 duizend bedoeïenen in de Naqab (Negev), die na 1948 grotendeels naar Jordanië zouden worden verjaagd. Buiten de woestijn was het beeld als volgt:

  • Tachtig procent van de plattelandsbevolking was verdreven. Van de 219 Palestijnse dorpen waren er 180 ontvolkt. In de overige 39 dorpen leefden nog 38 duizend Palestijnen.
  • Van de stedelijke bevolking was 94 procent verjaagd. Drie van de vier ‘gemengde’ steden waren volledig van hun Palestijnse bewoners ontdaan. Alleen in Haifa waren nog vijfduizend Palestijnen aanwezig.

Ook buiten de grenzen van de voorziene Joodse staat waren grote aantallen Palestijnen op de vlucht gejaagd, blijkt uit de documenten. Uit het gebied dat was voorzien als Arabische staat waren 122 duizend Palestijnen verdreven. Minstens zeventig dorpen en één ‘Arabische’ stad waren volledig ontvolkt, vier andere steden gedeeltelijk. Uit de sector Jeruzalem, die volgens het Verdelingsplan onder internationaal bestuur zou komen, waren 30 duizend Palestijnen verdreven.

Voortgaande Nakba

Tegen de achtergrond van deze campagne van etnische zuivering kregen de omringende Arabische landen het Palestijnse verwijt te lang met het sturen van legers te hebben gewacht. Dat die zouden opdagen als Ben-Gurion en de zijnen eenzijdig een Joodse staat zouden uitroepen was lang en breed aangekondigd. Ben-Gurion rekende erop dat de legers noch numeriek, noch qua bewapening tegen zijn eigen strijdkrachten zouden zijn opgewassen. Hij kreeg gelijk, al betaalde Israël met zesduizend doden een hoge prijs voor de overwinning. Aan Palestijnse zijde vielen tijdens de Nakba overigens nog veel meer doden: 15 duizend.

Ben Gurion beschouwde de vestiging van een Joodse staat in een zo groot mogelijk deel van Palestina – en uiteindelijk in heel Palestina, en liefst ook daarbuiten – als een historische missie. Hoe minder Palestijnen die staat telde, hoe beter. Dat de missie veel ‘zionistische soldaten’ het leven zou kosten zag hij als een noodzakelijk kwaad.

De Arabische troepen, die hoofdzakelijk in het gebied van de voorziene Arabische staat vochten, konden niet voorkomen dat het aantal Palestijnse vluchtelingen zou oplopen tot 750 duizend. Bij het bestand dat begin 1949 tot stand kwam controleerde Israël 78 procent van het voormalige mandaatgebied.

Zoals bekend bezette Israël begin juni 1967 de rest van historisch Palestina en werden nog eens circa 400 duizend Palestijnen verdreven. Sindsdien heeft Israël Oost-Jeruzalem geannexeerd en hebben zich in bezet gebied zo’n 750 duizend Israëlische kolonisten in steeds verder uitdijende illegale ‘nederzettingen’ gevestigd. Het vergt niet veel verbeelding om een rechte lijn te zien tussen eind 1947 en het heden, reden waarom de Palestijnen spreken van de ‘voortgaande Nakba’, zoals wij afgelopen week schreven.

Geweld en terreur

De Israëlische documenten uit 1948 rekenen af met nog een tweede mythe, namelijk dat de Palestijnen op bevel van hun eigen leiders of zelfs uit eigen beweging zouden zijn gevlucht. In een gedetailleerde analyse worden ‘directe Joodse vijandelijkheden tegen Arabische gemeenschappen’ nadrukkelijk als hoofdoorzaak van de massale vlucht aangewezen. Geweld van de paramilitaire Haganah en de terreurorganisaties Irgun en Lehi – die per 1 juni 1948 gezamenlijk het Israëlische leger zouden vormen – was in 70 procent van de gevallen de directe aanleiding voor de vlucht.

De etnische zuivering van een dorp of stadswijk deed vaak ook de bevolking van naburige dorpen in paniek vluchten, aldus de documenten. Grote impact had onder meer de slachting die de Irgun en Lehi aanrichtten in het eerdergenoemde Deir Yassin. De paniek werd aangewakkerd door middel van ‘psychologische oorlogvoering’, variërend van ‘fluisteroperaties’ tot de inzet van auto’s met luidsprekers, waarmee de bevolking in het Arabisch angst werd aangejaagd en tot vertrek werd aangespoord.

Opdrachten van Palestijnse autoriteiten of milities om een dorp te ontruimen waren in 5 procent van de gevallen oorzaak van het vertrek. De redenen voor zulke opdrachten verschilden; soms was het de bedoeling in het dorp een uitvalsbasis voor strijders te vestigen, soms werd een dorp als onverdedigbaar beschouwd en de bevolking uit voorzorg geëvacueerd. Uit de documenten blijkt duidelijk dat zulke opdrachten geen regel, maar uitzondering waren; de Palestijnse autoriteiten probeerden juist van alles om te voorkomen dat de vlucht massale proporties zou aannemen, tot het dreigen met straffen toe. Vergeefs, zoals zou blijken.

© 2007 - 2024 The Rights Forum / Privacy Policy