De smaad en laster waarvan de Palestijnse mensenrechtenorganisatie Al-Haq het CIDI in een juridische procedure beschuldigt staan niet op zichzelf, maar zijn het topje van een ijsberg.
‘Het is niet onze bedoeling om onzorgvuldig informatie te verspreiden.’ Met die woorden reageerde adjunct-directrice Naomi Mestrum tegenover NRC op de juridische stappen die de Palestijnse mensenrechtenorganisatie Al-Haq eind november zette tegen haar Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI). Al-Haq heeft aangifte gedaan van smaad en laster naar aanleiding van drie artikelen waarin het CIDI de organisatie en haar directeur beschuldigde van betrokkenheid bij terrorisme. Inmiddels heeft het CIDI de artikelen van zijn website verwijderd en gerectificeerd.
Het verweer van Mestrum is ongeloofwaardig. Het lijdt geen twijfel dat het CIDI Al-Haq welbewust in diskrediet heeft gebracht. Het is namelijk simpelweg onmogelijk dat de gewraakte artikelen het product zijn van zorgvuldige journalistiek.
De beweringen van het CIDI die volgens Al-Haq ‘lasterlijk en onjuist’ zijn spreken voor zich. Een voorbeeld: een integere journalist zou niet schrijven dat Al-Haq ‘uitgebreide banden met Palestijnse terreurgroepen’ heeft, terwijl hij daar geen overtuigend bewijs voor heeft. Die zou ook niet schrijven dat Al-Haq in de EU ‘op terrorismelijsten staat’, terwijl dat niet zo is. En ook niet dat Visa, American Express en Mastercard Al-Haq als ‘terroristisch’ hebben gekwalificeerd en betalingen aan de organisatie hebben geblokkeerd, terwijl Al-Haq er nooit klant is geweest.
Een journalist die zulke dingen schrijft en de organisatie die ze publiceert hebben aan zorgvuldigheid geen boodschap, maar zijn erop uit Al-Haq met behulp van fake news het imago van terroristische organisatie aan te smeren. Zou er trouwens iemand zijn die, het CIDI kennende, daarvan opkijkt? Het verspreiden van giftige verdachtmakingen is al jaren een handelsmerk van de organisatie. Niet alleen over Al-Haq, ook over andere Palestijnse niet-gouvernementele organisaties (ngo’s).
In augustus 2020 publiceerden we een analyse van de internationale lastercampagne tegen de Union of Agricultural Work Committees (UAWC), waarin het CIDI in Nederland een voortrekkersrol vervulde. In een reeks artikelen beschuldigde het de Palestijnse landbouworganisatie ervan een ‘terreurclub’ te zijn. Begin dit jaar nog werd UAWC in een ronkende kop een ‘terreurorganisatie’ genoemd. In alle gevallen was het vergeefs zoeken naar serieuze onderbouwing. De artikelen zijn schoolvoorbeelden van stemmingmakerij.
Ook andere Palestijnse ngo’s – onder meer Addameer, Defense for Children International-Palestine en het Palestinian Center for Human Rights – werden op de korrel genomen. In tientallen artikelen en berichten op sociale media besteedde het CIDI aandacht aan de ‘terreurbanden’ van Palestijnse ngo’s. De drie artikelen over Al-Haq zijn het topje van een ijsberg.
Niet altijd gebeurde dat met een bombardement aan leugens. Soms werd volstaan met de terloopse mededeling dat een bepaalde ngo banden met terroristische organisaties heeft of zelf (onderdeel van) een ‘terreurgroep’ is, alsof dat een vaststaand feit is. Vaak werd ter onderbouwing verwezen naar de giftige bronnen waaruit de verdachtmakingen afkomstig zijn, met name Israëls ministerie van Strategische Zaken en de Israëlische organisatie NGO Monitor, twee notoire leveranciers van leugens en achterklap.
In ons artikel over de lastercampagne tegen UAWC analyseerden we de beschuldigingen van NGO Monitor tegen acht Palestijnse ngo’s. We kwalificeerden ze als ‘armoedig’ en ‘gezocht’. Eerder al werd het werk van NGO Monitor gekraakt door de Israëlische Policy Working Group en door twee Nederlandse VVD-ministers van Buitenlandse Zaken, Halbe Zijlstra en Stef Blok.
De rapporten van het ministerie van Strategische Zaken zijn van hetzelfde kwaadaardige laken een pak. Een berucht voorbeeld is The Money Trail, dat wij na analyse kwalificeerden als ‘lasterlijk en misleidend’.
Het weerhield het CIDI er niet van de propaganda te blijven verkondigen. In navolging van de Israëlische voorbeelden richtte het de pijlen ook op verstrekkers van subsidie aan de Palestijnse ngo’s. Die werden met even grove middelen onder druk gezet om hun financiële bijdragen te staken.
Zo beschuldigde het CIDI de Nederlandse regering herhaaldelijk van het moedwillig ‘negeren’ en ‘ontkennen’ van ‘de terreurbanden van UAWC’. Volgens het CIDI heeft UAWC tussen 2014 en 2121 zo’n 10 miljoen euro aan Nederlandse subsidie kunnen ‘doorsluizen’ naar ‘moederorganisatie PFLP’, die het geld ‘inzette om aanslagen op Israëlische burgers voor te bereiden en te plegen’. Concreet ‘financierde Nederland daarmee een bomaanslag die een Israëlisch meisje doodde’.
Bij herhaling beschuldigde het de regering ook van ‘het misleiden van de Israëlische autoriteiten over aard en uitvoering van de [gesubsidieerde] projecten’. Ook het ministerie van Buitenlandse Zaken (‘pro-Palestijns activisme’) en de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in Ramallah op de Westelijke Jordaanoever (‘broeinest van anti-Israël activisme & nepotisme’, aldus een CIDI-medewerker) kregen er geregeld van langs. De laatste stond volgens het CIDI ‘toch al niet bekend als een diplomatieke post met een schoon blazoen’.
Anders dan de naam suggereert is het CIDI geen neutraal ‘informatiecentrum’, maar een activistische lobbyorganisatie ten dienste van de Israëlische regeringspolitiek. Met behulp van de vileine propaganda uit Israëlische bron probeert het de publieke en politieke opinie in pro-Israëlische zin te beïnvloeden en onwelgevallige stemmen verdacht en onschadelijk te maken.
Met zijn desinformatie over de Palestijnse ngo’s participeert het in de jarenlange Israëlische campagne tegen die organisaties. Die culmineerde in oktober 2021 in het op de nationale terrorismelijst plaatsen van zes ngo’s, waaronder Al-Haq en UAWC; een zevende belandde al eerder op die lijst. Daarmee schiep Israël de voorwaarde om ze ‘legaal’ te kunnen oprollen. Op 18 augustus van dit jaar zette het een volgende stap: Israëlische bezettingstroepen vielen ’s nachts de kantoren van zeven ngo’s binnen, verzegelden de deuren en verklaarden de organisaties voor gesloten.
In CIDI-artikelen krijgen deze wapenfeiten het karakter van definitief bewijs tegen de ngo’s. In werkelijkheid heeft Israël nooit geloofwaardig bewijs voor hun ‘terreurbanden’ kunnen presenteren. Twee uitgelekte ‘geheime dossiers’ die het in 2021 aan de EU en lidstaten overhandigde bleken even misleidend en armoedig als het materiaal van NGO Monitor en het ministerie van Strategische Zaken. De opzet om met de bedrieglijke informatie een eind te maken aan de Europese subsidies mislukte. Afgelopen zomer verwezen de Europese Commissie en negen EU-lidstaten de aantijgingen na grondig onderzoek naar de prullenbak en verklaarden de ‘samenwerking met en krachtige steun voor’ de ngo’s te zullen voortzetten.
Het propagandaoffensief tegen de ngo’s is een schertsvertoning, een beschamend voorwendsel om ze uit te kunnen schakelen. Door hun activiteiten vormen de organisaties een sta-in-de-weg voor de illegale Israëlische bezetting en kolonisering van Palestijns gebied. Israël beschouwt ze zoals bezettende mogendheden zulke obstakels altijd beschouwen: als een luis in de pels waarmee moet worden afgerekend. In Nederland kan het daarbij rekenen op de loyale steun van de organisatie die aan dat activisme haar bijnaam dankt: Centrum Indoctrinatie en Desinformatie Israël.
De drie door het CIDI verwijderde en gerectificeerde artikelen over Al-Haq zijn nog te lezen in het webarchief: hier, hier en hier.