De Nederlandse ambassadeur in Tel Aviv noemde de terreuractie waarbij zeven Israëli’s omkwamen een ‘antisemitische aanval’. Media spraken van een ‘schietpartij in een synagoge’. Met zulke stemmingmakerij is niemand gediend.
Alsof de terreuractie in bezet Oost-Jeruzalem waarbij afgelopen vrijdagavond zeven Israëli’s omkwamen niet erg genoeg was. Die indruk wekte de Nederlandse ambassadeur in Israël door op Twitter te spreken van een ‘antisemitische aanval op een synagoge’. In het artikel dat wij diezelfde avond aan de aanslag wijdden noemden we zijn typering ongefundeerd en ‘in het toch al uiterst explosieve klimaat in Israël/Palestina onverantwoordelijk’.
In het artikel baseerden we ons op de berichtgeving in de mainstream Israëlische pers. The Times of Israel citeerde de commissaris van politie van Jeruzalem, die ter plaatse de aanslag als volgt omschreef: ‘De terrorist stapte uit zijn auto en begon aan een moorddadige tocht met een pistool, hij schoot op iedereen die hij tegenkwam.’ Dat zouden achtereenvolgens een vrouw en een motorrijder zijn geweest, alvorens de schutter een groepje mensen in het vizier kreeg dat juist een synagoge verliet. De krant sprak in de kop boven het artikel van een aanslag ‘in de nabijheid van een synagoge’.
In artikelen die de volgende dag verschenen bevestigden ooggetuigen en politiemensen dit beeld. Uit niets bleek dat de schutter, de 21-jarige Palestijn Khayri Alqam uit Oost-Jeruzalem, een doelgerichte aanval uitvoerde op de synagoge, waar de dienst al een uur daarvoor was afgelopen. Zijn slachtoffers waren toevallige voorbijgangers – wandelaars en de motorrijder – en mensen die, gealarmeerd door de schoten, de straat op kwamen.
Uit de reconstructies blijkt dat de dader, schoten lossend uit het autoraam, bij een kruispunt nabij de synagoge arriveerde. Daar verliet hij zijn auto en liep hij schietend een straat in, niet naar de synagoge, maar in tegenovergestelde richting. Na tweehonderd meter draaide hij om toen hij merkte dat er bij de synagoge mensen naar buiten kwamen, opgeschrikt door de schoten. Nadat hij hen onder vuur had genomen stak hij het kruispunt over en beschoot daar buurtbewoners die ook op het lawaai waren afgekomen. Daarna stapte hij in en verliet de buurt – de illegale Israëlische nederzetting Neve Yaakov –, zijn dood door politiekogels tegemoet. Zijn moorddadige tocht duurde vier minuten.
Dat de terreuraanslag scherpe afkeuring verdient spreekt voor zich. ‘Geweld tegen burgers is in alle gevallen verwerpelijk’, schreven we in ons artikel. Maar dat geldt ook voor het oppompen van de aanslag tot een ‘antisemitische aanval op een synagoge’. Dat is stemmingmakerij, en olie op het vuur in een klimaat waarin de kwestie-Palestina door Israëls politieke establishment en zijn supporters toch al gretig wordt opgevoerd als een strijd tussen ‘de Joden’ en diabolische krachten die uit zouden zijn op hun vernietiging. Zeker van een ambassadeur mag worden verwacht dat hij zich bij de feiten houdt.
Wat ook mag worden verwacht is dat de aanslag aanzet tot rationele analyse. En dat wordt erkend – die les hebben we toch wel geleerd – dat de terreur zich zal blijven herhalen zolang de gewelddadige Israëlische bezetting in stand blijft, zowel in de vorm van dit soort aanslagen als van projectielen die ongericht vanuit Gaza op Israël worden afgeschoten. Iedere bezetting is een vruchtbare voedingsbodem voor verzet en geweld in alle denkbare vormen, en dat wordt er na 55 jaar niet beter op. Oproepen aan de Palestijnen om eenzijdig ‘de rust te bewaren’ totdat zij misschien ooit met hun overheerser over hun vrijheid en mensenrechten mogen onderhandelen zijn even betekenisloos als ongepast.
In plaats van alarmistische tweets te versturen zou de ambassadeur er goed aan doen zijn superieuren aan te spreken op het Nederlandse gedogen van de bezetting en het ongemoeid laten van de structurele terreur en grootschalige misdaden waar miljoenen Palestijnen al tientallen jaren onder lijden. Den Haag weigert hen bescherming te bieden, al is het daar krachtens het Nederlandse mensenrechten- en buitenlandbeleid en het internationaal recht toe verplicht. Met die medeplichtige politiek helpt Nederland de kwestie-Palestina immer verder te verloederen, in al haar dodelijke dynamiek.
De ambassadeur was niet de enige die de aanslag in een tendentieus licht plaatste. Een dag later betuigde minister Wopke Hoekstra van Buitenlandse Zaken op Twitter zijn medeleven met de slachtoffers en hun nabestaanden, daarbij de aanslag in de context van Holocaust Memorial Day plaatsend. Hoe pijnlijk het ook is dat de aanslag juist op die dag plaatsvond, er is geen reden te veronderstellen dat de dader zich daardoor liet leiden, zoals wij gisteren in een artikel toelichtten. Volgens een familielid was het de dood van zijn 17-jarige vriend en bloedverwant Salah Muhammad Ali, die twee dagen eerder in Oost-Jeruzalem door een Israëlische militair werd doodgeschoten, die hem tot zijn daad dreef.
In het artikel leverden we ook kritiek op het feit dat Hoekstra had nagelaten zijn medeleven uit te spreken met de negen Palestijnen die een dag voor de aanslag door Israëlische militairen werden gedood in de Palestijnse stad Jenin. Sterker, in de maand januari kwamen 35 Palestijnen door Israëlisch geweld om het leven, en geen enkele keer zag Hoekstra reden voor een blijk van medeleven of een veroordeling van het geweld.
Dat mag symptomatisch heten voor de Nederlandse Israël/Palestina-politiek. Hoekstra illustreert op inzichtelijke wijze dat het evenwichtige (‘even-handed’) beleid waarop Den Haag zich van oudsher beroemt een fictie is. Is in Den Haag een Palestijns leven minder waard dan een Israëlisch leven? De vraag is bijna te pijnlijk om te stellen, maar wie naar de kille feiten kijkt kan er niet omheen.
Niet verrassend was helaas dat ook een aantal Nederlandse media een tendentieus beeld van de aanslag verspreidde. Onder meer Nieuwsuur sprak van een ‘aanslag op een synagoge’, terwijl NRC en het Algemeen Dagblad zelfs melding maakten van een ‘schietpartij in een synagoge’. NRC corrigeerde de tekst, maar op de website van het AD is de bedrieglijke kop – met daarin ook een te hoog aantal slachtoffers – nog altijd te lezen.
Juist afgelopen week publiceerden we een kritisch artikel over de berichtgeving over de kwestie-Palestina. Daarin stelden we vast dat de meeste Nederlandse media er niet in slagen het publiek adequaat te informeren. Niet voor het eerst riepen we redacties op na te gaan wat hen daarvan weerhoudt en de noodzakelijke verbeteringen door te voeren.
De berichtigeving over de aanslag in Jeruzalem onderstreept het belang van die oproep. Uit journalistiek oogpunt is het afschilderen van de terreuractie als een aanslag op of zelfs in een synagoge prutswerk. Juist in deze beladen kwestie, waarin het publiek alleen al door het onwaarachtige Haagse beleid gemakkelijk het zicht op de feiten verliest, is onafhankelijke, kritische en zorgvuldige journalistiek onontbeerlijk.