Met het oordeel dat Israël ‘een pluriforme democratische rechtsstaat’ is laat het kabinet zien hoe diep het bereid is te zinken om het land te blijven ontzien. Hoeveel Nederlanders vertegenwoordigt het nog met die propaganda?
Maakt Israël zich schuldig aan apartheid? Met die vraag zit het kabinet al in zijn maag sinds Amnesty International dat oordeel begin dit jaar velde. Amnesty sloot met zijn conclusie aan bij een lange rij mensenrechtenorganisaties en -deskundigen, waaronder Human Rights Watch en een groot aantal Israëlische en Palestijnse organisaties. Dat het kabinet vanuit de Tweede Kamer de vraag zou krijgen of het dat oordeel onderschrijft was onafwendbaar.
Apartheid is een misdaad tegen de menselijkheid die tot ingrijpen van de internationale gemeenschap noopt, tot sancties. Vandaar de verlegenheid van het kabinet, dat Israël van oudsher juist van zulke maatregelen uitzondert. Nederland steunt Israël onvoorwaardelijk en negeert zowel de rechten van de Palestijnen als de eigen verplichtingen onder internationaal recht om op te treden tegen Israëlische misdaden. Het ontwijken van zwaarwegende oordelen – zoals oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid – is onderdeel van dit beleid van medeplichtigheid.
Een Houdini-act was derhalve geboden en die meende het kabinet eind april gevonden te hebben in het argument dat het niet aan de politiek, maar aan een rechter is om een oordeel te vellen. Daarmee ging het echter lijnrecht in tegen het advies van de Extern Volkenrechtelijk Adviseur en de Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken, die stellen dat zo’n oordeel juist primair aan de regering is. Bovendien beschuldigt de Europese Unie as we speak Rusland openlijk van misdaden tegen de menselijkheid en hebben ook Nederlandse politici daar geen moeite mee – daar komt geen rechter aan te pas.
Na de mislukte poging tot ontduiking volgde de ontkenning. In een debat op 14 juni stelde minister Wopke Hoekstra van Buitenlandse Zaken dat Israël zich niet schuldig maakt aan apartheid. Integendeel, Israël is volgens het kabinet ‘een pluriforme democratische rechtsstaat’.
Met dit oordeel gaat het kabinet veel verder dan het ontkennen dat de term apartheid van toepassing is op de situatie in Israël en Palestina. Het ontkent in feite die hele situatie. Het leidt ons binnen in een fictieve werkelijkheid waar de rechten van alle bevolkingsgroepen zijn gewaarborgd en eventuele discriminatie voortvarend wordt aangepakt. Het is propaganda, een beschamend nieuw dieptepunt in het toneel waarmee het kabinet Israël van oudsher uit de wind houdt.
We herinneren het kabinet eraan dat in bezet gebied vijf miljoen Palestijnen leven die geen enkele invloed hebben op het Israëlische regime dat hun levens bepaalt, om de simpele reden dat zij niet-Joods zijn. En dat Israël geen enkele intentie heeft die bezetting, die al 55 jaar – driekwart van Israëls bestaan – duurt, te beëindigen, maar als het fundament beschouwt onder de verdere illegale kolonisering van Palestina.
We wijzen het kabinet er ook op dat Joodse en Israëlische strijdgroepen in 1947-1949 driekwart miljoen Palestijnen van huis en haard hebben verdreven, die sindsdien door Israël van hun recht op terugkeer en compensatie worden weerhouden. En dat ook in dit geval hun etniciteit de factor is die hun lot bepaalt, te weten een permanent bestaan in vluchtelingenkampen, waar generatie na generatie van nakomelingen is aangewezen op humanitaire hulp. Waren zij Joden, dan hadden zij allang naar hun woningen kunnen terugkeren en waren zij om te beginnen niet verjaagd.
We vestigen er verder de aandacht op dat dit onderscheid ook de erkende staat Israël kenmerkt, het Israël ‘binnen de grenzen van voor juni 1967’. Ook daar hebben Joden meer rechten dan niet-Joden. Die discriminatie is de essentie van de ‘Joodse staat’ en grondwettelijk verankerd in de beruchte Wet op de natiestaat, waarin Israël niet wordt gedefinieerd als een staat van en voor zijn inwoners, maar als ‘de natiestaat van het Joodse volk’ – de Palestijnen schitteren in de wetstekst door afwezigheid. De gevolgen doen zich op alle levensterreinen voelen. In zijn rapport uit 2020 over de mensenrechtensituatie in Israël formuleerde het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken het zo: ‘Arabische moslims, christenen, Druzen en Ethiopische burgers hebben te maken met aanhoudende institutionele en maatschappelijke discriminatie.’
Ten slotte zal het Den Haag niet zijn ontgaan dat het wel functionerende deel van de Israëlische rechtsstaat onder zorgwekkend zware druk staat van politici die op vérgaande hervormingen uit zijn, onder meer wat betreft de samenstelling en bevoegdheden van het Hooggerechtshof. En dat de pers, wiens vrije functioneren essentieel is in een democratie, al sinds de stichting van de staat wordt beknot door militaire censuur, die gemiddeld vier maal per dag een artikel van een nieuwsmedium censureert en om de drie dagen een artikel in z’n geheel verbiedt.
Wie dit Israël aanduidt als ‘een pluriforme democratische rechtsstaat’ is spectaculair aan het witwassen. Die draait het publiek een rad voor ogen en beschouwt dat publiek als een domme massa die je alles kunt wijsmaken. Met dit staaltje propaganda laat het kabinet zien hoe diep bereid is te zinken om Israël te kunnen blijven ontzien.
Pikant genoeg was het minister Hoekstra zelf die direct een gat in het sprookje schoot, door op de dag van het debat in een brief aan de Tweede Kamer te schrijven: ‘Het juridische proces dat [na zogenoemde ‘veiligheidsoperaties’ van Israël in bezet gebied] volgt voor gearresteerde Palestijnen is vaak onduidelijk of ontbreekt, en de geweldsincidenten waarbij slachtoffers vallen worden slechts incidenteel onderzocht.’ Dan spreken we dus niet van een ‘rechtsstaat’, geachte minister. Temeer daar het geweld, de arrestaties en de straffeloosheid waarvan u melding maakt geen ‘incidenten’ zijn, maar alledaagse manifestaties van een gewelddadige overheersing die door Nederland ruimhartig wordt gedoogd, zo niet gestimuleerd.
Het is beschamend genoeg dat Nederland een fundamenteel onrechtvaardig beleid voert, waarmee het zich medeplichtig heeft gemaakt aan systematische schendingen van bindende VN-resoluties en het internationaal recht, en ieder uitzicht op een rechtvaardige vrede helpt verduisteren. Het ligt voor de hand dat het daarmee niet alleen de mensenrechtenwereld, maar inmiddels ook het grootste deel van de bevolking tegen de haren instrijkt. Het verbloemen van de werkelijkheid met steeds plattere propaganda maakt dit beleid nog onverteerbaarder dan het al is.