De twee auteurs van een antisemitisme-nota die momenteel door de Tweede Kamer wordt behandeld kregen de kans hun beschuldiging in te trekken. In plaats daarvan doen ze er een schepje bovenop.
De Tweede Kamerleden Ulysse Ellian (VVD) en Mirjam Bikker (ChristenUnie) hebben de mogelijkheid hun blazoen te zuiveren voorbij laten gaan. In hun eind 2022 gepubliceerde initiatiefnota De aanpak van antisemitisme – de volgende stap beschuldigden zij The Rights Forum op leugenachtige gronden van antisemitisme. Daarmee berokkenden zij niet alleen The Rights Forum reputatieschade, maar ondergroeven zij ook hun eigen geloofwaardigheid als integere Kamerleden en oprechte bestrijders van antisemitisme.
De fractie van GroenLinks/PvdA stelde het duo kritische vragen over hun lasterlijke beschuldiging. The Rights Forum zelf drong in een uitgebreid commentaar aan op intrekking ervan. De auteurs houden echter voet bij stuk en doen er zelfs nog een schepje bovenop, blijkt uit hun antwoorden aan GroenLinks/PvdA. Verwacht mag worden dat hun gedrag binnen de Kamer hoog wordt opgenomen. Onwaarheden en laster horen in het parlement niet thuis.
Zoals wij in ons commentaar en eerdere artikelen uiteenzetten baseerden Ellian en Bikker hun beschuldiging op een valse voorstelling van een Wob-verzoek dat wij in januari 2022 indienden bij de Nederlandse universiteiten. Daarin vroegen we informatie op over hun institutionele banden met een aantal Israëlische academische instellingen, overheden en (defensie)bedrijven, en met een aantal Joodse en andere organisaties en instellingen in Nederland en daarbuiten. Die waren geselecteerd vanwege hun pro-Israël-opvattingen en betrokkenheid bij pogingen de vrijheid van meningsuiting van pro-Palestijnse academici en studenten in te perken. Met ‘institutionele banden’ doelden we op banden op het niveau van faculteiten, commissies en andere universitaire organen, en nadrukkelijk niet op het niveau van individuele medewerkers.
Zoals in onze publicaties beschreven werd het verzoek vanuit de universiteiten naar de media gelekt, waarna een groot aantal organisaties, publicisten en politici uit het pro-Israël-kamp een ongekende lastercampagne tegen ons ontketende. Daarin stond de beschuldiging centraal dat wij de universiteiten – of zelfs alle tienduizenden universitair medewerkers – zouden hebben gevraagd ‘al hun contacten met Joden’ aan ons door te geven.
Het is een klassiek voorbeeld van de manier waarop de pro-Israël-lobby reageert op activiteiten en standpunten die haar niet bevallen. Agressieve beschuldigingen van antisemitisme zijn aan de orde van de dag, vaak onder verwijzing naar de Holocaust en het naziregime voor extra effectbejag. Dat zulke beschuldigingen neerkomen op misbruik van het begrip antisemitisme en bagatellisering van de Holocaust – in Nederland strafbaar – wordt als nevenschade beschouwd.
Ellian en Bikker – de laatste als opvolger van haar begin 2023 uit de Kamer vertrokken partijgenoot Gert-Jan Segers – leverden een actieve bijdrage aan de tegen The Rights Forum gerichte lastercampagne. Ondanks verzoeken van ons en anderen om hun fatsoen te bewaren bleven ze hun verdachtmakingen herhalen. In hun initiatiefnota schreven ze dat wij de universiteiten zouden hebben gevraagd ‘hun contacten met Joodse en Israëlische instanties te overhandigen’ (p.6) en ‘alle contacten met Joodse instanties te melden’ (p.11).
Ze voegden daaraan toe dat het Wob-verzoek ‘door een aantal Joodse medewerkers van onderwijsinstellingen als zeer intimiderend en antisemitisch’ zou zijn ervaren. Ze zagen zelfs overeenkomsten met het naziregime: ‘Het verzoek riep immers herinneringen op aan een zeer duistere periode, waarin ook gevraagd werd naar de Joodse contacten van personen of organisaties.’
Als van die zware beschuldigingen ook maar iets had geklopt, had het aangiftes tegen ons geregend en waren wij intussen veroordeeld. Maar het tegendeel is gebeurd. Geen enkele van de kennelijk verontruste Joodse medewerkers deed aangifte of heeft zelfs maar contact met ons gezocht om verhaal te halen. Ook Ellian en Bikker lieten dat na, hoewel zij er in hun nota op wijzen dat een lage aangiftebereidheid een belangrijk knelpunt is in de bestrijding van antisemitisme. Ongetwijfeld realiseerden zij zich dat een aangifte volstrekt kansloos zou zijn.
In hun antwoorden aan GroenLinks/PvdA gaan Ellian en Bikker nog een stap verder. Zij schrijven: ‘Het Wob-verzoek is overduidelijk gericht op het feitelijk openbaar maken van alle contacten die een medewerker van de universiteit heeft met Joodse organisaties of personen.’ Ook al zijn zij er keer op keer op gewezen – zelfs in een gesprek met Gert-Jan Segers en een persoonlijke brief – dat het Wob-verzoek uitsluitend betrekking had op institutionele contacten, het duo blijft het tegendeel beweren.
Ook de bewering dat het verzoek ‘door mensen uit de Joodse gemeenschap als antisemitisch is ervaren’ wordt nog zwaarder aangezet. Zo schrijven Ellian en Bikker: ‘Het Wob-verzoek is door velen ervaren als “vertellen of je Joodse vrienden hebt”.’ Joodse medewerkers van onderwijsinstellingen zouden zich ‘geïntimideerd voelen’. En ‘binnen universiteiten heeft [het verzoek] geleid tot gevoelens van onveiligheid, onrecht en discriminatie’. Ons Wob-verzoek gaat, samengevat, ‘alle perken te buiten’.
Ellian en Bikker vinden dat Joodse organisaties uitgezonderd dienen te worden van Wob-/Woo-verzoeken. Dat zou ook moeten gelden voor ‘organisaties gericht op de bestrijding van antisemitisme en de herdenking van de Holocaust’. Dat voor zo’n uitzondering geen wettelijke grondslag bestaat maakt hen niet uit. Eerder betoogden zij al dat de universiteiten zich niet aan hun wettelijke plicht tot medewerking hoefden te houden omdat ons Wob-verzoek ‘strijdig is met de ethiek en moraal’.
Van hen mag niet worden nagegaan of organisaties als het Centraal Joods Overleg (CJO) en het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) invloed op universiteiten uitoefenen, bijvoorbeeld door het promoten van de destructieve IHRA-definitie van antisemitisme of het beknotten van de vrijheid van meningsuiting. Daarvan zijn voldoende voorbeelden bekend om een veel grotere bemoeienis te vermoeden. Ellian en Bikker willen die openheid voorkomen. Ook het bureau van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (een overheidsinstantie) dient volgens hen van Wob-/Woo-verzoeken te worden uitgezonderd.
Dat geldt zelfs voor een notoire lasterorganisatie als het Simon Wiesenthal Center. Het invloedrijke centrum is berucht vanwege zijn weerzinwekkende campagnes tegen Joodse organisaties als het Amerikaanse Jewish Voice for Peace en het Duitse Jüdische Stimme. Daarnaast richtte het zijn gifpijlen onder meer op het ‘antisemitische ijs’ van de Amerikaanse ijsproducent met de Joodse wortels Ben & Jerry’s, op Europese media als de BBC en Deutsche Welle, en op banken, universiteiten, mensenrechtenorganisaties, reisondernemingen, kunstenaars en tal van andere instellingen, bedrijven en personen, overal ter wereld.
Wat Ellian en Bikker betreft moeten dit soort organisaties – denk ook aan het in het Wob-verzoek opgenomen B’nai B’rith – ongehinderd hun schadelijke gang kunnen gaan, alleen omdat ze Joods zijn. Volgens het duo zijn het niet deze organisaties die op grote schaal gevoelens van onveiligheid, onrecht en discriminatie veroorzaken, maar degenen die daar met behulp van een Wob-/Woo-verzoek inzicht in proberen te krijgen. Zulke pogingen zouden bovendien door Joden ‘als antisemitisch worden ervaren’ en ‘herinneringen oproepen aan een zeer duistere periode’.
Ellian en Bikker schenden de democratische spelregels. Het indienen van Wob-/Woo-verzoeken is een recht dat alle Nederlanders hebben en dat van fundamenteel belang is voor het functioneren van de democratische rechtsstaat. Voldoet een verzoek aan de wettelijke regels, en daaraan bestaat in dit geval geen twijfel, dan zijn de betreffende partijen gehouden eraan mee te werken. Ellian en Bikker treden dit uitgangspunt met voeten en stimuleren de universiteiten zelfs om de wet aan hun laars te lappen.
De wijze waarop zij met aperte leugens The Rights Forum publiekelijk zwartmaken en intimideren is beschamend en onacceptabel. Voor het valselijk van antisemitisme beschuldigen van een maatschappelijke organisatie, waarbinnen nota bene in alle geledingen Joden actief zijn, mag binnen de samenleving geen enkel begrip bestaan. Het kan daarbij niemand ontgaan dat niet The Rights Forum, maar uitgerekend zijzelf Joden uitzonderen en discrimineren, door Joodse organisaties op grond van hun etnisch-religieuze karakter te willen vrijwaren van Wob-/Woo-verzoeken.
Ellian en Bikker hebben bij herhaling blijk gegeven van kwade trouw en zichzelf daarmee gediskwalificeerd als bestrijders van antisemitisme en als volksvertegenwoordigers. Met hun aanhoudende valse beschuldigingen brengen zij het aanzien van de politiek forse schade toe. Verwacht mag worden dat zij in de Kamer en hun eigen fracties op z’n minst openlijk tot de orde worden geroepen, al mag wat ons betreft voor verspreiders van dergelijke laster en achterklap in het parlement überhaupt geen ruimte bestaan.