Israël noemde de aanvallen ‘zelfverdediging’ en ‘gerechtvaardigd preëmptief geweld’. Ten onrechte. De militaire operatie was een daad van agressie en dient als zodanig te worden veroordeeld.
Eerder deze maand voerde Israël onverwacht aanvallen uit op de Gazastrook. Gedurende drie dagen, van 5 tot en met 7 augustus, bombardeerde en beschoot het naar eigen zeggen doelen van de Palestijnse verzetsorganisatie Islamitische Jihad (PIJ). PIJ antwoordde met het afschieten van projectielen op Israël. Op 7 augustus werd tegen middernacht een wapenstilstand van kracht.
De aanvallen kostten 49 Palestijnen het leven, onder wie 17 kinderen in de leeftijd van 4-16 jaar. PIJ maakte bekend dat twaalf van zijn strijders waren gedood, onder wie twee commandanten. Zo’n 85 Palestijnse gezinnen stonden op straat, hun woningen compleet verwoest. Nog eens ruim 1.700 woningen liepen schade op. Aan Israëlische zijde waren geen doden te betreuren en was de schade gering.
Israël zei te handelen uit ‘zelfverdediging’. Het zou tot het geweld genoodzaakt zijn vanwege een acute dreiging die ‘preëmptieve aanvallen’ rechtvaardigde. Maar was dat ook zo?
Zelfverdediging is onder het Handvest van de Verenigde Naties (artikel 51) slechts toegestaan in reactie op een gewapende aanval. Een staat die buiten de VN-Veiligheidsraad om overgaat tot preëmptief geweld (geweld in reactie op een imminente dreiging) begeeft zich op glad ijs. Het gebruik van zulk geweld is hoe dan ook gebonden aan de regels van het internationaal humanitair recht en dient onder meer proportioneel te zijn. Wat was precies het grote gevaar waaraan Israël dankzij zijn aanvallen is ontsnapt?
Voorafgaand aan het offensief liet Israël slechts weten dat er een ‘vergeldingsactie’ van PIJ vanuit de Gazastrook aanstaande zou zijn, nadat Israëlische bezettingstroepen op 1 augustus een commandant van de organisatie hadden opgepakt op de Westelijke Jordaanoever. Pas achteraf lichtte het een tipje van de sluier op. Volgens een legercommuniqué waren er ‘indicaties voor een op handen zijnde aanval met geleide anti-tankraketten op burgers of militairen langs de grens’. In al zijn vaagheid klinkt dit niet als een dreiging die onder internationaal recht het grootschalige Israëlische geweld kan rechtvaardigen.
Daarbij is het de vraag of PIJ wel over geleide raketten beschikt. En zo ja, waarom het die dan niet tegen Israël heeft ingezet. Volgens het Israëlische leger schoot PIJ in drie dagen 1.175 raketten op Israël af, vrijwel zonder schade aan te richten. Twee op de drie kwamen in onbewoond gebied of in de Gazastrook zelf terecht, van de rest kon 97 procent door het afweergeschut worden onderschept.
Het leger noemde het wapentuig van matige kwaliteit, duidelijk minder dan dat van Hamas, en dat wordt al in belangrijke mate van het spreekwoordelijke oud ijzer in elkaar gezet. Dat PIJ in staat zou zijn met geavanceerde raketten een effectieve aanval op doelen in Israël uit te voeren is niet aannemelijk.
Israëls minister van Openbare Veiligheid Omer Barlev schaalde de dreiging nog verder af. In werkelijkheid was Israël gebleken dat er ‘een intentie bestond om een anti-tankraket af te vuren op een bus’, verklaarde hij in een interview. De eerdergenoemde aanval met geleide raketten op burgers of militairen bleek bij nader inzien een aanslag met één ongespecificeerde raket op een ongespecificeerde bus. Het maakte de Israëlische aanvallen op commandanten, strijders en infrastructuur van PIJ, met alle bijkomende dood en verderf van dien, nog disproportioneler dan ze al waren.
Barlev deed zijn best de indruk te wekken dat PIJ specifiek ‘een bus met kinderen’ in het vizier had, maar moest die suggestie terugnemen; het zou ook een bus met militairen kunnen zijn, of wat voor bus dan ook, het was domweg onbekend. Het weerhield de journalist er niet van als kop boven het interview te zetten: ‘Barlev over Operatie Dageraad – “Ze waren van plan een bus met kinderen te beschieten”.’
Nog afgezien van de vraag of PIJ werkelijk van plan was een aanslag te plegen – de organisatie zelf ontkende dat – luidt de conclusie dat de Israëlische aanvallen onmogelijk zijn op te vatten als geoorloofd preëmptief geweld. De militaire operatie was een daad van agressie en dient als zodanig te worden veroordeeld, in de eerste plaats door onze regering. Israël deed in feite precies waartegen het zich aanvankelijk zei te moeten verdedigen: het doodde met geleide wapens strijders en burgers. Met het aantal gedode kinderen kun je een bus vullen.