In Vlissingen is een kunstproject met vliegers geannuleerd na een heftige campagne tegen de kunstenaars en het stadsbestuur. Zelfs de Israëlische pers berichtte over een niet-bestaande vlieger met een hakenkruis. De affaire biedt inzicht in een gangbare praktijk: solidariteit met de Palestijnen wordt genadeloos afgestraft.
Het Vlissingse podium voor hedendaagse kunst ruimteCAESUUR heeft zijn project ‘Vliegeren met ruimteCAESUUR’ moeten afbreken. Het project werd over een breed front aangevallen als antisemitisch en leunend op nazi-symboliek en terreurverheerlijking.
Het is opmerkelijk dat een lokaal Vlissings kunstproject dermate veel beroering wekt dat zelfs Israëlische dagbladen er aandacht aan schenken, en dat op sociale media wordt gepleit om de organisatoren door de benen te schieten. Anderzijds geeft het juist een vertrouwd beeld van wat personen en organisaties overkomt die blijk geven van solidariteit met de Palestijnen. Bijna standaard worden die het slachtoffer van wat lijkt op gecoördineerde acties om hen het zwijgen op te leggen. Om die reden gaan wij uitgebreid op de Vlissingse affaire in.
De Vlissingse organisatie ruimteCAESUUR liet zich voor haar kunstproject inspireren door het gebruik van vliegers door de inwoners van de Palestijnse Gazastrook, en benadrukte op haar website de uiteenlopende facetten daarvan:
In 2010 hebben duizenden kinderen in Gaza het Guinness Record Vliegeren [‘kite flying record‘] verbeterd dat ze in 2009 zelf hadden gevestigd. 7.202 Kinderen en even zoveel vliegers namen deel aan dit evenement dat georganiseerd werd door UNRWA, de Palestijnse vluchtelingen-organisatie van de Verenigde Naties.
In 2018 gebruiken mensen in Gaza het vliegeren als een vrolijk politiek statement van protest, af en toe afgewisseld met een poging tot daadwerkelijk verzet. Dat laatste wordt dan weer door één van de best bewapende – inclusief het atoomwapen – landen ter wereld opgevat als een existentieel gevaar: vliegerterrorisme. Een opvatting die lustvol door de corporate media wordt uitgedragen over de gehele wereld.
Op grond van deze inzichten besloot organisator en kunstenaar Hans Overvliet tot zijn project: vliegers als drager van kunstwerken die maatschappelijke kwesties aan de kaak stellen – een naïeve vorm voor een krachtige inhoud. Twintig kunstenaars uit vijf landen – Nederland, België, Duitsland, Palestina en Pakistan – werden uitgenodigd met een maatschappelijk betrokken werk een bijdrage te leveren.
Het project was niet bedoeld als politiek statement voor Palestina. De kunstenaars kozen elk hun eigen invalshoek, waaronder feminisme en het zich manifesterend rechtsextremisme. Een aantal van hen koos een Palestijns onderwerp. De organisatie benadrukte het hoge niveau van de ingezonden kunstwerken, gekoppeld aan hun achterliggende motivering.
De lancering van het project stond gepland voor zaterdag 20 oktober, maar windstilte gooide roet in het eten: de vliegers waren alleen aan de grond te bewonderen. Afgelopen donderdag zou een nieuwe poging worden gewaagd ze op te laten.
Zover is het niet gekomen. De windstilte werd namelijk direct gevolgd door de spreekwoordelijke storm. Aanleiding tot de turbulentie was een tweet van cultuurwethouder Rens Reijnierse (50PLUS), die zaterdag een kijkje kwam nemen bij het geplande oplaten van de vliegers:
Vliegers op het badstrand. Prachtige herfstdag in Vlissingen, geen wind, dus de vliegers vliegen niet. Project voor Palestina toch geslaagd.
Deze op het oog sympathieke tweet zette een carrousel van heftige protesten in gang. Zowel de organisatoren, wethouder Reijnierse als het College van B&W zijn sindsdien zwaar onder vuur komen te liggen vanwege het vliegerproject, dat bol zou staan van nazi-symboliek, oorlogsverheerlijking en antisemitisme. De organisatoren konden op sociale media lezen dat zij ‘door hun benen moeten worden geschoten’.
Typerend is het tumult dat in de lokale politiek ontstond. De fractie van ‘Perspectief op Vlissingen’ (POV) noemt de tweet van de wethouder ‘volstrekt ongepast, volstrekt verwerpelijk en volstrekt onacceptabel’, en spreekt van ‘enorme imagoschade door de verwerpelijke Palestina-tweet van de Vlissingse wethouder’.
De POV eist dat de gemeente afstand neemt van de tweet als zijnde een ‘verwerpelijke en openlijke steunbetuiging aan een antisemitisch kunstproject’. Ter onderbouwing wordt gesteld:
Wij vinden het onwenselijk dat gemeente Vlissingen onder het mom van een kunstproject onze stranden publiekelijk laat vervuilen en besmeuren door vliegers met nazi-symbolen en andere antisemitische uitingen.
POV-fractievoorzitter Pim Kraan stelt het Vlissingse kunstproject in het perspectief van de Israëlische blokkade van de Gazastrook, waar twee miljoen Palestijnen door Israël gevangen worden gehouden in wat de grootste openluchtgevangenis ter wereld wordt genoemd:
Er speelt een conflict in dat gebied, waar je je als gezagsdrager niet in moet mengen. Door die tweet lijkt het alsof Reijnierse de terreurdaden daar goedkeurt. Dat is een heel verkeerd signaal.
Ook andere politieke partijen hebben zich in de kwestie gemengd. De SGP-fractie riep de burgemeester op de vliegeraars de toegang tot het strand te ontzeggen. De VVD-fractie stelt vragen over onder meer een ‘antisemitisch nazi-symbool’ op een van de vliegers, en over de schade die in Israël wordt veroorzaakt met door vliegers gedragen ‘brandbommen’.
Ook de Israël-lobby deed zich gelden in de lokale Vlissingse kwestie. Het Nieuw Israëlietisch Weekblad (NIW) schrijft ten onrechte dat de organisatie het project op haar website omschrijft als ‘een actie tegen de Joodse staat’. Daarnaast meldt het NIW dat fractieleider Henk Krol van 50PLUS in de Tweede Kamer op Twitter wordt opgeroepen zijn partijgenoot Reijnierse in Vlissingen ‘aan te spreken op zijn bericht’.
Het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) noemt het Vlissingse kunstproject ‘ongepast’ omdat vliegers op een Nederlands strand de organisatie doen denken aan vliegers en ballonnen die in de Gazastrook worden opgelaten om branden in Israël te veroorzaken. Volgens het CIDI zijn dat er ‘tientallen per dag’:
De vliegercampagne is ongepast, gezien de terreurcampagne die verschillende groepen in de Gazastrook al zeven maanden lang voeren met vliegers en ballonnen. Dagelijks worden tientallen vuurbommen en ontstekingen opgelaten om branden in Zuid-Israel te veroorzaken.
Verder heeft het CIDI kritiek op twee van de kunstwerken. De stenen des aanstoots:
Op één van de vliegers is een raket te zien, een veelgebruikt wapen dat door terreurbewegingen in Gaza wordt ingezet tegen Israelische burgerdoelen. Op een andere vlieger is een rijksadelaar afgebeeld, wat als symbool door de nazi’s in Duitsland werd gebruikt.
De website Jonet gaat nog een stap verder. Volgens de redactie is niet alleen sprake van ‘vliegers met totalitaire en pro-Palestijnse symbolen’ die ‘onder het mom van kunst en de vrijheid van expressie’ mogen worden opgelaten – een van de vliegers draagt volgens Jonet zelfs de beeltenis van een hakenkruis:
Op zeshoekige vliegers zijn symbolen voor de Palestijnen en tegen Israël te zien, waaronder een hakenkruis en een kopie van de rijksadelaar van nazi-Duitsland. Ook is er een vlieger met een van de raketten waarmee terreurgroep Hamas de Israëli’s dagelijks bestookt.
Jonet meldt verder dat wethouder Reijnierse ‘verbaal wordt aangevallen door pro-Israëlische twitteraars’, en noemt daarvan twee voorbeelden. Een ‘prominente joodse Nederlander in Israël’ tweette:
En nu trots rondlopen in Vlissingen? U weet niet hoeveel schade en angst de Hamas vliegers in Zd. Israël aanrichten? U moet u schamen en bent het niet waard wethouder van @vlissingen te zijn.
Het tweede voorbeeld is van de hand van een ‘parlementair verslaggever’, die de deelnemende kunstenaars zelfs associeert met aanslagen op ‘joodse kinderen’:
Hebben ze er ook pakjes voor kinderen aan vastgemaakt zoals ze in Gaza doen in de hoop niets vermoedende Joodse kinderen te treffen met een brandbom?
Wie zou denken dat de beschuldigingen hiermee wel hoog genoeg zijn opgestapeld heeft het mis, want intussen heeft de protestcampagne de Israëlische media bereikt. Aangever van het nieuws is de Jewish Telegraphic Agency (JTA), die zich in een artikel verlaat op informatie van het CIDI. De Times of Israel nam het JTA-artikel over.
Ook de redacteuren van JTA en de Times of Israel beweren een vlieger met een hakenkruis op het Vlissingse strand te hebben gezien – in het groen nog wel, de ‘kleur van Hamas’:
One of the kites created by the ruimteCAESUUR cooperative of artists featured a swastika in green, the official color of Hamas.
Op deze manier werd het Vlissingse kunstproject, inclusief de (in)direct betrokkenen, bedolven onder een tsunami aan ernstige beschuldigingen en verdachtmakingen. Met resultaat. Op woensdag annuleerde de organisatie het kunstproject. Niet alleen vanwege alle beschuldigingen en dreigementen, maar ook uit verbijstering over het complete gebrek aan interesse in de werkelijke betekenis van het project en de kunstwerken, die volledig buiten beschouwing is gebleven.
Ronduit beschamend is dat – ondanks de vanuit de gemeenteraad geuite zware beschuldigingen – geen van de betreffende politici de moeite nam om zich door de kunstenaars te laten informeren. Waar het project werkelijk over ging heeft er nooit toe gedaan.
Ook het college van B&W kwam met een verklaring. Dit naar aanleiding van ‘enorm veel boze, verdrietige en verbaasde reacties, ook naar het college toe’. Het college stelt ‘geen enkele band met het project te hebben’ en ‘de bestaande situatie te betreuren’. Ook wordt ingegaan op de beschuldigingen aan het adres van de wethouder:
Wethouder Reijnierse was persoonlijk uitgenodigd. […] Hij twitterde hierover. Hij besefte de politieke impact van dit kunstenaarsproject niet.
Het college benadrukte dat de wethouder zich een dag eerder al op Twitter had geëxcuseerd. Reijnierse schreef:
Mijn welgemeende excuses. Ik wilde mensen niet beledigen. Geen verdriet doen. Ik heb me nooit willen mengen in een conflict. Ik wilde alleen ondersteuning geven aan een kunstproject. Ik heb daarbij de link met vliegers die staan voor geweld niet gelegd. Ik verwijder mijn tweet.
Daarmee bereikte de protestcampagne haar doel: het project is afgelast, de organisatie en de kunstenaars zijn belasterd, de wethouder is diep door het stof gegaan en de gemeente Vlissingen zal zich voortaan wel tien keer bedenken als het om kunstprojecten gaat –helemaal als die in de verte te maken kunnen hebben met solidariteit met Palestijnen. Het bekogelen van personen en organisaties met verwijten van antisemitisme en gebruik van nazi-symboliek blijkt nog altijd uiterst effectief.
Maar klopt er ook iets van? Wie ordening brengt in het woud van beschuldigingen kan vaststellen dat die zijn gericht op drie kunstwerken en een niet-bestaande vierde vlieger.
Een door een Pakistaanse kunstenares geschilderde vagina wordt door de Vlissingse politiek als ‘brandend voorwerp’ of ‘ontploffing’ bestempeld – een associatie die nodig is om een link met Gaza te kunnen leggen.
Een Belgisch kunstwerk beeldde de ook door de nazi’s gebruikte, duizend jaar oude Duitse Rijksadelaar uit, maar dan staand op het copyright-teken in plaats van het hakenkruis dat de nazi’s gebruikten. De kunstenaar stelde daarmee het kapen van nationale symbolen door hedendaagse rechtsextremisten aan de kaak, maar wordt nu zelf beschuldigd van het gebruik van een ‘antisemitisch nazi-symbool’.
De derde betwiste vlieger droeg een afbeelding van een moderne raket – een verwijzing naar de hightech-wapens waarmee onder andere in Jemen op burgers wordt geschoten. Het debat over westerse wapenleveranties, betrokkenheid van bedrijfsleven en investeerders, en het wegkijken van de politiek is uiterst actueel.
Tot zover de drie kunstuitingen die aan de basis liggen van de massale protestcampagne: een vagina, een aanklacht tegen rechtsextremistische symboliek, en een aanzet tot debat over het bombarderen van burgerbevolkingen.
En dan is er nog een vierde beschuldiging: Jonet, JTA en de Times of Israel berichten over een vlieger met de beeltenis van een hakenkruis. Zo’n vlieger zou in Nederland zonder twijfel hebben geleid tot nationale media-aandacht en beroering, maar die bleven uit. De bewuste vlieger bestaat namelijk niet, maar werd tot leven gewekt door de genoemde media zélf.
Jonet, JTA en de Times of Israel baseren zich op het artikel van het CIDI, waarin een afbeelding van een vlieger met een hakenkruis is opgenomen – ook al heeft die niets met het Vlissingse kunstproject te maken. Deze opzichtige poging tot guilt by association is door Jonet, JTA en de Times of Israel tot realiteit verheven en als zodanig aan een internationaal publiek gepresenteerd, waarbij de Vlissingse wethouder Reijnierse (met foto en al in de Times of Israel) en de kunstenaars als kop van jut fungeren.
De kwestie roept vragen op aan Vlissingse partijen als de VVD en POV: waarom betrekken zij überhaupt de Israëlische blokkade van Gaza bij hun oordeel over een lokaal kunstproject, en presenteren zij daar bovendien een ernstig tekortschietende context van? In het verlengde daarvan is relevant of dergelijke maatstaven voortaan op alle Vlissingse projecten worden toegepast.
Concreet luidt de vraag of het gebruik van vliegers elders op de wereld – voor de lol, om een wereldrecord te breken, of zelfs als verzet tegen onderdrukking – een logische en legitieme maatstaf is om een kunstproject in Nederland te beoordelen. In de tegen het project gevoerde hetze wordt daarvoor geen enkel valide argument aangedragen.
Evenmin is zelfs maar een poging gewaagd om te onderbouwen op grond waarvan Nederlandse grondrechten en elementaire vrijheden – zoals die van meningsuiting en expressie – zouden moeten worden opgegeven, en wat daarvan de bredere consequenties zijn. Dat gebrek aan argumentatie moet met name de betrokken politici worden verweten.
Daarnaast is het aan hen om duidelijk te maken waar dan de grenzen komen te liggen. Als een vlieger de status krijgt aangemeten van ‘terreurwapen’, wat betekent dat dan voor andere vliegerprojecten? Niet onbelangrijk voor een stad als Vlissingen is bovendien wat dan de status wordt van schepen, helicopters, drones, tanks en andere wapens. Mogen die de stad nog binnen? Zijn (bezoeken van wethouders aan) beurzen, tentoonstellingen en andere evenementen op dat gebied nog mogelijk?
Opvallend is dat in de protestcampagne door onder meer Jonet wordt gesteld dat het Vlissingse project ‘onder het mom van kunst en de vrijheid van expressie’ zou zijn georganiseerd. Daarmee wordt gesuggereerd dat sprake is van een list: de organisatoren zouden eigenlijk andere bedoelingen hebben en daarvoor hun kunst als dekmantel gebruiken. Voor die verdachtmaking wordt geen enkel bewijs aangedragen.
Ook de suggestie dat de vrijheid van expressie zou zijn misbruikt wordt op geen enkele manier onderbouwd. Het gemak waarmee democratische rechten worden opgeofferd of verdacht gemaakt ten bate van de eigen agenda doet sterk denken aan de gang van zaken in Israël. Daar ligt momenteel een wetsontwerp van minister Miri Regev van Cultuur op tafel, waarmee het subsidiëren van ‘subversieve’ kunst onmogelijk wordt.
In de afgelopen jaren heeft het Israëlische parlement een groot aantal draconische wetten aangenomen die de democratie van dat land hebben ondermijnd. Ook is vast komen te staan dat Israël en zijn Lobby zich vérgaand bezighouden met pogingen om solidariteit met het Palestijnse volk wereldwijd de kop in te drukken. Tegen die genoegzaam bekende achtergrond mag van Nederlandse politici en media, ook in Vlissingen, de nodige waakzaamheid worden verwacht.
Tot zover de behandeling die Nederlandse kunstenaars ten deel valt wanneer zij zich bezighouden met ideeën of projecten die bij de pro-Israël-lobby niet in de smaak vallen. Tot zover ook de intimidatie die een gemeente en haar bestuurders ten deel valt wanneer zij door de Lobby ongewenste projecten binnen hun grenzen toelaten.
Hoe lokaal de Vlissingse kwestie ook is, hij voldoet aan een aantal klassieke kenmerken. Klassiek is bijvoorbeeld het simultane optreden van politieke partijen (zoals de VVD en SGP), pro-Israëlische organisaties en media (CIDI, Jonet) en internationale media (JTA, Times of Israel), gekoppeld aan hysterische publieke verontwaardiging. In vergelijkbare samenstellingen werden talloze campagnes gevoerd, waaronder de lastercampagnes tegen aantredend minister Sigrid Kaag en voormalig premier Dries van Agt.
Ook de framing met terreur, antisemitisme en nazi-sentimenten, de lasterlijke suggesties en de glasharde leugens zijn beproefde ingrediënten om ongewenste stemmen tot zwijgen te brengen. In een recente case study beschreven wij dit fenomeen naar aanleiding van een publicatie in het Nieuw Israëlietisch Weekblad. Ook die publicatie stond bol van zware beschuldigingen die nergens op waren gebaseerd.
Ook de ‘pro-Israëlische twitteraars’ waarvan Jonet melding maakte (B&W van Vlissingen spreekt van ‘enorm veel reacties’) zijn een klassiek fenomeen. Er zijn talloze voorbeelden bekend van de georganiseerde wijze waarop Nederlandse personen of organisaties werden overspoeld met wat een shitstorm wordt genoemd. Onder de doelwitten bevinden zich het bestuur van de Vrije Universiteit (VU), dat een ongewenste bijeenkomst had toegestaan, en de Amsterdamse PvdA-fractie die zich had uitgesproken tegen een stedenband met Tel Aviv:
Verschillende Amsterdamse fracties, waaronder die van de PvdA, beklaagden zich op schandalige wijze onder druk te zijn gezet, onder meer met wilde beschuldigingen van antisemitisme.
Zouden er binnen de Vlissingse politiek en de Lobby werkelijk zorgen bestaan over kunstuitingen die hedendaagse misstanden aansnijden? Dan zou debat op zijn plaats zijn, te beginnen met een degelijke presentatie van de bezwaren. Maar alle heftige beschuldigingen ten spijt is van serieuze argumentatie, of zelfs maar een poging daartoe, geen sprake. Aangifte tegen de kunstenaars is uitgebleven, ook al had die gezien de beschuldigingen voor de hand gelegen.
Ook had de protestcampagne kunnen kiezen voor een andere strategie, door het project te laten voor wat het was: een lokaal kunstproject waar buiten de regio niemand van hoort. Kennelijk was dat geen optie: wethouder Reijnierse en de kunstenaars werden tot in de Israëlische media afgerekend op hun daden. De organisatoren werd toegewenst dat zij door de benen worden geschoten, zoals dat ook talloze Palestijnen overkomt.
De protestcampagne heeft dan ook maar één doel: het afstraffen van de solidariteit met Palestina en de Palestijnen die aan het kunstproject ten grondslag lag. Daarmee past de campagne in een lange reeks voorbeelden, die tot doel hebben om elke vorm van aandacht voor de Palestijnen te belasteren en zo mogelijk te doen verbieden. Na jaren van gedogen is het de hoogste tijd dat aan deze praktijken een einde komt. Dat begint met het benoemen ervan.