Op vrijdag 30 maart begint in de bezette Palestijnse gebieden de ‘Grote Mars van Terugkeer’ van Palestijnen die door Israël van hun geboortegrond zijn verdreven. De actie bereikt haar hoogtepunt op 15 mei, de zeventigste gedenkdag van de Nakba. In Amsterdam wordt zaterdag gedemonstreerd.
‘We hebben genoeg van het wachten.’ Onder dat motto luiden de Palestijnen in de bezette gebieden op vrijdag 30 maart zeven weken van geweldloze actie in. Daarmee roepen zij de Verenigde Naties (VN) op hun recht van terugkeer na zeventig jaar te realiseren.
Tussen eind 1947 en begin 1949 werden circa 750 duizend Palestijnen, zo’n 65 procent van de Palestijnse bevolking, in een spiraal van geweld, terreur en vlucht door joodse strijdgroepen van huis en haard verdreven. Die gebeurtenis betekende de volledige ontworteling van de Palestijnse samenleving en staat in het collectieve Palestijnse geheugen gegrift als de Nakba (‘Catastrofe’).
Op 11 december 1948 bevestigde de Algemene Vergadering van de VN in resolutie 194 hun recht van terugkeer naar hun woonplaatsen en op compensatie van genaaste en vernietigde eigendommen. Zeventig jaar na dato wachten zij nog altijd op realisering van dat recht en vormen de Palestijnen de grootste vluchtelingenpopulatie ter wereld. Met een ‘Grote Mars van Terugkeer’ wijzen zij de wereld erop dat de tijd van mooie woorden voorbij is en dat het tijd is voor daden.
De Mars bestaat uit een aantal afzonderlijke marsen, waarbij bewoners van Palestijnse vluchtelingenkampen en andere (nakomelingen van) Palestijnse vluchtelingen optrekken naar de Israëlische grens, zo dicht mogelijk bij de plaatsen waaruit zij zijn verdreven. Onderweg worden sit-ins gehouden en tentenkampen opgeslagen. Niet alleen in de bezette gebieden, ook in Israël zelf en in andere landen voeren Palestijnen actie. In Amsterdam vindt zaterdag van 14.00-17.00 uur op de Dam een demonstratie van de Palestijnse gemeenschap plaats.
De marsen zijn vreedzaam en niet gebonden aan agenda’s van politieke of andere partijen, maar benadrukken de Palestijnse nationale en individuele rechten. In hun Algemene Uitgangspunten van de Mars beklemtonen de organisatoren dat geweldloosheid de uitverkoren verzetsvorm is en worden mensenrechtenorganisaties uitgenodigd daarop toe te zien.
De Gazastrook, waar 70 procent van de bevolking vluchteling is en ruim een kwart van de inwoners in vluchtelingenkampen leeft, is het epicentrum van de acties. Een woordvoerder van het politieke bureau van Hamas, Khalil Al-Hayya, riep Israël op de bezetting te beëindigen en het recht van terugkeer te respecteren:
We want to stand at the border of our occupied land, without carrying guns, to convey our message to the world. […] It is inevitable that we will return. Our right to do so is recognised by international laws, conventions and UN Resolutions. […] We call upon the Israelis to end their occupation of our land and let us return so that we might live in peace and security. This is our legal, humanitarian and political right.
De begindatum van de acties is niet toevallig gekozen; 30 maart is de Dag van het Land, de jaarlijkse herdenking van de gruwelijke gebeurtenissen op die datum in 1976. In protest tegen de confiscatie van Palestijns land in de noordelijke streek Galilea (Al-Jalil) door de staat Israël vonden op meerdere plaatsen stakingen en demonstraties plaats. Daarbij werden zes ongewapende Palestijnse vrouwen en mannen doodgeschoten en raakten zo’n honderd Palestijnen gewond. De onteigende grond werd in het kader van de ‘judaïsering’ van Galilea gebruikt voor de bouw van ‘joodse nederzettingen’.
Palestijnen die in 1947-1949 uit hun woonplaatsen waren verdreven, maar binnen de grenzen van de nieuwe staat Israël terechtkwamen, hadden van meet af aan te maken met landonteigeningen. Na de Zesdaagse Oorlog van juni 1967 vond ook in de door Israël bezette gebieden grootschalige onteigening van Palestijns land plaats. Tegen deze achtergrond vonden de stakingen en demonstraties van 30 maart 1976 plaats.
De acties houden in elk geval aan tot 15 mei, de zeventigste jaarlijkse gedenkdag van de Nakba. Een dag eerder vindt in Jeruzalem de officiële opening van de Amerikaanse ambassade plaats, ter gelegenheid van de zeventigste verjaardag van de staat Israël (Onafhankelijkheidsdag). Mogelijk is president Trump, die op 6 december 2017 de verhuizing van de ambassade van Tel Aviv naar Jeruzalem aankondigde, daarbij aanwezig. Hoe dan ook is de opening van de ambassade in Palestijnse ogen een provocatie van de buitencategorie.
Gisteren bepaalde de Israëlische regering dat de Amerikanen worden vrijgesteld van procedures en vergunningen voor de aanleg van nieuwe infrastructuur bij de nieuwe ambassade. Zouden de procedures worden gevolgd, dan was een openingsceremonie op 14 mei onhaalbaar. De ontheffing vormt een bitter contrast met het hardvochtige Israëlische beleid in bezet Oost-Jeruzalem en het C-gebied (‘Area C’) van de Westelijke Jordaanoever, waar het voor de Palestijnse bevolking zo goed als onmogelijk is een vergunning te krijgen voor verbetering van hun woningen en infrastructuur.
Ook over het feit dat het ambassadeterrein, zoals eerder deze maand bekend werd, deels in bezet gebied en niet op Israëlisch grondgebied ligt wordt niet moeilijk gedaan. De Amerikanen betogen dat het terrein sinds 1949 feitelijk in Israëlische handen is, maar de Palestijnen noemen dat irrelevant en houden vast aan het internationaal recht. Door zijn intrek te nemen in de ambassade wordt de Amerikaanse ambassadeur David Friedman, fervent supporter van Israëls illegale kolonisering van Palestijns gebied, een ‘diplomatiek kolonist’, schrijft The New York Times:
The dispute could turn the American ambassador, David M. Friedman, an avid supporter of Jewish settlements in the occupied West Bank, into a new kind of diplomatic settler himself.
In Israël lopen de spanningen intussen hoog op. Zoals columnist Bradley Burston in Haaretz (€) schrijft weten de Israëli’s zich slecht raad met het nieuwe Palestijnse ‘Doomsday Weapon’ − geweldloosheid. Langs de grens met Gaza zijn extra leger- en politie-eenheden geposteerd, met een tweede ring van troepen in het achterland om eventuele ‘doorgebroken’ Palestijnen te onderscheppen. Stafchef Gadi Eisenkot van het Israëlische leger posteerde onder andere meer dan honderd scherpschutters langs het grenshek, die met scherp op betogers mogen schieten ‘als Israëlische levens in gevaar zijn’. Zijn orders aan de militairen: ‘Gebruik zwaar geweld.’
Mede met het oog op de Paasviering grendelt Israël Gaza en de Westelijke Jordaanoever met ingang van komende nacht negen dagen af. Slechts een klein aantal christenen uit Gaza (allen ouder dan 55 jaar) heeft toestemming gekregen de Paasviering in Jeruzalem bij te wonen, schrijft Haaretz (€). Normaal gesproken steken dagelijks tienduizenden Palestijnen van de Westoever die in Israël hun brood verdienen de grens over. Daarnaast krijgen Gazanen sporadisch toestemming om voor medische behandeling naar Israël of andere landen te reizen. De komende negen dagen zullen Palestijnen alleen in zeer uitzonderlijke gevallen toestemming krijgen de grens te passeren.
Ook waarschuwde het leger de eigenaren van meer dan twintig Palestijnse busmaatschappijen in Gaza om geen demonstranten in de richting van de grens te vervoeren. De ondernemingen zouden door Hamas zijn ingehuurd om betogers te vervoeren, en kregen telefonisch te verstaan dat zowel de bedrijven als de eigenaren Israëlische strafmaatregelen kunnen verwachten als zij die opdracht aannemen.
Volgens stafchef Eisenkot bestaat er ‘een grote kans op een militaire confrontatie met de Palestijnen dit jaar’. Die zal zonder twijfel met gemak door Israël worden gewonnen, verklaarde hij: ‘Israël is onverslaanbaar’ en heeft anno 2018 niets te vrezen van welke vijand dan ook. Trots meldde hij dat het leger onder zijn bevel in drie jaar tijd ‘meer dan duizend geheime acties in het buitenland heeft uitgevoerd’. Hij omschreef ze als ‘creatieve acties die iedere verbeelding tarten’.
Israëlische autoriteiten zijn ernstig in verlegenheid gebracht doordat inwoners van Gaza afgelopen week tot vier maal toe het grenshek wisten te passeren. Vanmorgen werden twee Gazanen opgepakt op Israëlische bodem, niet ver van het grenshek, meldt Haaretz (€). Ze zouden in het bezit zijn geweest van een mes. Een dag eerder werd een ongewapende Gazaan gearresteerd op een strand in Zuid-Israël. Diezelfde dag openden Israëlische tanks het vuur op Hamas-posities nadat enkele Gazanen probeerden brand te stichten in de buurt van het grenshek. Afgelopen zaterdag gebeurde hetzelfde, maar toen bevonden de brandstichters zich al op Israëlisch grondgebied.
Maar de grootste schok kwam afgelopen dinsdag, toen drie inwoners van Gaza werden aangehouden bij een militaire basis, twintig kilometer diep in Israël. Op beelden van beveiligingscamera’s is te zien hoe de drie jonge mannen, die zelfgemaakte granaten en een mes bij zich zouden hebben gehad, rustig wandelend Israëlische plaatsen passeren. Aangekomen bij de basis lieten zij zich zonder verzet aanhouden.
Palestijnse en Israëlische media berichtten de afgelopen tijd dat in de laatste maanden vaker jonge Gazanen het grenshek wisten te passeren in een poging de humanitaire ellende in Gaza te ontvluchten. Zij verkeren in de overtuiging dat zij in een Israëlische gevangenis beter af zijn dan in Gaza, en dat het bezit van een mes of een geïmproviseerd wapen voldoende is om tot gevangenisstraf te worden veroordeeld, in plaats van te worden teruggestuurd naar Gaza.