André Nollkaemper is hoogleraar internationaal publiekrecht aan de Universiteit van Amsterdam en lid van de Raad van Advies van The Rights Forum.
20 oktober 2023 Lees meer overIsraël mag zijn burgers beschermen, maar noem het geen zelfverdediging, zegt
. Realisering van het Palestijns zelfbeschikkingsrecht is de oplossing.Het internationaal recht erkent uiteraard het recht van Israël om zijn burgers te beschermen tegen de aanval van Hamas op 7 oktober. Maar het is wel van belang om helder te zijn over de rechtsgrond die Israël daarvoor mag gebruiken. De keuze voor het predicaat ‘zelfverdediging’ is niet de juiste, en kan (bedoeld of onbedoeld) gevolgen hebben voor de uitoefening van zelfbeschikking door het Palestijnse volk.
Veel staten zien de reactie van Israël in termen van het ‘recht op zelfverdediging’. De Israëlische regering beriep zich op dit recht, en de VS, de EU, Nederland en zelfs Rusland onderstreepten ook het Israëlische recht op zelfverdediging.
De keuze voor het ‘het recht op zelfverdediging’ is echter juridisch problematisch. In het internationaal recht ontstaat het recht op zelfverdediging als een andere staat geweld gebruikt. Er zijn goede argumenten (zoals de erkenning door 139 andere staten) om Palestina als staat te erkennen, maar dat doen Israël, de VS, de EU en Nederland nu juist niet.
In uitzonderlijke gevallen erkent internationaal recht ook het recht op zelfverdediging tegen een aanval van niet-statelijke actoren vanuit andere staten, zoals de Taliban op 9/11 en IS in 2014. Maar de aanval van Hamas valt niet in die categorie: anders dan de Taliban en IS, is Hamas een organisatie op door Israël bezet gebied.
Het door een bezettende macht inzetten van geweld tegen een bezet volk valt nadrukkelijk niet onder het recht op zelfverdediging. Als bezettende macht heeft Israël wel het recht om op te treden om de orde in bezet gebied te handhaven – ook om eigen burgers te beschermen. Maar dat is wat anders dan het recht op zelfverdediging.
Toen in 2004 het Internationaal Gerechtshof moest oordelen over de rechtmatigheid van de bouw van de muur in bezet gebied, stelde Israël dat de muur was gerechtvaardigd door het recht op zelfverdediging tegen Palestijnse aanvallen op Israëlische burgers. Het Hof ging daar niet in mee en bepaalde dat het recht op zelfverdediging alleen tussen staten geldt en geen rechtvaardiging kon bieden voor de Israëlische muur.
Israël zal zeggen dat dit oordeel niet langer relevant is, omdat Gaza sinds 2006, toen Israël zijn troepen uit het gebied terugtrok, niet langer bezet is. Maar de Verenigde Naties hebben die interpretatie verworpen. Deze interpretatie is ook onhoudbaar in het licht van de feitelijke Israëlische controle over Gaza: na de ‘disengagement’ van Israël er nog steeds sprake van een bezetting.
Dat Israël, de VS, de EU en Nederland desondanks blijven volhouden dat er sprake is van een recht op zelfverdediging, gaat verder dan juridische haarkloverij. De keuze voor deze term heeft bredere implicaties.
Ten eerste: juist omdat het Internationaal Gerechtshof heeft vastgesteld dat het recht op zelfverdediging niet van toepassing is in een situatie van bezetting, kan het gebruik van de term zelfverdediging worden gezien als een bevestiging van de Israëlische positie dat er geen sprake is van bezetting. En als er geen bezetting is, is er ook geen bezet volk dat ervoor kan kiezen om haar recht op zelfbeschikking te bevechten.
Door het gebruik van de term zelfverdediging voeden de VS, de EU en ook Nederland dit standpunt en zetten daarmee de Palestijnen op een nog grotere achterstand in de uitoefening van hun recht om over hun eigen lot te beschikken.
Ten tweede kan het gebruik van de term ‘zelfverdediging’ Israël meer ruimte geven om met geweld op te treden dan het toekomt als bezettende macht. Op grond van het recht op zelfverdediging mag een aangevallen staat geweld gebruiken dat noodzakelijk is om een voortzetting of herhaling van de aanval te voorkomen. In de meest vergaande interpretatie kan dat betekenen omverwerping van het regime dat de aanval pleegde.
Israël lijkt deze vergaande lijn gekozen te hebben. De NYT bericht dat „het zijn ultieme doel is om de top van de militaire en politieke hiërarchie van Hamas uit te schakelen”.
In een situatie van bezetting is deze brede interpretatie echter problematisch. Het recht op zelfbeschikking brengt mee dat het Palestijnse volk zelf kan kiezen voor zijn organisatie en toekomst. En er is geen twijfel over dat voor de lange termijn stabiliteit in de regio het wenselijk is dat het Hamas regime verdwijnt en wordt verenigd met of opgaat in de Palestijnse Autoriteit die de Westelijke Jordaanoever bestuurt. Maar het is niet aan Israël om dat te realiseren. Israël mag geweld gebruiken om zijn burgers te beschermen. Maar het omverwerpen van een voor Israël vijandig regime en het installeren of bevorderen van een bevriend regime, gaat veel verder. Het ondergraaft het recht van het Palestijnse volk om zijn toekomst te bepalen.
De inzet om, bij de uitoefening van het recht op zelfverdediging, Hamas omver te werpen is juridisch nog problematischer nu de hele Gazaanse bevolking is vervlochten met Hamas; Hamas organiseert immers de basisvoorzieningen. Het uitschakelen van de hele Hamas-organisatie zou de gehele bevolking treffen. Er bestaat een grote kans dat dit niet proportioneel zal zijn, en daarmee in strijd met internationaal recht. Door te spreken over het recht op zelfverdediging met als doel omverwerping van Hamas, zonder nauwe definitie van wat wel en niet onderdeel uitmaakt van het regime riskeren de EU en Nederland hier aan bij te dragen.
In de nu ontstane situatie zouden alle staten, ook de staten die de kaart van het recht van Israël op zelfverdediging spelen, zich ervoor in moeten zetten dat het Israëlische gebruik van geweld niet de juridische aanspraken van de bevolking van Gaza op zelfbeschikking ondermijnt.
De beste manier om dat te borgen is om nu de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties in staat te stellen een leidende rol te spelen. Op grond van het VN Handvest moet deze immers oordelen over het inroepen van het recht op zelfverdediging, en maatregelen nemen om zowel vrede en veiligheid te bewaren.
Gegeven de opstelling van Veiligheidsraadleden als China en Rusland, maar ook de Verenigde Arabische Emiraten, die op goede gronden het belang van zelfbeschikking van het Palestijnse volk willen borgen, zal het eenzijdig insisteren op een recht op zelfverdediging leiden tot een patstelling. Dat gebeurde ook bij de eerste besprekingen in de Veiligheidsraad over de situatie in Israël en Gaza op 9 oktober.
De landen die nu de brede lijn van zelfverdediging hebben gekozen, zouden een sterkere bijdrage bieden aan veiligheid in de regio op de lange termijn, door zich te voegen in een consensus in de Veiligheidsraad die de aanslagen van Hamas veroordeelt, die het recht van Israël om binnen de grenzen van internationaal recht haar burgers te beschermen erkent, maar die ook aanzet tot een politiek proces voor zelfbeschikking in een eigen Palestijnse staat. Dat zou op termijn de beste garanties bieden om een herhaling van het drama op 7 oktober te voorkomen.
Dit artikel verscheen op 16 oktober op de website van NRC, en een versie ervan een dag later in de papieren editie.