Op 1 juni 2018 schoot een Israëlische scherpschutter in Gaza van 110 meter afstand medisch hulpverleenster Razan al-Najjar dood. Een oorlogsmisdaad, oordeelden deskundigen. Maar de dader heeft in Israël niets te vrezen. Met dank aan de Nederlandse regering, die weigert het geweld te veroordelen.
Razan al-Najjar was bezig levens te redden toen ze twee jaar geleden zelf door een kogel werd getroffen en stierf. De 21-jarige medisch hulpverleenster, als vrijwilligster actief voor de Palestine Medical Rescue Service, stond in Gaza Palestijnse betogers bij die door Israëlische militairen met traangasgranaten waren beschoten. Iedere vrijdag was Al-Najjar bij het zogenoemde ‘grenshek’ tussen Gaza en Israël te vinden tijdens de demonstraties in het kader van de ‘Grote Mars van Terugkeer’. Ze beschouwde het als haar humanitaire plicht en werd geroemd om haar inzet en deskundigheid.
De Israëlische scherpschutter die de jonge vrouw in de rug schoot stond 110 meter van haar af, op een heuveltje dat een vrij schootsveld bood. Dat concludeerde eind 2018 The New York Times na een minutieuze reconstructie, een voorbeeldig staaltje onderzoeksjournalistiek dat resulteerde in een documentaire van ruim een kwartier en een artikel dat een scherp beeld geeft van Al-Najjar, de demonstraties en het onleefbare leven in Gaza. De kogel die de schutter op de groep herstellende betogers en acht medisch hulpverleners afvuurde spatte uiteen, doorboorde Al-Najjar en verwondde twee van haar collega’s.
Een oorlogsmisdaad, oordeelde een door de krant geraadpleegde deskundige. Die conclusie hadden mensenrechtenorganisaties al eerder getrokken. Niet alleen vormde de groep betogers en medici geen enkele bedreiging voor de militair, ook waren Al-Najjar en haar collega’s door hun kleding duidelijk als hulpverleners herkenbaar en genoten zij als zodanig extra bescherming; het gebruik van geweld tegen hulpverleners is onder internationaal recht volstrekt taboe.
Maar twee jaar na zijn daad is de schutter nog altijd op vrije voeten. Noch hij, noch een van zijn commandanten, noch de verantwoordelijke politici zijn gestraft of ook maar aangeklaagd voor de dood van Al-Najjar. In Israël hebben zij niets te vrezen, de Israëlische staat laat zich aan het internationaal recht niets gelegen liggen. Sterker: de instructie aan scherpschutters om tijdens de demonstraties in Gaza het vuur te openen op mensen als Al-Najjar was afkomstig van de Israëlische regering, met goedkeuring van het Israëlische Hooggerechtshof.
Zoals bekend was Al-Najjar niet het enige slachtoffer van dit beleid. The New York Times onderzocht de omstandigheden waaronder diezelfde dag vier andere Palestijnen werden neergeschoten. Geen van hen vormde volgens de krant een bedreiging voor de Israëlische militairen. Allen bevonden zich tientallen meters van het grenshek. Een van hen, een oudere man, zelfs 140 meter.
Eind februari 2019 publiceerde een door de Mensenrechtenraad van de VN ingestelde onafhankelijke commissie de schrikbarende conclusies van haar onderzoek naar het geweld tijdens de wekelijkse Grote Mars van Terugkeer-demonstraties. Tussen 30 maart 2018 (de eerste demonstratie) en het eind van dat jaar schoten scherpschutters 189 Palestijnen dood, van wie 183 met scherpe munitie. Onder de doden waren 35 kinderen, drie medisch hulpverleners, twee journalisten en vijf gehandicapten, onder wie een man in een rolstoel.
In dezelfde periode raakten meer dan 23 duizend Palestijnen gewond, van wie 6106 door scherpe munitie. Tot die laatste categorie behoorden 940 kinderen, 39 medisch hulpverleners en 39 journalisten, die door hun kleding met het grote opschrift ‘Press’ duidelijk herkenbaar waren. Veel gewonden zijn blijvend gehandicapt, 21 personen voor het leven verlamd, en van 122 gewonden, onder wie twintig kinderen, moesten één of meer ledematen worden geamputeerd.
De Mensenrechtenraad zette acht op beeld vastgelegde voorbeelden op een rij van Palestijnen die door Israëlische scherpschutters werden neergeschoten terwijl zij geen enkele bedreiging vormden. Onder hen is een journalist. [c] VN-Mensenrechtenraad
De commissie onderzocht de omstandigheden waaronder de 183 gedode Palestijnen en driehonderd van de gewonden waren neergeschoten. Slechts in twee gevallen was er volgens de onderzoekers sprake van een directe dreiging voor de militairen – de enige omstandigheid die het gebruik van potentieel dodelijk geweld rechtvaardigt. Veel van de slachtoffers bevonden zich ver van het grenshek, tot een kilometer toe. Een aantal van hen nam geen deel aan de demonstraties, maar keek van een afstand toe.
De commissie concludeerde dat de scherpschutters alleen al door het gebruik van scherpe munitie op grote schaal het internationaal humanitair recht en de universele mensenrechten hebben geschonden. En constateerde verder dat er duidelijke aanwijzingen waren voor oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. (Zie voor de voornaamste bevindingen van de commissie het factsheet dat The Rights Forum opstelde en aan de fracties in de Tweede Kamer stuurde.)
In openhartige interviews met de krant Haaretz droegen zes scherpschutters daar drie maanden geleden nog meer aanwijzingen voor aan. Onbeschaamd schepten zij op over wie de meeste Palestijnen had verminkt door hen in de knieën te schieten. Sommigen waanden zich in een sportarena, en wie in de arena ‘de meeste knieën heeft’ geldt in het milieu als een held. Een van de schutters zegt: ‘In my battalion they would say: “Look, here comes the killer”.’
Maar wat wil je ook, meent een commandant, de schutters zijn geen volwassenen, maar jongens van 18 die door het leger zijn omgevormd tot ‘machines’ en ‘bavianen’:
These are kids of 18, mostly from a pretty poor socioeconomic background. The fact that you put them through a sniper’s course doesn’t mean you turned them into mature, sensible people. On the contrary, you turned them into a machine, you made them think small, you reduced their possibilities of choice, diminished their humanity and their personality. […] That’s what the IDF does, transforms kids into baboons.
De commandant is zich ervan bewust dat zijn schutters dood en verderf zaaien. ‘Een hele generatie kinderen in Gaza zal nooit kunnen voetballen’, zegt hij. Dat Palestijnen hun toevlucht nemen tot terrorisme verbaast hem daarom niets. Dat zou hij zelf ook doen, zegt hij: ‘Ik ben het helemaal eens met wat [voormalig legerchef en premier] Ehud Barak zei – dat als hij een Palestijn was hij een terrorist zou zijn geworden.’ Het zijn even realistische als – uit de mond van een commandant – opmerkelijke woorden.
Oorlogsmisdaden of niet, dat Israëlische militairen op enorme schaal het humanitair recht en de mensenrechten hebben geschonden is glashelder. Het bewijsmateriaal is overstelpend. De scherpschutters zeggen het zelf: ze schoten op iedereen die zij als ‘belangrijke aanstichter’ van de betogingen beschouwden. Dat kon een man zijn die op de achtergrond met een megafoon de demonstranten had aangemoedigd. Of een jongere die volgens de schutters een ‘groepsleider’ was.
En natuurlijk ging er weleens wat mis. Schoten ze het doelwit per ongeluk dood. Of het kind dat achter hem stond. Een hoge Israëlische officier vertelde The New York Times dat er in de eerste vier maanden van de demonstraties zestig tot zeventig demonstranten ‘onopzettelijk’ waren gedood. Sommigen doordat kogels uit elkaar spatten toen ze de grond raakten, zoals de kogel die Razan al-Najjar fataal werd. Dat is nu eenmaal het risico van de gebruikte zware munitie.
De internationale verontwaardiging over het Israëlische geweld was van meet af aan groot. Met name mensenrechtenorganisaties drongen aan op aanpassing van de schietinstructies en berechting van schutters die het vuur openden op Palestijnen die geen bedreiging vormden. Intussen bleef het aantal slachtoffers oplopen: in oktober 2019 waren volgens de VN inmiddels 212 demonstranten door scherpschutters gedood. Bijna achtduizend betogers waren door scherpe munitie gewond geraakt.
In het voorjaar van 2019 liet Israël weten de dood van elf Palestijnen, onder wie Razan al-Najjar, in onderzoek te hebben. De Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem kenschetste de onderzoeken als ‘een schertsvertoning’ en ‘propaganda’.
De onderzoeken leidden tot één veroordeling: in oktober 2019 kreeg een scherpschutter een disciplinaire werkstraf van een maand opgelegd. Hij schoot in juli 2018 de 14-jarige Palestijn Uthman Rami Hillis dood, toen die aanstalten maakte in het grenshek te klimmen. De militair werd niet veroordeeld voor de dood van de jongen, maar wegens ‘onbevoegd handelen’. Hij opende op eigen gezag het vuur op Uthman, zonder een bevel van zijn commandant af te wachten.
De internationale gemeenschap liet het erbij. Er volgden geen sancties tegen Israël, dat daarmee impliciet de boodschap kreeg dat het zijn gang kon blijven gaan. De demonstraties in Gaza zijn vanwege de corona-uitbraak voorlopig stopgezet, nadat de frequentie eerder al was teruggedraaid van eens per week naar eens per maand. Maar iedereen beseft dat het slechts een kwestie van tijd is voor er opnieuw betogingen plaatsvinden, bijvoorbeeld als Israël binnenkort daadwerkelijk delen van de Westelijke Jordaanoever annexeert.
De straffeloosheid die voor Israël geldt heeft ook betrekking op het structurele Israëlische geweld op de bezette Westoever en in Oost-Jeruzalem. Geweld van Israëlische militairen en politiemensen tegen Palestijnen is daar aan de orde van de dag, schreven wij afgelopen weekend nog eens naar aanleiding van het doodschieten van de 32-jarige autistische Palestijn Iyad al-Halaq.
Onderzoek wordt zelden ingesteld en leidt slechts in extreme gevallen tot een veroordeling, die altijd relatief laag is. Illustratief is de straf voor de Israëlische militair Elor Azaria, die op 24 maart 2016 in Hebron (Al-Khalil) een zwaargewonde Palestijn die bewegingloos op de grond lag liquideerde. Azaria zat negen maanden in de cel, slechts een fractie langer dan de beroemde Palestijnse activiste Ahed al-Tamimi, die op 16-jarige leeftijd een militair van de Israëlische bezettingsmacht die op het erf van haar familie rondliep een paar meppen had verkocht. De militair, of een van diens collega’s, had even daarvoor Aheds neefje een kogel in het gezicht geschoten, een misdaad die onbestraft bleef.
De internationale gemeenschap negeert haar verplichting om Israël met alle beschikbare middelen tot respect voor het internationaal recht en de mensenrechten te dwingen. Die onwil heeft ertoe bijgedragen dat er in de bezette gebieden de afgelopen twintig jaar tienduizend Palestijnen zijn gedood.
Het internationale ‘gedoogbeleid’ onderstreept het belang van het onderzoek naar (Israëlische en Palestijnse) oorlogsmisdaden dat de hoofdaanklaagster van het Internationaal Strafhof wil instellen. Israël en zijn bondgenoten doen er alles aan haar voornemen te dwarsbomen. De Israëlische premier Netanyahu beschuldigde haar en haar medewerkers van antisemitisme en eiste internationale sancties tegen het hof. Eerder deze week kondigde de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Mike Pompeo een breed Amerikaans offensief aan tegen wat hij het ‘corrupte hof’ noemt.
In het in stand houden van de straffeloosheid speelt Den Haag, de mondiale ‘Hoofdstad van Vrede en Recht’, een bedenkelijke rol. Van meet af aan weigerde minister van Buitenlandse Zaken Stef Blok (VVD) het buitensporige Israëlische geweld tegen de demonstranten in Gaza te veroordelen. Hij wilde een Israëlisch onderzoek naar het geweld afwachten. Op 16 mei 2018 schreef hij de Kamer:
Daarom heeft Nederland, net als veel andere landen, de EU en de VN, Israël gemaand alle incidenten waarbij slachtoffers zijn gevallen te onderzoeken overeenkomstig internationale standaarden. Dat wil zeggen dat het onafhankelijk, onpartijdig, prompt en gedegen moet zijn.
Met ‘prompt’ bedoelde Blok dat er ‘na de zomer’ van 2018 een Israëlisch onderzoeksrapport zou moeten liggen en dat er ‘indien nodig strafrechtelijke vervolging’ zou moeten zijn ingesteld. Het rapport bleef uit, maar Blok bleef de mantra van het Israëlische onderzoek herhalen, terwijl het geweld tegen de demonstranten aanhield. Ook een door vierduizend Nederlanders ondertekende petitie van The Rights Forum bracht hem niet op andere gedachten. Eerder deze week stelde SP-Kamerlid Sadet Karabulut opnieuw schriftelijke vragen aan de minister over de aanhoudende straffeloosheid.
Niet alleen Blok, ook de Tweede Kamer liet het afweten. In juni 2018 werden moties die opriepen tot veroordeling van het Israëlische geweld weggestemd. Op 16 april 2019 troffen vergelijkbare moties van Sjoerd Sjoersma (D66) en van Karabulut en Lilianne Ploumen (PvdA) hetzelfde lot. Hoogst opmerkelijk was in al deze gevallen de tegenstem van het CDA, dat in de stemverhouding in de Kamer een sleutelpositie inneemt. Bij monde van Kamerlid Martijn van Helvert sprak de partij naar aanleiding van het onderzoek van de door de VN ingestelde commissie nota bene van ‘moord’ op 183 Palestijnen:
Er zijn daar 183 mensen vermoord, van welke kant boeit me niet. Er zijn daar 35 kinderen omgekomen. Er zijn zesduizend gewonden gevallen door wapens en 23 duizend door anderen zaken.
Het CDA is kampioen in grote woorden en holle veroordelingen. In juni 2013 sprak toenmalig buitenlandwoordvoerder Omtzigt, zoals wij onlangs nog eens in herinnering riepen, met betrekking tot de Israëlische nederzettingenpolitiek van een ‘rode lijn’ die Israël niet mocht passeren zonder sancties over zich af te roepen. In november 2017 sprak het CDA-congres zich in een stevige motie uit over hetzelfde thema. Maar als het op daden aankomt staat het CDA steevast aan de verkeerde kant van de geschiedenis.
Dat de PVV, het Forum voor Democratie en de christelijke broeders van ChristenUnie en SGP het niet zo ophebben met mensenrechten en handhaving van het internationaal recht als het om de Palestijnen gaat is geen verrassing. In deze kringen is alle aandacht gericht op nog verdere ontmanteling van de Palestijnse rechten.
Met name voeren de partijen actie tegen de betalingen van de Palestijnse Autoriteit aan Palestijnen die in Israël gevangen zitten en aan nabestaanden van gedode Palestijnen. Goochelend met woorden en bedragen, zoals wij met een factcheck aantoonden, noemen zij de uitkeringen ‘terreursalarissen’ waarvan een ‘perverse prikkel’ uitgaat.
Dat de Israëlische scherpschutters die in Gaza meer dan tweehonderd Palestijnen doodden en duizenden demonstranten verminkten voor hun diensten betaald werden, en hun nabestaanden eveneens recht op een uitkering hadden als zij zouden zijn omgekomen, wordt gemakshalve vergeten. De begrippen ‘terreur’ en ‘perverse prikkels’ zijn volgens deze partijen, en natuurlijk volgens Israël zelf, alleen op Palestijnen van toepassing. De moordenaar van Razan al-Najjar kon na gedane arbeid ongestoord met zijn collega’s een biertje drinken op een terras in Tel Aviv. Zoals de commandant van de scherpschutters tegen de krant Haaretz zei: ‘Wat denk je, dat een scherpschutter geen fles champagne opentrekt na zijn eerste hit?’