Europese banken, verzekeraars en pensioenfondsen hebben bijna 220 miljard euro geïnvesteerd in bedrijven die actief zijn in de illegale Israëlische nederzettingen. Acht Nederlandse instellingen, waaronder ING, ABN Amro, Nationale Nederlanden, ABP en PFZW, investeerden ruim 8,9 miljard euro.
Dat blijkt uit het deze woensdag gepubliceerde rapport Don’t Buy into Occupation – Exposing the financial flows into the illegal Israeli settllements, dat werd samengesteld door een coalitie van 25 Palestijnse en Europese organisaties, waaronder The Rights Forum, PAX en BankTrack.
De Israëlische kolonisering van bezet Palestijns Oost-Jeruzalem en de Westelijke Jordaanoever is illegaal onder internationaal recht, en gaat gepaard met ernstige mensenrechtenschendingen. Onder het oprichtingsverdrag van het Internationaal Strafhof – het Statuut van Rome – geldt het koloniseren van bezet gebied als een oorlogsmisdaad. Op grond van internationale gedragscodes dienen bedrijven daarom afstand te bewaren van de Israëlische kolonies (‘nederzettingen’) en de economische infrastructuur waarin die zijn ingebed.
In februari 2020 publiceerde de VN een lijst van 112 bedrijven die geen gehoor gaven aan waarschuwingen om hun activiteiten in of ten bate van de Israëlische nederzettingen te beëindigen. Alle 112 kozen bewust voor continuering van hun rol als profiteur en facilitator van de kolonisering, en belandden als zodanig op de ‘zwarte’ VN-lijst. Het is de bedoeling dat de lijst jaarlijks wordt geactualiseerd.
Het zijn deze bedrijven – aangevuld met andere die nog niet op de VN-lijst staan, maar er wel op thuishoren – die door de coalitie zijn onderzocht op hun relaties met Europese financiële instellingen. De resultaten zijn schokkend. Maar liefst 672 Europese financiële instellingen – waaronder banken, vermogensbeheerders, verzekeraars en pensioenfondsen – blijken tussen januari 2018 en mei 2121 samen ruim 219 miljard euro te hebben geïnvesteerd in vijftig van de onderzochte bedrijven. Daarvan werd 98 miljard geïnvesteerd in de vorm van kredieten, en 121 miljard in aandelen en obligaties.
Onder de 672 Europese financiële instellingen bevinden zich acht Nederlandse: ING, ABN Amro, Rabobank, Van Lanschot Kempen, Aegon, NN Group, ABP en PFZW. Samen investeerden zij 8,9 miljard euro. Koploper is ING, goed voor investeringen van ruim vier miljard euro, waarvan 3,96 miljard aan kredieten; daarmee staat de bank in de top-10 van grootste Europese kredietverstrekkers aan bij de kolonisering betrokken bedrijven. Pikant is de notering van ABN Amro, aangezien een deel van dat bedrijf in handen is van de Nederlandse staat, die langs deze weg betrokken raakt bij ernstige schendingen van de internationale rechtsorde. ABN Amro investeerde 379 miljoen euro.
Volgens de bovengenoemde internationale gedragscodes voor verantwoord ondernemen, zoals de UN Guiding Principles on Business and Human Rights en de OESO-richtlijnen, dienen Europese financiële instellingen bedrijven waarin zij willen investeren vooraf te screenen op eventuele betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen. Mocht daar sprake van zijn, dan dient zo’n bedrijf daarop te worden aangesproken. Wordt daar geen gehoor aan gegeven, dan is investering – of welke relatie dan ook – uitgesloten.
Het onderzoek toont aan dat die gedragscodes massaal aan de laars worden gelapt. De realiteit is dat Europese financiële instellingen bedrijven op grote schaal belonen met een financiële impuls om hun activiteiten ten bate van de nederzettingen te continueren en uit te breiden. Daarmee wordt de Israëlische kolonisering verder aangejaagd – evenals de mensenrechtenschendingen waarmee die gepaard gaat.
Het vandaag verschenen rapport toont aan hoe dat in de praktijk werkt. Het omvat case studies van drie van de vijftig betrokken bedrijven: BNP Paribas, Booking Holdings (moederbedrijf van het Nederlandse Booking.com) en HeidelbergCement. De drie cases illustreren hoe en op welke schaal buitenlandse bedrijven profiteren van de Israëlische kolonisering, en zich daar medeverantwoordelijk voor maken. Van elk van de drie worden de Europese investeerders opgesomd. De aanduiding ‘Mede mogelijk gemaakt door’ had daarbij niet misstaan.
In het rapport worden de investeringen in alle vijftig bedrijven gedetailleerd in kaart gebracht, waaronder die van de acht Nederlandse instellingen. Het rapport laat de aangesproken financiële instellingen geen andere keuze dan hun investeringen grondig te screenen, en bij gebleken misstanden tot desinvestering over te gaan. Ten aanzien van nieuwe investeringen dienen zij de van toepassing zijnde gedragscodes strikt toe te passen.
Het onderzoek zet ook de betrokkenheid van de pensioenfondsen ABP en PFZW bij het illegale Israëlische koloniseringsproject opnieuw in de schijnwerpers. In maart en juli publiceerden wij eigen onderzoek naar de beleggingen van beide fondsen in bedrijven die voorkomen op de VN-lijst. In het nieuwe onderzoek worden ook de beleggingen onderzocht in bedrijven die (nog) niet op de VN-lijst staan, maar er vanwege hun activiteiten wel op thuishoren. Daaruit blijkt dat ABP, Nederlands grootste pensioenfonds, in de onderzochte periode 936 miljoen euro belegde in 21 bedrijven die actief zijn in de nederzettingen. PFZW belegde 413 miljoen in 24 bedrijven.
ABP en PFZW beheren de pensioentegoeden van Nederlandse burgers, en dienen vanzelfsprekend tegen elke prijs te voorkomen dat die worden belegd in bedrijven die betrokken zijn bij oorlogsmisdaden en andere schendingen van het internationaal recht en de mensenrechten. Daarin hebben de fondsen gefaald. Ook zijn zij niet in actie gekomen nadat zij op hun foute beleggingen waren gewezen. Dat leidde ertoe dat de Tweede Kamer op 8 juli een motie aannam die de regering opdraagt de fondsen tot de orde te roepen.
De twee pensioenfondsen bewegen met hun foute beleggingsgedrag tegen de trend in. Begin deze maand maakte het Noorse zogenoemde ‘oliefonds’, officieel het Government Pension Fund Global (GPFG), bekend zijn investeringen in drie grote Israëlische bedrijven ongedaan te maken. In juni beëindigde het grootste pensioenfonds van Noorwegen, KLP, zijn beleggingen in zestien bedrijven die op de VN-lijst staan. Eerder dit jaar beëindigde het nationale pensioenfonds van Nieuw-Zeeland, het NZ Super Fund, zijn beleggingen in vijf Israëlische banken.
Het zijn voorbeelden van een langer bestaande trend. Al vanaf 2010 trok een groeiend aantal financiële instellingen zich terug uit bij de Israëlische kolonisering betrokken bedrijven. Voorbeelden zijn Dexia Crédit Local en AXA IM (Frankrijk), Deutsche Bank (Duitsland), Barclays en HSBC (VK), Government Pension Fund Global en Storebrand (Noorwegen), alsmede Danske Bank en Sampension (Denemarken).
Al die instellingen concludeerden dat hun (in)directe betrokkenheid bij de Israëlische kolonisering moreel niet was te verantwoorden. Voor ABP en PFZW, en voor de zes andere Nederlandse instellingen, gelden dezelfde normen. Het is de hoogste tijd dat zij daaruit dezelfde conclusie trekken.