André Nollkaemper is hoogleraar internationaal publiekrecht aan de Universiteit van Amsterdam en lid van de Raad van Advies van The Rights Forum.
11 juli 2023 Lees meer overHet is voor westerse landen niet meer vol te houden het internationaal recht met betrekking tot de bezette Palestijnse gebieden te negeren, zegt André Nollkaemper.
Bij de oorlog in Oekraïne speelt Europa overtuigend de kaart van het internationaal recht. We baseren onze veroordelingen van Rusland op dat recht, en weten de gang naar het Internationaal Strafhof en het Internationaal Gerechtshof goed te vinden; en hebben nu ook een commissie voor de berechting van het misdrijf van agressie ingesteld.
Israël is niet vergelijkbaar met Rusland. Maar het zal niet goed uitlegbaar zijn als we bij Rusland vol de kaart van internationaal recht spelen, en straks de oordelen van internationale tribunalen over de bezette Westelijke Jordaanoever naast ons neerleggen.
De recente militaire operatie van Israël in Jenin en de aangekondigde bouw van 13.000 nieuwe woningen op de Westoever brengt niet alleen een levensvatbare Palestijnse staat weer verder buiten bereik, maar zorgt ook voor nog meer escalatie. De bezetting van de Westoever en Oost-Jeruzalem sinds 1967 en de bouw van nederzettingen, zijn evident in strijd met het internationaal recht – met het recht op zelfbeschikking en met de Vierde Geneefse Conventie, die het een bezettende macht verbiedt om een deel van haar bevolking naar het bezette gebied te verplaatsen. Bovendien zijn dergelijke verplaatsingen oorlogsmisdrijven.
Deze fundamentele beginselen lijken in de dagelijkse praktijk geen enkele rol te spelen. Niet voor Israël, maar ook niet voor de enkele tientallen staten (waaronder Nederland) die Palestina niet hebben erkend. Weliswaar bekritiseren die landen (ook Nederland) stelselmatig de uitbreiding van nederzettingen, maar zolang ze daar geen gevolgen aan verbinden, betekent internationaal recht niets voor de inwoners van Jenin.
Toch is in de afgelopen jaren een dynamiek op gang gekomen die het recht relevanter kan maken. Palestina en de staten die Palestina hebben erkend en steunen, hebben steeds meer het pad naar internationale (rechterlijke) organisaties gevonden. Die zullen op zichzelf niet de bouw van nederzettingen voorkomen, maar door gezaghebbend vast te stellen wat het recht vraagt, en wat de gevolgen zijn van een schending van het recht, wordt de ruimte om het recht terzijde te schuiven kleiner.
In maart 2021 is de aanklager van het Internationaal Strafhof een onderzoek begonnen naar internationale misdrijven in de Gazastrook en de Westoever sinds 2014. Het is niet goed voorstelbaar dat dit onderzoek niet zal leiden tot de vaststelling dat inderdaad internationale misdrijven in bezette gebieden zijn begaan.
In 2021 werd in de VN ook de Independent International Commission of Inquiry on the Occupied Palestinian Territory, including East Jerusalem, and Israel opgericht. Deze commissie stelt op jaarlijkse basis schendingen van internationaal humanitair recht en mensenrechten vast.
In 2022 bestempelde de speciaal VN-gezant voor mensensenrechten in de bezette Palestijnse gebieden sinds 1967 de situatie in Palestina als ‘apartheid’ – een term die daarvoor al door ngo’s werd gebruikt, maar die nu een aanmerkelijk zwaarder gehalte krijgt.
En begin dit jaar is, op verzoek van de Algemene Vergadering van de VN, het Internationaal Gerechtshof een procedure begonnen die zal leiden tot een gezaghebbend advies over de juridische gevolgen die voortkomen uit de praktijk van Israël in bezet Palestijns gebied.
Een reeks kritische uitspraken van VN-organisaties over de acties in Jenin tonen hoezeer de vaststelling van feiten en de beoordeling daarvan niet langer een speelbal zijn van politieke interpretaties van afzonderlijke landen, maar nu deel zijn geworden van het werk van onafhankelijke internationale organisaties.
Deze sterke toename van betrokkenheid van internationale instanties ontmoet weerstand. De escalatie van geweld en de uitbreiding van nederzettingen kunnen worden gezien als doelbewuste pogingen om ‘facts on the ground’ te creëren die niet meer kunnen worden teruggedraaid. Maar nu de dynamiek van internationale organisaties eenmaal is begonnen, zal dat paradoxaal genoeg alleen maar leiden tot verscherping van de internationale juridische reactie.
Het is makkelijk om cynisch te zijn over het verschil dat het Strafhof, de Onderzoekscommissie en het Internationaal Gerechtshof uiteindelijk kunnen maken. Een eerder advies van het Internationaal Gerechtshof uit 2004 had nauwelijks effect.
Maar het landschap is wezenlijk veranderd. Achter de internationale organisaties gaan ruim 130 staten schuil die Palestina hebben erkend, en voor wie een gezaghebbende internationale vaststelling van het recht een belangrijk diplomatiek wapen zal zijn. Ook is de geopolitieke situatie wezenlijk veranderd, waarbij China de banden met Palestina aanhaalt, en een actieve rol in het vredesproces wil spelen, die 20 jaar geleden was voorbehouden aan de Verenigde Staten.
Daarmee verandert ook de positie van de enkele tientallen (voornamelijk westerse) staten die Palestina niet erkend hebben. Deze zien de activiteiten van internationale organisaties met lede ogen aan. Nederland onthield zich van stemming bij zowel de instelling van de Onderzoekscommissie als bij de resolutie die de adviesaanvraag voorlegde aan het Internationaal Gerechtshof, verwierp het oordeel van de VN-gezant dat er in de bezette gebieden sprake is van apartheid, en deelde niet het oordeel van het Internationaal Strafhof dat Palestina als staat beschouwd kan worden.
Maar het is niet waarschijnlijk dat we ons hier blijvend in een minderheidsgroep zullen blijven verzetten tegen deze ontwikkeling. We zullen het ons moeilijk kunnen veroorloven om, als er straks gezaghebbende uitspraken van het Strafhof en het Internationaal Gerechtshof liggen, deze naast ons neer te leggen.
Noch in Oekraïne, noch in Palestina zal internationaal recht van de ene op de andere dag een verschil maken. Een daadwerkelijk vreedzame oplossing is verder weg dan ooit. We moeten ons niet door het internationaal recht laten leiden omdat het van vandaag op morgen de wereld verbetert – maar omdat dit het enige universele kader is dat we hebben om te streven naar een vreedzaam naast elkaar leven van volkeren.
Dit artikel verscheen eerder in NRC.