Amerikaanse politici: radicale groepen in Israël bedreigen christelijke aanwezigheid – Israëlische militairen mishandelen Palestijnse journalist – Onderzoek: inbeslagname van agrarische machines levert Israëlische leger miljoenen op – en meer
Een groep Amerikaanse Congresleden, bestaande uit zowel Democraten als Republikeinen, heeft zich kritisch uitgelaten over Israëlische aanvallen op de christelijke gemeenschap in Jeruzalem. In een brief aan de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken schrijven zij dat radicale Israëlische groeperingen proberen christenen ‘te verjagen’ en de ‘culturele en religieuze diversiteit’ van de stad bedreigen. De Congresleden verwijzen daarbij onder andere naar daden van vandalisme tegen verschillende kerken in Jeruzalem en een aanval van drie Israëlische jongeren op een Armeense priester in mei 2021.
Zij benadrukken bovendien dat de daden van de radicale Israëlische groeperingen onbestraft blijven door de Israëlische regering. Zij vormen daarmee ‘een directe bedreiging voor de religieuze vrijheid van de christelijke gemeenschap in Jeruzalem en ondermijnen de rijke geschiedenis van interreligieuze samenwerking in de stad’, aldus de Congresleden. In de brief roepen de Congresleden het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken daarom op om samen te werken met de Israëlische regering om de vrijheid van religie van alle gelovigen te waarborgen en de Israëli’s die betrokken zijn bij de aanvallen op christenen daarvoor verantwoordelijk te houden.
Het is op zijn minst opmerkelijk te noemen dat de Congresleden tegelijkertijd met geen woord reppen over de recente grootschalige aanvallen van het Israëlische leger en groepen kolonisten op de Al-Aqsa-moskee, één van de heiligste plaatsen voor moslims. Daarbij vielen honderden gewonden en werd schade toegebracht aan verschillende delen van het historische complex.
Op 9 mei werd door CNN gemeld dat de Amerikaanse president Joe Biden overweegt om tijdens een aanstaand staatsbezoek een bezoek te brengen aan Oost-Jeruzalem. Een presidentieel bezoek aan het Palestijnse deel van de stad, dat in 1967 door Israël werd bezet, zou waarschijnlijk worden gezien als een gebaar van steun aan de Palestijnen. Hoewel de plannen nog niet definitief bekend zijn gemaakt, zou Biden mogelijk het Al-Makassed ziekenhuis bezoeken. Veel van de Palestijnen die tijdens de Israëlische aanvallen op de Al-Aqsa-moskee gewond raakten, werden in dit ziekenhuis behandeld.
Een dergelijk bezoek zou ongetwijfeld een storm van kritiek teweeg brengen vanuit de hoek van de Amerikaanse pro-Israël-lobby. Datzelfde geldt voor de aanstelling van Karine Jean-Pierre, de nieuwe persvoorlichter van de regering-Biden. Nadat zij op 5 mei werd gepresenteerd als de opvolger van Jen Psaki tweette de voormalige Amerikaanse ambassadeur in Israël David Friedman dat ‘de mainstream media is vergeten dat zij Israël haat’. Aanleiding zou een column van Jean-Pierre in 2019 zijn geweest, waarin zij AIPAC, de grootste Amerikaanse pro-Israël-lobbygroep, beschuldigt van racisme. Volgens de kersverse persvoorlichter is AIPAC schuldig aan het verspreiden van anti-islamitische en anti-Arabische retoriek, en kunnen progressieven zich daarom niet langer met de lobbygroep verhouden.
Op 4 mei oordeelde het Israëlische Hooggerechtshof dat de inwoners van twaalf Palestijnse dorpen in bezet gebied mogen worden gedeporteerd en de dorpen mogen worden afgebroken, om plaats te maken voor een Israëlisch militair oefenterrein. Onlangs besteedden we aandacht aan de achtergrond van de kwestie en het onrecht waarmee de dorpen, gezamenlijk bekend onder de naam Masafir Yatta, al decennia worden geconfronteerd.
De uitspraak is een volgende grove aantasting van de rechten van de Palestijnen en een even grove schending van het internationaal recht, dat zulke deportaties ten strengste verbiedt. De Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem sloeg de spijker op de kop door in een persbericht te spreken van ‘goedkeuring van een oorlogsmisdaad’.
Morgen publiceren wij een uitgebreide analyse van het oordeel van het Hooggerechtshof, en de implicaties daarvan voor de Palestijnse bevolking.
Israëlische militairen hebben afgelopen weekend een Palestijnse journalist aangevallen en verwond omdat hij hen probeerde te filmen. Basil Al-Adraa werkt onder andere voor +972Magazine en Local Call. Daar doet hij hij voornamelijk verslag van kolonistengeweld en het geweld van het Israëlische leger tegen Palestijnse burgers in de South Hebron Hills, waaronder het bedreigde Masafir Yatta. De militairen waren in de buurt van het dorp A-Tuwani, tevens de woonplaats van Al-Adraa, om een boer te dwingen een klein gebouw te slopen dat hij naast zijn olijfboomgaard had gebouwd. Toen Al-Adraa hen begon te filmen vielen zij hem aan, sloegen zij hem met hun wapens en stampten zij op hem. Dit alles, ondanks Al-Adraa’s herhaaldelijke mededelingen dat hij een journalist was.
Sami Hureini, een Palestijnse activist die ook ter plekke was, verklaarde dat Al-Adraa en zijn collega’s doelwitten zijn omdat zij ‘elke dag in het veld zijn om te documenteren’ wat het leger in de bezette gebieden doet. Dat werk is voor Palestijnse journalisten, zoals nu ook weer bevestigd, niet zonder gevaar. In november 2021 publiceerde het Palestinian Center for Development and Media Freedoms (MADA) een rapport waaruit blijkt dat Israëlische troepen tussen 2016 en medio 2021 bijna 800 keer fysiek geweld gebruikten tegen Palestijnse journalisten. Deze aantasting van persvrijheid is overigens ook moeilijk te rijmen met minister Hoekstra’s omschrijving van Israël als een ‘pluriforme democratische rechtsstaat’ die ‘wordt gekenmerkt door onafhankelijk opererende en mondige media’.
Bij een aanslag in Elad zijn drie Israëli’s om het leven gekomen en vier andere gewond geraakt. De verdachten, twee Palestijnen van 19 en 20 jaar uit een dorp net buiten Jenin, vielen op 5 mei met een mes en een bijl burgers aan in de ultraorthodoxe stad in centraal-Israël. Na een massale zoektocht, die drie dagen duurde, werden zij gearresteerd in een bos in de buurt van de stad. Op videobeelden van de arrestatie lijkt één van de verdachten te bekennen de aanval te hebben uitgevoerd. Voor zover bekend hebben de twee Palestijnen geen banden met terroristische organisaties.
De twee mannen waren in het verleden herhaaldelijk via een gat in het grenshek tussen Israël en de bezette Palestijnse gebieden naar Elad gereisd om daar te werken. Ook op de dag van de aanval zouden zij die route hebben afgelegd. De Israëlische politie zette daarom, in tandem met de zoektocht naar de verdachten, een grootschalige operatie op touw om Palestijnen die illegaal Israël waren binnengekomen te arresteren. In totaal vonden er zo’n duizend arrestaties plaats, onder wie van Israëli’s die ervan worden verdacht Palestijnen te hebben getransporteerd. Elke dag reizen duizenden Palestijnen naar Israël om daar te werken, van wie velen zonder de benodigde vergunningen.
Bij de Israëlische operatie kwam ook een Palestijnse man om het leven. Israëlische troepen schoten de 27-jarige man dood toen hij op 8 mei probeerde over het grenshek in de buurt van de stad Tulkarm op de Westelijke Jordaanoever te klimmen. Diezelfde dag doodde een beveiliger van de illegale Israëlische kolonie Teqoa een 17-jarige Palestijnse jongen. Hij zou geprobeerd hebben de kolonie te betreden, al is er weinig bekend over dit voorval.
In totaal heeft het Israëlische geweld dit jaar al tenminste vijftig Palestijnen het leven gekost. De meesten van hen werden doodgeschoten door Israëlische troepen tijdens gewelddadige operaties op de Westelijke Jordaanoever. In dezelfde periode kwamen bij aanslagen van Palestijnen of Israëli’s met een Palestijnse achtergrond 19 Israëli’s om het leven.
De inbeslagname van landbouw- en bouwmachines van Palestijnen – zoals tractoren, kranen en waterreservoirs – door het Israëlische leger is in de afgelopen zeven jaar bijna verdrievoudigd. In dezelfde periode daalde de inbeslagname van soortgelijke machines van Israëlische kolonisten op de bezette Westelijke Jordaanoever met 42 procent. Dat blijkt uit cijfers van de Civil Administration, de tak van het Israëlische leger die de bezette Palestijnse gebieden bestuurt, die door de Israëlische ngo Kerem Navot zijn verzameld.
Uit de cijfers blijkt bovendien dat het leger miljoenen verdient aan de inbeslagnames. Om de geconfisqueerde machines terug te krijgen moeten Palestijnse boeren doorgaans tussen de €1500 en €2000 per stuk betalen – een veel hoger bedrag dan de kosten die het Israëlische leger maakt bij het vervoeren van de machines. Lukt dat niet, dan gaat het leger over tot verkoop. Volgens Kerem Navot heeft de Civil Administration aan deze praktijk tussen 2014 en 2020 omgerekend bijna drie miljoen euro verdiend.
Het door Kerem Navot geschetste beeld sluit naadloos aan bij de bekende aanvallen op de Palestijnse agrarische sector, bedoeld om de Palestijnse samenleving en economie te ontwrichten. Zo wordt Palestijnen regelmatig de toegang tot hun land geheel of gedeeltelijk ontzegd en eigent de Israëlische staat zich regelmatig grote stukken Palestijns land toe. Die worden vervolgens gebruikt als zogenaamde ‘militaire trainingszones’ of voor de uitbreiding of vestiging van nieuwe kolonies. Daarbovenop komen nog de aanvallen van kolonisten op Palestijnse boeren en herders, en hun gewassen en andere bezittingen – een praktijk die door de vooraanstaande Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem is omschreven als een belangrijk onderdeel van het Israëlische staatsbeleid.
In dezelfde context moeten ook de aanvallen op de Palestijnse landbouworganisatie UAWC worden gezien. UAWC gaat voorop in de bescherming van Palestijnse agrarische gemeenschappen tegen de Israëlische bezetting en kolonisering, en is daarmee een primair doelwit van campagnes in Israël, de Palestijnse gebieden en daarbuiten. In Nederland resulteerde dat begin januari in het onthutsende en zwak onderbouwde kabinetsbesluit om de samenwerking met de organisatie te beëindigen.
De hierboven beschreven Israëlische aanvallen op de Palestijnse agrarische sector zijn met andere woorden een integraal onderdeel van Israëls koloniseringspolitiek. Zowel de Europese Unie als Nederland beschouwt de kolonies (‘nederzettingen’) als illegaal en een groot obstakel voor vrede. Niettemin wordt handel met de kolonies nog altijd toegestaan. Met een Europees Burgerinitiatief dringt een coalitie van 150 organisaties, waaronder The Rights Forum, daarom aan op een Europees verbod op handel met illegale nederzettingen in bezette gebieden, waar ook ter wereld. Om het initiatief te doen slagen is uw steun nodig. Teken de petitie!