De Nationale Politie sloot een overeenkomst met een dochterbedrijf van Elbit Systems. Elbit is direct betrokken bij de illegale bezetting en kolonisering van Palestijns gebied. De samenwerking druist in tegen de verantwoordelijkheid van de Nationale Politie om de mensenrechten te respecteren.
De afgelopen juli gesloten overeenkomst tussen de Nationale Politie en Cyber Intelligence Ltd., een dochteronderneming van het Israëlische Elbit Systems, behelst de levering van een cyber intelligence-systeem. Gedetailleerde informatie werd niet vrijgegeven, maar Elbit bevestigde de deal in een persbericht.
Met de overeenkomst laat de Nationale Politie – het landelijke politiecorps waaronder alle politie-eenheden vallen – zien het niet zo nauw te nemen met de mensenrechten en het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Voor een organisatie die belast is met het bewaren van de openbare orde, het handhaven van de wet en het beschermen van de democratie mag dat op z’n minst opvallend heten.
Elbit Systems is medeverantwoordelijk voor ernstige schendingen van het internationaal recht en de universele mensenrechten in bezet Palestijns gebied: de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook. Het Nederlandse mensenrechtenbeleid gebiedt overheden en bedrijven ervoor te zorgen dat niet alleen zijzelf, maar ook hun toeleveranciers en andere partners schone handen hebben. Is een partner structureel betrokken bij mensenrechtenschendingen en niet tot verandering bereid, dan zit er niets anders op dan afstand te bewaren. Wie niettemin met zo’n partner in zee gaat, zoals nu de Nationale Politie, raakt in de klassieke dubbelrol van ondersteuner en profiteur zélf betrokken bij die schendingen.
Elbit is een paradepaardje van Israëls militaire industrie. Het bedrijf voorziet het Israëlische leger van allerhande wapens en tal van producten op het terrein van onder andere beveiliging, surveillance, spionage en communicatie. Al deze producten worden ook met veel succes geëxporteerd. Uitgebreide profielen van het bedrijf zijn te lezen op de websites van het Amerikaanse AFSC Investigate – dat de relatie tussen Elbit en het Israëlische leger omschrijft als ‘symbiotisch’ – en het Israëlische Who Profits.
Israël maakt op grote schaal gebruik van door Elbit geleverde bewapening en andere apparatuur bij het handhaven en uitbouwen van de illegale bezetting en kolonisering van de Palestijnse gebieden en de onderdrukking van de Palestijnse bevolking. Berucht is de inzet van door Elbit geleverde drones bij militaire acties op de Westelijke Jordaanoever en in Gaza, die grote aantallen burgers het leven hebben gekost. Elbit levert ook munitie en componenten voor Israëls F-16’s, F-35’s en Apache- en Cobra-gevechtshelikopters.
Op de Westoever levert Elbit verder elektronische apparatuur voor de zogenoemde ‘Afscheidingsmuur’, die al in 2004 op last van het Internationaal Gerechtshof en de Algemene Vergadering van de VN had moeten worden afgebroken. Dergelijke apparatuur levert het ook voor talloze checkpoints en de door de VN-Veiligheidsraad als illegaal veroordeelde ‘nederzettingen’ – beide onderdeel van Israëls koloniseringsproject dat krachten het oprichtingsstatuut van het Internationaal Strafhof (Statuut van Rome) geldt als een oorlogsmisdrijf. Daarnaast is Elbit nauw betrokken bij de bouw van de nieuwe hi-tech ‘muur’ rond de Gazastrook, bedoeld om Gaza nog effectiever van de buitenwereld af te grendelen.
Net als andere Israëlische wapenfabrikanten brengt Elbit zijn wapentuig op de markt onder de wervende slogans ‘combat proven’ en ‘battle tested’. De bezette Palestijnse gebieden, en met name Gaza, vormen het laboratorium waar nieuwe wapens worden getest, waarna eventuele aanpassingen worden uitgevoerd. Er bestaat een sterke verwevenheid tussen de wapenindustrie, het leger en de wereld van overheid en politiek, zoals onder meer bleek uit de geruchtmakende film The Lab van de Israëlische journalist en filmmaker Yotam Feldman.
In de loop der jaren distantieerden meerdere overheden en bedrijven zich van Elbit, in het besef dat hun samenwerking met het bedrijf een schending betekende van de (inter)nationale gedragscodes op het terrein van maatschappelijk verantwoord ondernemen, zoals de OESO-richtlijnen, de UN Guiding Principles on Bussiness and Human Rights en het Nationaal Actieplan bedrijfsleven en mensenrechten. Elbit komt ook voor in de voorlopige database van bedrijven die betrokken zijn bij de Israëlische kolonisering van bezet Palestijns gebied, die wordt opgesteld door de Hoge VN-Commissaris voor de Mensenrechten.
Mensenrechtenorganisaties hameren erop dat samenwerking met Elbit zowel immoreel als in strijd met het internationaal recht is. De Britse organisatie War on Want zegt het zo:
Doing business with companies like Elbit means profiting from violence and human rights violation, which is both immoral and a contravention of international law.
Op die gronden besloot het pensioenfonds van de Noorse overheid in 2009 niet langer in Elbit te beleggen. De ethische commissie van het fonds oordeelde dat Elbit door zijn betrokkenheid bij de Afscheidingsmuur bijdraagt aan schendingen van het internationaal recht, en dat investeringen in Elbit ‘een onacceptabel risico vormen op medeplichtigheid bij ernstige schendingen van fundamentele ethische normen’:
The construction of parts of the barrier may be considered to constitute violations of international law, and Elbit, through its supply contract, is thus helping to sustain these violations. The Council on Ethics considers the Fund’s investment in Elbit to constitute an unacceptable risk of complicity in serious violations of fundamental ethical norms.
Het pensioenfonds van de Zweedse overheid volgde het Noorse voorbeeld en ook de Nederlandse pensioenbeheerder PGGM sloot Elbit uit. Elk van deze pensioenfondsen probeerde met Elbit in gesprek te komen, maar dat werd door het bedrijf afgehouden.
Eind december baarde de Britse bankenreus HSBC opzien door zijn investeringen in Elbit ongedaan te maken. Dat gebeurde na een intensieve campagne van mensenrechtenorganisaties.
De Nederlandse regering en overheid doen, het eigen mensenrechten- en Israël/Palestina-beleid ten spijt, onbekommerd zaken met Elbit. De Nationale Politie is niet de eerste Nederlandse partij die met het bedrijf in zee gaat. In 2015 bestelde het ministerie van Defensie bij Elbit 5500 zogeheten ‘slimme vesten’ voor de krijgsmacht. Na een uitgebreide testfase zullen de eerste vijfhonderd begin 2020 in gebruik worden genomen.
Op de vliegbasis Woensdrecht onderhoudt Elbit Systems of America, een volle dochter van het Israëlische bedrijf, onder andere F-16’s van de Nederlandse luchtmacht en van landen in en buiten Europa. Het beschikt over een eigen vestiging op de basis.
De Nederlandse regering houdt er, zo blijkt steeds weer, een geheel eigen interpretatie van de bovengenoemde gedragscodes en het thema mensenrechten op na. In antwoord op een brief van het Diensten en Onderzoek Centrum Palestina (DocP) verklaarde toenmalig minister Jeanine Hennis van Defensie in maart 2015 dat er geen bezwaar tegen de samenwerking met Elbit Systems of America bestaat. Dat is volgens Hennis immers geen Israëlisch, maar een Amerikaans bedrijf, en bovendien heeft de samenwerking geen betrekking op activiteiten die te maken hebben met de nederzettingen of de Afscheidingsmuur, zo valt te lezen in het informatieve rapport Combat proven – Nederlandse militaire relaties met Israël van de organisatie Stop Wapenhandel.
In september 2018 volgde staatssecretaris Barbara Visser van Defensie dezelfde lijn in antwoord op vragen van SP-Kamerlid Sadet Karabulut over de ‘slimme vesten’ van Elbit. Visser stelde dat de samenwerking geen probleem vormt aangezien die niet specifiek ten goede komt aan Israëls illegale nederzettingenpolitiek:
In deze samenwerkingsrelatie is dan ook geen sprake van een bijdrage aan of facilitering van de aanleg of instandhouding van nederzettingen. Tegen deze achtergrond is er geen aanleiding voor een herziening van de samenwerkingsrelatie met dit bedrijf.
De redenering van de regering is gezocht en aanvechtbaar, en wat The Rights Forum betreft onacceptabel. Van een regering die zetelt in ‘de mondiale hoofdstad van Vrede en Recht’ mag worden verwacht dat zij het goede voorbeeld geeft en om te beginnen het eigen mensenrechtenbeleid strikt naleeft, in letter en in geest. In de praktijk wordt echter steeds weer zaken gedaan met bedrijven die betrokken zijn bij schendingen van de mensenrechten, en geldt als enige criterium dat de samenwerking niet specifiek mag bijdragen aan die schendingen.
Dat uitgangspunt was eind 2017 ook zichtbaar in de medewerking die de Nederlandse ambassade in Tel Aviv verleende aan een promotie-actie van de Israëlische supermarktketen Shufersal, die volop actief is in de illegale nederzettingen en net als Elbit voorkomt in de voorlopige database van de Hoge VN-Commissaris voor de Mensenrechten. Toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Halbe Zijlstra verdedigde de Nederlandse medewerking met het excuus dat de actie alleen betrekking had op supermarkten in Israël zelf – een excuus dat niet bleek op te gaan, aangezien de actie wel degelijk ook in supermarkten in nederzettingen werd gevoerd.
Lagere overheden trekken zich evenmin veel van de mensenrechten aan, zo blijkt onder meer uit de samenwerking tussen de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) en de busonderneming Egged Bus Systems (EBS). Dit bedrijf is een dochter van het Israëlische bedrijf Egged, dat een netwerk van busdiensten onderhoudt dat de nederzettingen onderling en met Israël verbindt. In de bekende dubbelrol van facilitator en profiteur is Egged een essentiële schakel in de voortgaande Israëlische kolonisering van Palestijns gebied, en het is geen verrassing dat ook dit bedrijf voorkomt in de voorlopige database van de Hoge VN-Commissaris voor de Mensenrechten. Het bleek voor de Metropoolregio geen beletsel om EBS vergunningen voor het uitvoeren van busdiensten te verlenen.
Uit al deze voorbeelden blijkt dat regering, overheden en bedrijven geregeld in strijd handelen met het Nederlandse mensenrechtenbeleid. En steeds weer dringt zich de vraag aan onze politici in Den Haag op welke betekenis dat beleid en de eerdergenoemde gedragscodes dan eigenlijk nog hebben.