Onderzoek door The Rights Forum wijst uit dat Unilever in Israël nog steeds zaken doet met Shufersal. Dat supermarktconcern geldt vanwege zijn activiteiten in Israëls illegale nederzettingen als onacceptabele partner.
Schappen vol producten van Knorr, Dove, Hellmann’s en andere merken van de Nederlandse multinational Unilever: dat is de opbrengst van een onderzoek naar de aanwezigheid van Nederlandse producten in het assortiment van het Israëlische supermarktconcern Shufersal.
Shufersal staat vanwege zijn activiteiten in de illegale Israëlische kolonies (‘nederzettingen’) te boek als onacceptabele zakenpartner. Op grond van de ophef die in november jl. rond het bedrijf ontstond, werd aangenomen dat Nederlandse bedrijven zich intussen volledig uit Shufersals supermarkten hadden teruggetrokken.
Ten onrechte, blijkt uit het grote aantal Unilever-producten dat afgelopen week tijdens een onderzoek van The Rights Forum werd aantroffen in Shufersals online aanbod en winkels. Zowel befaamde internationale merken als Knorr, Dove, Hellmann’s en Lipton, als lokale Unilever-merken blijken nog steeds door Shufersal te worden verkocht.
Shufersal is een actieve speler in de illegale Israëlische kolonisering van bezet Palestijns (Westelijke Jordaanoever, Oost-Jeruzalem) en Syrisch (Hoogvlakte van Jawlan/Golan) grondgebied. Het bedrijf exploiteert onder de namen Shufersal en Yesh Supermarkets winkels in een groot aantal Israëlische nederzettingen, betrekt dadels uit de nederzettingen die het als ‘Made in Israel’ verkoopt, laat daar andere producten maken of verpakken, en beschikt er vermoedelijk over vastgoed. Op de Syrische Jawlan-hoogvlakte (Golan) is Shufersal actief in de zuivelindustrie.
Door deze activiteiten is Shufersal betrokken bij ernstige schendingen van het internationaal recht en de mensenrechten. Dat heeft het bedrijf een plek opgeleverd in een VN-databank van ‘foute’ bedrijven. Het bedrijf staat algemeen te boek als profiteur van kolonisering en bezetting.
In november 2017 ontstond dan ook een rel toen een tiental Nederlandse bedrijven – waaronder Gouda’s Glorie, Koopmans, Hak, Remia, De Ruijter en Buiteman – deelnam aan een door Shufersal (mede in de illegale Israëlische nederzettingen) georganiseerde ‘Hollandse Maand’. De kwestie leidde in politiek Den Haag tot een spervuur van vragen en debat, dat donderdag in de Tweede Kamer wordt voortgezet.
In reactie op de Hollandse Maand startte The Rights Forum een petitie waarin wordt opgeroepen tot een regeringsbeleid waarin geen plaats meer is voor relaties met bedrijven die bijdragen aan Israëls illegale kolonisering van bezet Palestijns gebied. De petitie werd op 13 februari aangeboden aan de leden van de Vaste commissie voor Buitenlandse Zaken.
Voor het Nederlandse bedrijfsleven zijn de regels duidelijk. Bedrijven dragen een expliciete verantwoordelijkheid ten aanzien van de mensenrechten. De verplichtingen die zij hebben om te voorkomen dat zij via hun productie- en verkoopketens betrokken raken bij schendingen van de mensenrechten, staan beschreven in een drietal gezaghebbende conventies: de OESO-richtlijnen, de UN Guiding Principles on Business and Human Rights en het daarop gebaseerde Nationaal Actieplan bedrijfsleven en mensenrechten.
Deze conventies laten geen millimeter ruimte voor samenwerking met bedrijven als Shufersal, en evenmin voor de aanwezigheid van Nederlandse producten in de Israëlische nederzettingen in bezet Palestina.
Het was minister van Buitenlandse Zaken Zijlstra die er in de debatten over de banden tussen het Nederlandse bedrijfsleven en ‘foute’ Israëlische bedrijven als Shufersal op bleef hameren: elk bedrijf heeft zich te houden aan de OESO-richtlijnen, en dient bereid te zijn daarover verantwoording af te leggen.
Aan duidelijkheid voor het bedrijfsleven bestaat dus geen gebrek: met bedrijven als Shufersal kan niet worden samengewerkt. Het tumult rond de Hollandse Maand kon worden beschouwd als final call voor de laatste twijfelaars. Wie dan in april 2018 nog in de schappen van Shufersal wordt aangetroffen, negeert welbewust zijn verantwoordelijkheden.
Het is moeilijk te begrijpen dat uitgerekend Unilever, ondanks zijn uitstekende reputatie op het gebied van verantwoord ondernemerschap, zich nog niet van Shufersal heeft gedistantieerd. Dat feit vloekt bovendien met de belofte van het concern in het kader van zijn Human Rights Policy:
We are committed to ensuring that human rights are respected, upheld and advanced across our operations and value chain, wherever we do business.
Afgelopen week werd Unilever ook al aangesproken op de activiteiten van zijn merk Ben & Jerry’s. Die hippe ijsmaker doet nog steeds zaken in de illegale Israëlische kolonies in bezet gebied. En ook zijn producten worden aangetroffen in de supermarkten van Shufersal.
Daarnaast wordt Ben & Jerry’s aangesproken op de waarschijnlijkheid dat zijn Israëlische fabriek water verbruikt dat illegaal aan een Palestijns waterbekken wordt onttrokken. De fabriek zelf is gebouwd op land van het Palestijnse dorp Qastina, dat in 1948 door Israël werd ontvolkt en vernietigd.
Dat is geen ancient history. De uit Qastina verdreven Palestijnen en hun nazaten wordt het erkende recht van terugkeer naar hun dorp tot de dag van vandaag ontzegd. Zij leven op een steenworp afstand, opgesloten achter hekken en muren, blootgesteld aan de Israëlische bezetting. In zo’n omgeving is fatsoenlijk zakendoen uitgesloten, zo luidt het verwijt aan Ben & Jerry’s.
De ijsmaker wordt al sinds 2011 aangespoord om de mensenrechten te respecteren en zijn betrokkenheid bij Israëls illegale kolonisering van Palestina te beëindigen. Inmiddels hebben zich wereldwijd bijna 260 organisaties achter die oproep geschaard. Desondanks houdt Ben & Jerry’s zich doof. Daarom wordt nu moederbedrijf Unilever aangesproken.