Drie internationale organisaties en 52 landen zullen vanaf maandag gehoord worden door het Internationaal Gerechtshof in Den Haag. Het hof brengt de juridische gevolgen van de Israëlische bezetting in kaart. Een adviesopinie daarover wordt rond 31 mei verwacht.
De 52 landen en drie internationale organisaties die zich voor de hoorzittingen hebben aangemeld komen in een strak schema aan het woord. De staat Palestina bijt maandag 19 februari van 10.15 tot 13.15 uur de spits af, de Malediven sluiten op maandagmiddag 26 februari de rij. Nederland is dinsdag van 11.40 tot 12.10 uur aan de beurt. Israël laat de kans om zijn zienswijze te geven voorbijgaan.
Alle hoorzittingen zijn live te volgen op de website van het hof en het televisiekanaal van de VN.
Het Internationaal Gerechtshof is door de Algemene Vergadering van de VN verzocht om in een zogeheten Advisory Opinion (Adviesopinie) zijn visie te geven over de ‘juridische gevolgen van het beleid en de praktijken van Israël in de bezette Palestijnse gebieden, waaronder Oost-Jeruzalem’. Adviesopinies zijn gewoonlijk niet bindend, maar vanwege de autoriteit van het hof van grote juridische en morele betekenis.
De Algemene Vergadering van de VN deed het verzoek in een resolutie die op 30 december 2022 werd aangenomen met 87 stemmen voor, 26 tegen en 53 onthoudingen (Nederland onthield zich van stemming). Het verzoek werd op 17 januari 2023 officieel overgebracht door VN-topman António Guterres.
Zoals in de resolutie te lezen spitst het verzoek zich toe op twee vragen:
(a) Welke juridische gevolgen vloeien voort uit de voortdurende schending door Israël van het recht van het Palestijnse volk op zelfbeschikking, uit de langdurige bezetting, de nederzettingen en de annexatie van het sinds 1967 bezette Palestijnse grondgebied, met inbegrip van maatregelen die tot doel hebben de demografische samenstelling, het karakter en de status van de heilige stad Jeruzalem te wijzigen, en uit de goedkeuring van daarmee verband houdende discriminerende wetgeving en maatregelen?
(b) Hoe beïnvloeden het beleid en de praktijken van Israël waarnaar wordt verwezen in paragraaf (a) hierboven de juridische status van de bezetting, en wat zijn de juridische gevolgen die voor alle staten en de Verenigde Naties uit deze status voortvloeien?
Na ontvangst van het verzoek ging het hof volgens zijn vaste procedure te werk. Allereerst stelde het VN-secretariaat het hof een dossier ter hand met VN-documentatie die relevant is voor het beantwoorden van de vragen. Het dossier bevat vele honderden documenten, die in het overzicht van de zaak op de website van het hof onder de data 31 mei 2023 en 22 juni 2023 zijn uitgesplitst.
Voorafgaand aan de hoorzittingen kregen betrokken landen en internationale organisaties tot 25 juli 2023 gelegenheid om schriftelijk hun visie te geven. Daarvan maakten 57 landen en organisaties gebruik. Tot 25 oktober hadden zij vervolgens gelegenheid schriftelijk commentaar op de visies van anderen te geven. Daarvan werd 15 maal gebruikgemaakt. De schriftelijke zienswijzen zijn tot dusver niet openbaar gemaakt.
Nederland maakte geen gebruik van deze mogelijkheden. Het had weliswaar een visie opgesteld, maar zag geen kans die bijtijds aan het hof door te geven. Op 28 november 2023 schreef Rudmer Heerema (VVD), toenmalig voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, de Tweede Kamer: ‘Wegens onvoorziene omstandigheden in het besluitvormingsproces was het niet mogelijk de tijdig opgestelde Nederlandse schriftelijke zienswijze tijdig in te dienen bij het Internationaal Gerechtshof.’
Onbekend is vooralsnog wanneer het hof de adviesopinie klaar heeft. Afgaand op vorige opinies komt een deskundige in een beredeneerde schatting uit op een einddatum rond 31 mei 2024.
Eenmaal eerder leverde het Internationaal Gerechtshof een adviesopinie af met betrekking tot de Israëlische bezetting. Op 9 juli 2004 bepaalde het in het rapport ‘Juridische gevolgen van de bouw van een muur in de bezette Palestijnse gebieden’ dat de zogenoemde Israëlische ‘Afscheidingsmuur’, voorzover gebouwd op Palestijnse bodem, illegaal was en moest worden afgebroken, en dat gedupeerden schadeloos moesten worden gesteld. De Algemene Vergadering van de VN nam de uitspraak integraal over in een resolutie die werd aangenomen met 150 stemmen voor, zes tegen en tien onthoudingen. Maar Israël trok zich er niets van aan en bouwde ongestoord verder.
In een eind december 2023 door Zuid-Afrika tegen Israël aangespannen juridische procedure wegens schending van het Genocideverdrag in de Gazastrook bepaalde het hof op 26 januari jl. dat er voldoende reden is de aanklacht in behandeling te nemen. In een tussenvonnis oordeelde het dat Israël alles in het werk moet stellen om genocide en oproepen daartoe te voorkomen en te bestraffen. Daarnaast moet het voldoende humanitaire hulp tot Gaza toelaten. Vóór 26 februari dient het schriftelijk aan het hof kenbaar te maken welke concrete maatregelen het hiertoe heeft getroffen.
In tegenstelling tot adviesopinies zijn uitspraken in geschillen als de genocidezaak wél bindend. Tot dusver wijst echter niets erop dat Israël zich iets van het tussenvonnis aantrekt.