De Nederlandse regering zal zich niet uitspreken voor de vrijlating van Ahed al-Tamimi. CDA en D66 stemden tegen een motie die daartoe opriep.
Woensdag werd in de Tweede Kamer gestemd over een motie van Kamerlid Sadet Karabulut (SP), waarin de regering wordt opgeroepen zich uit te spreken voor de vrijlating van Ahed al-Tamimi. ‘Welke volksvertegenwoordiger kan hier nu tegen zijn?’, vroeg Karabulut zich af. Dat bleken er 101 te zijn, op een totaal van 150 Kamerleden.
De 17-jarige Ahed al-Tamimi werd op 19 december bij een nachtelijke Israëlische inval van haar bed gelicht. Vier dagen eerder had zij twee Israëlische militairen uit haar tuin gemept nadat die haar 14-jarige neefje in zijn gezicht hadden geschoten. Sindsdien wordt zij in Israëlische detentie gehouden, en zijn twaalf aanklachten tegen haar ingediend waarvoor zij voor een militair hof terechtstaat. The Rights Forum heeft uitgebreid aandacht aan haar zaak besteed.
Aheds zaak staat model voor die van duizenden andere jonge Palestijnen. Sinds het jaar 2000 werden door Israëlische bezettingstroepen tienduizend Palestijnse tieners opgepakt en voor militaire rechtbanken gebracht. Zij staan bloot aan willekeur, kidnapping, ernstige mishandeling, verminking en dwang, of erger. Elementaire rechten, vastgelegd in het door zowel Nederland als Israël geratificeerde Verdrag voor de Rechten van het Kind, worden hen ontzegd. Velen van hen worden overgebracht naar gevangenissen in Israël, wat neerkomt op schending van de Vierde Conventie van Genève.
De motie-Karabulut riep de regering op tot een signaal dat deze praktijk door Nederland niet langer wordt getolereerd. De motie draaide niet om een ideologisch beladen thema, maar om de bescherming van kinderen tegen de gevolgen van de Israëlische, inmiddels vijftig jaar durende bezetting. Kinderen als Ahed al-Tamimi hebben in hun leven nog nooit vrijheid gekend, en inmiddels staat vast dat hierin zonder ingrijpen van buitenaf geen verandering zal komen.
In essentie vormde de motie bovendien een testcase voor de werking van het internationaal recht. Als verdragspartner bij alle relevante internationaalrechtelijke conventies is Nederland verplicht om in actie te komen tegen schendingen door andere partners.
Daags voor de stemming riepen talloze organisaties de Tweede Kamerfracties op tot steun voor de motie. Daaronder de Palestijnse Kinderrechten Coalitie (PKC), die de Tweede Kamer ook in december al tevergeefs opriep tot actie. Meer dan duizend burgers schreven de Tweede Kamer met een vergelijkbare oproep.
Het voorzichtige statement waartoe de SP-motie opriep, bleek voor de meerderheid van de Tweede Kamerfracties echter een brug te ver. Van een aantal pro-Israël-partijen – VVD, PVV, CU, SGP en FvD, samen goed voor 63 zetels – kwam de tegenstem niet onverwacht. Daar stonden 49 zetels tegenover van partijen die voor de motie stemden: SP, GroenLinks, PvdA, PvdD, 50Plus en Denk. Het lot van de motie lag zodoende in handen van CDA en D66, elk goed voor 19 zetels. Beide partijen stemden tegen.
De twee partijen motiveerden hun tegenstem met het argument zich ‘niet te willen bemoeien met de rechtsgang van een ander land’. D66 voegde daar in een schriftelijke verklaring aan toe de omstandigheden ter plaatse onvoldoende te kunnen inschatten, en meende zelfs dat een voorzichtige oproep van de Nederlandse regering ‘averechts kan werken’. De partij zet in op diplomatieke inspanningen – een strategie die aantoonbaar tot niets heeft geleid.
Het is ontluisterend dat uitgerekend het CDA en D66 – partijen die zich doen voorstaan op respectievelijk naastenliefde en versterking van de democratische rechtsstaat – hebben voorkomen dat Nederland zich als tweede land na Chili zou uitspreken in solidariteit met Ahed en haar lotgenoten. Het lijkt er sterk op dat hierover in de regeringscoalitie een deal is gesloten, met het lot van een complete generatie jongeren als inzet.