Pensioenfonds ABP heeft zijn beleggingen in twee Israëlische banken beëindigd, maar handhaaft die in andere omstreden bedrijven.
De beëindigde beleggingen van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) betreffen die in de Israëlische Bank Hapoalim en Bank Leumi, en hebben een gezamenlijke waarde van 75 miljoen euro. Volgens een woordvoerder van het ABP is het ontbreken van een mensenrechtenbeleid bij de banken reden voor de desinvestering.
Beide banken zijn betrokken bij de illegale kolonisering van de door Israël bezette Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem – en daarmee bij de schendingen van het internationaal recht en de mensenrechten waarmee die gepaard gaat. Om die reden worden beleggers als het ABP al vele jaren opgeroepen tot verwijdering van de banken uit hun beleggingsportefeuille. Het ABP hield zich echter langdurig doof.
In mei 2018 publiceerde Human Rights Watch het rapport Bankrolling Abuse: Israeli Banks in West Bank Settlements, dat uitwees hoezeer Israëlische banken een veelzijdige en zelfs centrale rol spelen in de kolonisering van Palestina. Dat rapport leidde tot grote verontwaardiging en aanzwellende protesten tegen ABPs beleggingen.
Ook The Rights Forum heeft zich intensief met de kwestie beziggehouden. In juni 2018 analyseerden we de inconsequente handelwijze en tekortschietende argumentatie van het ABP, en de misleidende informatie die de verontruste achterban van het ABP kreeg voorgeschoteld. Dezelfde maand startten we een petitie om het ABP te bewegen tot het uitsluiten van de Israëlische banken, ondersteund door een open brief van een van onze redacteuren. Ook werden gesprekken gevoerd met het ABP en andere fondsen.
Een andere belangrijke ontwikkeling was de publicatie door de VN van een lijst van bedrijven die betrokken zijn bij de Israëlische kolonisering. Dat gebeurde na jarenlange vertraging in februari van dit jaar. Van de 112 bedrijven op de lijst staat vast dat zij met hun activiteiten inbreuk maken op de mensenrechten.
De meeste bedrijven (94) op de lijst zijn Israëlisch; de overige komen uit de VS (6), Nederland (4), het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk (elk 3), Luxemburg en Thailand (elk 1). Onder de Israëlische bedrijven bevinden zich maar liefst negen banken, waaronder de twee grootste: Hapoalim en Leumi. De Nederlandse bedrijven op de lijst zijn Altice Europe NV, Booking.com BV, Tahal Group International BV en Kardan NV.
Het belang van de VN-lijst is dat die een einde maakt aan elke vorm van twijfel over de vraag of (zakelijke) relaties met de 112 betrokken bedrijven te verantwoorden zijn. Het antwoord daarop is ondubbelzinnig ‘nee’. Overigens is de lijst nog niet compleet; jaarlijks zal een herziene versie verschijnen.
In hoeverre genoemde ontwikkelingen voor het ABP hebben meegespeeld, is onduidelijk. Het fonds stelt in een verklaring dat zijn beleggingsportefeuille constant verandert op basis van vier criteria: rendement, kosten, risico en duurzaamheid. Zo dienen bedrijven die actief zijn in gebieden met een verhoogd risico op mensenrechtenschendingen over een solide mensenrechtenbeleid te beschikken. De Israëlische banken voldeden daar niet aan. Om die reden beëindigde het ABP zijn beleggingen.
Het is goed nieuws dat het ABP – Nederlands grootste pensioenfonds, dat de pensioenen beheert van werknemers in de overheid en het onderwijs – deze stap heeft gezet. Toch valt te betreuren dat het daar vele jaren over heeft gedaan. Bovendien is de vraag hoe consequent het ABP handelt.
Uit een vergelijking van de VN-lijst met ABPs portefeuille blijkt dat het ABP nog belegt in zes bedrijven die volgens dezelfde criteria als de Israëlische banken zouden moeten worden uitgesloten. Het betreft de Amerikaanse bedrijven Booking Holdings Inc. (belegd ABP-vermogen: 203,63 miljoen euro), Expedia Group Inc. (18,68 miljoen) en Tripadvisor Inc. (8,54 miljoen); het Franse Alstom S.A. (48,3 miljoen); het Israëlische Matrix IT Ltd. (870 duizend) en het Thaise Indorama Ventures Pcl. (780 duizend).
Het ABP heeft meer omstreden beleggingen. In 2017 verscheen een rapport van het Deense centrum voor onderzoeksjournalistiek Danwatch over de beleggingen van de vijf grootste Europese pensioenfonden, waaronder de Nederlandse fondsen ABP en PFZW. Daaruit bleek dat de fondsen een gezamenlijk belegd vermogen van 7,5 miljard euro hebben in bedrijven die actief zijn in de Israëlische kolonisering. In reactie op het rapport schrapte het Deense pensioenfonds Sampension al in 2017 zijn beleggingen in de Israëlische banken Hapoalim en Leumi, het Israëlische telecombedrijf Bezeq en het Duitse bedrijf HeidelbergCement.
Uit het Danwatch-rapport bleek dat het ABP op dat moment 130 miljoen euro in die vier bedrijven had belegd. Drie jaar later heeft het de beleggingen in Hapoalim, Leumi en Bezeq beëindigd, maar blijkt die in HeidelbergCement juist te zijn opgewaardeerd (38,46 miljoen euro in 2019-2020 tegen 14 miljoen euro in 2016-2017).
HeidelbergCement komt weliswaar (nog) niet voor op de VN-lijst, maar zijn activiteiten – het bedrijf wordt beschuldigd van plundering van Palestina’s grondstoffen – zijn uitgebreid gedocumenteerd. Dat roept vragen op over de consequentheid van ABPs beleid, temeer daar HeidelbergCement niet het enige voorbeeld is. Zo wordt bijvoorbeeld ook nog steeds belegd in het Amerikaanse bedrijf RE/MAX, dat huizen verkoopt en verhuurt in de illegale Israëlische kolonies.
Israëlische banken blijken naast hun rol in de kolonisering nog andere misstappen te begaan. In april 2020 werd bekend dat Bank Hapoalim een schikking heeft getroffen met de Amerikaanse autoriteiten ter waarde van 904 miljoen dollar. Dat was het gevolg van haar rol in een omvangrijke zaak van belastingontduiking, en betrokkenheid bij het ‘FIFA-schandaal’, waarin 14 officials van de wereldvoetbalbond werden beschuldigd van fraude, afpersing en witwassen. Eerder werden de banken Leumi en Mizrahi Tefahot beboet voor hun rol in vergelijkbare gevallen van belastingontduiking.