Een jaar nadat de VN een ‘zwarte lijst’ publiceerde van bedrijven die betrokken zijn bij de illegale Israëlische kolonisering van Palestina, heeft pensioenfonds PFZW zijn beleggingen daarin niet afgebouwd, maar juist uitgebreid.
Dat blijkt uit een analyse van de beleggingsportefeuille van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW), dat de pensioengelden beheert van werknemers in de sociale sector. De schokkendste bevinding is dat PFZW opnieuw is gaan beleggen in vijf Israëlische banken die het in 2014 juist had uitgesloten vanwege hun betrokkenheid bij schendingen van de mensenrechten.
De genoemde VN-lijst is een database van bedrijven die betrokken zijn bij de Israëlische kolonisering van de Palestijnse Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem. De lijst werd samengesteld door de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN, en in februari 2020 na jarenlange vertraging gepubliceerd. Vooralsnog staan er 112 bedrijven op. Jaarlijks zal een herziene versie verschijnen.
De Israëlische kolonisering van bezet Palestijns gebied is in strijd met het internationaal recht. Dat feit werd op 23 december 2016 ten overvloede door de VN-Veiligheidsraad bevestigd. Zich baserend op tien eerdere resoluties, waarvan de eerste (resolutie 242) stamt uit november 1967, herhaalde de Raad in resolutie 2334 dat:
[…] the establishment by Israel of settlements in the Palestinian territory occupied since 1967, including East Jerusalem, has no legal validity and constitutes a flagrant violation under international law […].
Onder het oprichtingsverdrag van het Internationaal Strafhof (ICC) geldt de kolonisering als oorlogsmisdaad. Begin deze maand besloot het Strafhof een officieel onderzoek in te stellen naar oorlogsmisdaden in de bezette Palestijnse gebieden, waarbij de kolonisering een primair aandachtsveld vormt.
Desondanks hebben talloze bedrijven zich gulzig op de business opportunities gestort die het koloniseren van Palestina biedt. Een voorbeeld hiervan is het van oorsprong Nederlandse Booking.com, dat de verhuur van toeristische accommodaties in illegale Israëlische kolonies promoot – daarmee illustrerend hoe het profiteren en faciliteren van de kolonisering hand in hand gaan.
Om dit proces van illegale exploitatie te beteugelen besloot de VN in maart 2017 tot inventarisatie van de betrokken bedrijven. Tussen september 2017 en oktober 2018 werden 188 bedrijven aangesproken op hun activiteiten, met de oproep die te beëindigen. Bedrijven die zich daar niets van aantrokken belandden op de VN-lijst, die daarom ook als ‘zwarte lijst’ wordt omschreven.
De VN-lijst is nadrukkelijk een measure of last resort, die niet had bestaan als de VN-lidstaten hun verplichtingen onder resolutie 2334 en eerdere bindende VN-resoluties strikt waren nagekomen. Dat is echter niet gebeurd. Ook in Nederland zijn zelfs de meest voor de hand liggende maatregelen – zoals een verbod op handel met de Israëlische kolonies en daarbij betrokken bedrijven en overheden – uitgebleven.
Hoe belangrijk zo’n verbod is, bewijst PFZW. Uit analyse van de portefeuille van het fonds blijkt dat het een jaar na publicatie van de VN-lijst belegt in 16 daarop voorkomende bedrijven. Daarvan zijn er negen gevestigd in Israël, vijf in de VS, één in Frankrijk en één in Nederland. Het belegde vermogen bedraagt ruim 346 miljoen euro. Het leeuwendeel wordt belegd in de Amerikaanse bedrijven, waaronder ruim 145 miljoen euro in Booking Holdings, tegenwoordig het moederbedrijf van Booking.com. De belegging in het Nederlandse bedrijf Altice bedraagt 425 duizend euro.
Opmerkelijk zijn de beleggingen in een toenemend aantal ‘VN-genoteerde’ Israëlische bedrijven. Inmiddels zijn dat er liefst negen. Tot de nieuwkomers behoort Shapir Engineering, de Israëlische partner van de Spaanse treinenbouwer CAF. De twee werken samen aan uitbreiding van de Jerusalem Light Rail, een sneltram waarmee Israël zijn kolonies onderling en met het moederland verbindt. Zowel Shapir als CAF liggen daarom zwaar onder vuur. Toch besloot PFZW in Shapir te beleggen.
Maar vooral de beleggingen in vijf Israëlische banken – Bank Hapoalim, Bank Leumi, First International Bank Israel, Israel Discount Bank en Mizrahi Tefahot Bank – doen de wenkbrauwen fronsen. In 2014 had PFZW zijn beleggingen in die banken namelijk juist beëindigd. Hun rol als financiers van de kolonisering werd destijds in strijd bevonden met het beleid van PFZW op het gebied van het internationaal recht en de mensenrechten.
In januari 2014 lichtte toenmalig directeur Peter Borgdorff toe hoe zorgvuldig PFZW, samen optrekkend met onder meer Noorse en Zweedse pensioenfondsen, tot dat besluit was gekomen. Jaren van gesprekken met de vijf banken, waarin werd getracht hen te overtuigen het leven te beteren, hadden geen resultaat gehad. Sterker, de banken bleken onder de Israëlische wet verplicht om financiële diensten te verlenen ten behoeve van de illegale kolonisering. Borgdorff:
Maar de consequentie is dat wij, die ons richten op het internationale recht, niet anders kunnen dan onze beleggingen in deze banken te beëindigen.
In maart 2014 verwoordde hij het in een interview met dagblad Trouw als volgt:
Hier gaat het er ons om dat de bezetting van de Westelijke Jordaanoever de mensenrechten van de Palestijnen schaadt, volgens internationaal recht. We willen geen geld verdienen aan bedrijven die de nederzettingen verder versterken en uitbreiden.
Aan deze door Borgdorff beschreven realiteit is sinds 2014 niets ten goede veranderd. Integendeel, de Israëlische kolonisering heeft zich in hoog tempo verder verdiept. Ook de faciliterende rol van de banken is onveranderd. In mei 2018 publiceerde de vooraanstaande mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch een vernietigend rapport, waarin de banken werden aangewezen als ‘motor’ van de kolonisering. Een actueel voorbeeld van die rol is het door Shapir en CAF uitgevoerde sneltramproject, dat wordt gefinancierd door onder meer Hapoalim en First International.
Als gevolg van die rol hebben beleggers zich inmiddels op grote schaal van de Israëlische banken gedistantieerd. Daaronder pensioenfondsen als het Nederlandse ABP en Deense Sampension. Deze maand kieperde ook het nationale pensioenfonds van Nieuw-Zeeland, het NZ Super Fund, de vijf banken uit zijn portefeuille.
Tegen die stroom in heeft PFZW zijn beleggingen in de banken juist hersteld. Begin 2019 werden de banken door PFZW van de zogenoemde uitsluitingslijst gehaald. Volgens Borgdorff gebeurde dat in het kader van een algehele herwaardering van de beleggingen aan de hand van hernieuwde criteria. Tegenover The Rights Forum verzekerde hij dat PFZW zich daarbij zou baseren op de OESO-richtlijnen voor de mensenrechten. Die laten geen ruimte voor beleggingen in de banken.
In juli 2020 bleek echter uit een publicatie op de website Electronic Intifada dat PFZW opnieuw belegde in drie van de vijf banken. Inmiddels belegt het fonds weer in alle vijf – een kleine 17 miljoen euro in totaal –, zo blijkt uit onze analyse. Daarmee zijn de beleggingen hersteld waarvan PFZW zeven jaar geleden concludeerde dat ze bijdroegen aan schendingen van de mensenrechten.
The Rights Forum heeft deze gang van zaken verleden week met PFZW besproken. Uit dat gesprek bleek dat de hernieuwde belegging in de banken het directe gevolg is van de door Borgdorff aangekondigde herwaardering.
Die houdt in dat PFZW alle bedrijven binnen de beursindexen waarin het belegt op individueel niveau liet (en laat) screenen op criteria voor ‘duurzaam en verantwoord gedrag’. Van bedrijven wordt verwacht dat zij voldoen aan de internationale OESO-richtlijnen, die ook het uitgangspunt zijn van het Nederlandse beleid op het gebied van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. De richtlijnen omvatten onder meer de plichten van overheden en bedrijven op het gebied van de mensenrechten, waaronder de plicht om:
De internationaal erkende mensenrechten te respecteren en inbreuken daarop van derden te helpen voorkomen of aan te pakken als zij zich voordoen […].
De screening van de bedrijven wordt voor PFZW uitgevoerd door de externe dataleverancier Sustainalytics, die internationaal een goede reputatie geniet. Met die onafhankelijke expertise, plus de strenge toetsing op de OESO-normen, stelt PFZW ‘een zo objectief mogelijk normen- en toetsingskader’ te hebben ingericht. Sinds de invoering ervan in de loop van 2019 heeft PFZW ‘enkele honderden ondernemingen’ uit de portefeuille verwijderd.
Andersom heeft de screening ertoe geleid dat ‘ondernemingen opnieuw zijn opgenomen’. Daaronder zijn de vijf Israëlische banken, waarin al in de loop van 2019 opnieuw blijkt te zijn belegd. PFZW verklaart dat als volgt:
Deze banken zijn op basis van de screening door Sustainalytics niet terechtgekomen in de genoemde twee zwaarste categorieën (die tot uitsluiting leiden) van schenders van de OESO-richtlijnen.
Die uitkomst is raadselachtig. Ze staat haaks op de uitkomst van de vrijwel gelijktijdig uitgevoerde screening door de VN, die uitwees dat de vijf banken intensief betrokken zijn bij rechtenschendingen en om die reden op de ‘zwarte lijst’ thuishoren. Ook staat zij zoals gezegd haaks op de conclusie van andere pensioenfondsen, waaronder het ABP, dat zijn beleggingen in Israëlische banken in 2020 beëindigde vanwege het niet op orde hebben van hun mensenrechtenbeleid. Als criterium hanteert het ABP de UN Guiding Principles on Human Rights.
Alles wijst erop dat de door PFZW gehanteerde werkwijze niet waterdicht is en de door Sustainalytics gehanteerde criteria onjuist of onvoldoende worden toegepast. Dat hierdoor pensioengelden van Nederlandse burgers (opnieuw) ten goede komen aan ernstige schendingen van de mensenrechten en het internationaal recht zou vanzelfsprekend uitgesloten moeten zijn. Dat dit gebeurt onder het vaandel ‘Zorg en Welzijn’ is extra wrang.
Ondanks de bemoeienis van Sustainalytics is PFZW verantwoordelijk voor de eigen beleggingen, en heeft het de plicht zorgvuldig na te gaan of die bijdragen aan rechtenschendingen. Als daaraan gerede twijfel bestaat, dient dat tot actie te leiden. Die twijfel bestaat volop. Niet alleen ten aanzien van de Israëlische banken, maar van alle 16 VN-genoteerde bedrijven waarin PFZW belegt. Het is nu aan PFZW om die, onverwijld en grondig, opnieuw tegen het licht te houden.