Het vonnis van het Israëlische Hooggerechtshof dat acht Palestijnse dorpen mogen worden ontvolkt bevestigt de rol van het hof als witwasserij van Israëls volkenrechtelijke misdaden. De Palestijnse inwoners smeken de wereld om in te grijpen.
Acht Palestijnse dorpen op de door Israël bezette Westelijke Jordaanoever mogen worden afgebroken en hun circa duizend inwoners gedeporteerd. Dat besloot het Israëlische Hooggerechtshof op 4 mei. De Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem noemt het besluit in een persbericht de ‘goedkeuring van een oorlogsmisdaad’.
De acht dorpen liggen in in het zuiden van de door Israël bezette Palestijnse Westoever in de South Hebron Hills. Ze maken deel uit van een cluster van 19 dorpen dat bekendstaat als Masafir Yatta. In 1981 verklaarde Israël een deel van het gebied, ter grootte van dertig vierkante kilometer, tot militair oefenterrein en daarmee tot verboden gebied voor de Palestijnse bewoners. Eind 1999 werden zevenhonderd van hen – mannen, vrouwen en kinderen – door het Israëlische leger in vrachtwagens geladen en afgevoerd terwijl hun onderkomens werden verwoest.
Die deportatie werd begin 2000 door de bewoners en de Association for Civil Rights in Israel (ACRI) juridisch aangevochten, leidend tot de terugkeer van de Palestijnen hangende de zich voortslepende procedure. Sindsdien leefden de bewoners van Masafir Yatta onder een regime van dreiging, geweld en onderdrukking. Met zijn vonnis van 4 mei hecht het Israëlische Hooggerechtshof nu zijn goedkeuring aan de definitieve ontvolking en vernietiging van de dorpen.
In 1967 werd de Westoever, waaronder Masafir Yatta, door Israël militair bezet. Sindsdien worden Palestijnen er stapsgewijs uit hun leefgebieden verdreven en vervangen door Joodse kolonisten die worden gehuisvest in illegale ‘nederzettingen’. Inmiddels leven er zo’n 750 duizend kolonisten illegaal in bezet Palestijns gebied.
Een van de manieren om de Palestijnen te verdrijven is het bestempelen van hun leefgebied tot ‘militair oefenterrein’. Masafir Yatta vormt een voorbeeld van die grootschalige – bijna éénvijfde van de Westoever is tot militair oefengebied verklaard – praktijk van sluipende etnische zuivering. Volgens notulen van de nederzettingencommissie van de Israëlische regering uit juli 1981 stelde minister Ariel Sharon, de latere premier, destijds voor Masafir Yatta tot militair gebied te verklaren om verdere ‘verspreiding’ van Palestijnen te voorkomen en het land in Israëlisch bezit te houden. Aldus geschiedde.
Het Hooggerechtshof veegde de argumenten van de inwoners van de Palestijnse dorpen van tafel. Het negeerde de overvloedige bewijzen – waaronder documenten, luchtfoto’s en fysieke sporen van bewoning – van de generaties lange aanwezigheid van de Palestijnen in het gebied. Sterker, het hof aanvaardde de Israëlische lezing dat de Palestijnse bewoners zich pas na 1981 op het oefenterrein hebben gevestigd en dus in feite indringers zijn.
De échte indringers mogen van de rechters blijven. Dat zijn in de eerste plaats de Israëlische kolonisten die zich in zogenoemde ‘buitenposten’ vestigden die geheel of gedeeltelijk op het militaire terrein liggen. Buitenposten (‘outposts’) zijn zelfs onder Israëlisch recht illegaal, maar de inwoners hebben, zo bleek opnieuw, niets te vrezen.
In de tweede plaats zijn de indringers de inwoners van de immer uitdijende illegale nederzettingen, ook rond Masafir Yatta, die de leefruimte voor Palestijnen steeds verder beperken. Op veel plaatsen gebruiken Israëlische kolonisten geweld tegen de Palestijnse bevolking, bedoeld om hen te doen vertrekken. Tegelijkertijd is het voor Palestijnen zo goed als onmogelijk om een vergunning van de bezettingsautoriteiten te krijgen voor de bouw of uitbreiding van een woning of zelfs maar de aanleg van een waterleiding of elektriciteitsvoorziening. Leggen zij zelf een voorziening aan, dan verschijnt het Israëlische leger om die te slopen.
De uitspraak van het Hooggerechtshof staat in meerdere opzichten haaks op het internationaal recht. Een bezettende mogendheid is onder dat recht verplicht het welzijn van de onder bezetting levende bevolking te garanderen. De aanleg van militaire oefenterreinen dient echter slechts het belang van de bezetter en gaat ten koste van de bevolking.
Bovendien is het een bezetter onder internationaal recht alleen toegestaan de bevolking van bezet gebied te deporteren als daarvoor een absolute dwingende noodzaak bestaat. Daarvan is hier geen sprake. Tenslotte is het een bezettende mogendheid strikt verboden de bevolking van het eigen land in bezet gebied te vestigen. Onder het Statuut van Rome, het oprichtingsverdrag van het Internationaal Strafhof, geldt het koloniseren van bezet gebied als een oorlogsmisdaad en de deportatie van de bevolking van bezet gebied als een misdaad tegen de menselijkheid.
Het Hooggerechtshof schoof al deze bepalingen, waaronder het beroemde artikel 49 van de Vierde Conventie van Genève dat zowel deportatie als kolonisering strikt verbiedt, als irrelevant terzijde. Bovendien stelde het hof expliciet dat het internationaal recht ondergeschikt is aan Israëlische wetgeving, mocht het daarmee in strijd zijn. In landen als Nederland is dat andersom.
Met de uitspraak toont het Hooggerechtshof eens te meer aan geen recht te spreken, maar een schakel in een bezettingsregime te vormen die grove schendingen van het internationaal recht van een vernis van legitimiteit voorziet. Met dit witwassen dienen de rechters ook een persoonlijk belang; meerdere van hen wonen zelf in illegale nederzettingen in bezet gebied.
Het gevolg van de uitspraak is dat de circa duizend bewoners van de acht Palestijnse dorpen ieder moment kunnen worden gedeporteerd. Volgens een medewerkster van de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem waren Israëlische slooptroepen de afgelopen dagen actief in drie van de acht dorpen. Datzelfde B’Tselem is een van talloze organisaties die de internationale gemeenschap oproepen tot actie om de deportatie te voorkomen. Die actie is des te belangrijker omdat de uitspraak een precedent vormt dat kan worden gebruikt om ook de inwoners van tientallen andere Palestijnse dorpen elders op de Westoever te deporteren.
Ook de bewoners zelf voeren actie. Op de website Save Masafir Yatta kan men zich solidair verklaren met hun campagne. Zij beseffen als geen ander dat robuuste internationale steun en actie hun laatste redmiddel zijn, en zij afhankelijk zijn van de bereidheid van derde landen, waaronder Nederland, om voor hun rechten op te komen. Of die bereidheid bestaat is triest genoeg maar de vraag. Ondanks de verplichting daartoe onder internationaal recht heeft Nederland Israël tot dusver straffeloos zijn gang laten gaan, met een beschamende rol van het kabinet en de meerderheid van de Tweede Kamer.