Jaap Hamburger is voorzitter van Een Ander Joods Geluid (EAJG).
16 oktober 2020 Lees meer overEr is de laatste jaren veel ophef over een nieuwe, door Israël met grof publicitair geweld gepromote definitie van antisemitisme, de ‘IHRA-definitie’. Vanwaar deze ophef? En is er een relatie met ‘shrinking space’, de krimpende ruimte voor debat over Israël en Palestina?
Over de kwestie van de zogenaamde ‘IHRA-werkdefinitie van antisemitisme’ wordt in kleine kring van specialisten veel geschreven, maar de discussie die daar plaatsvindt verdient een groter publiek, vanwege de implicaties voor het vrije woord, ook in Nederland.
IHRA is de afkorting van International Holocaust Remembrance Alliance, een intergouvernementele organisatie van vertegenwoordigers uit 34 landen – waaronder Nederland – die zich sinds 1998 heeft toegelegd op de lofwaardige intentie de herinnering aan de Holocaust levend te houden, onder andere middels onderzoek en ‘Holocaust education’. De Alliance wil ook opkomen tegen ontkenning van de gebeurtenissen die tezamen de historische Holocaust uitmaken. Zij wil kennis met betrekking tot vroege stadia van genocide wijd delen op regeringsniveau en waarschuwingen daarvoor afgeven. Kort samengevat: ‘Doen wat nodig is om te leren van het verleden, voor heden en toekomst.’ Tot zover een prima initiatief.
In 2016 heeft de IHRA een juridisch niet bindende ‘werkdefinitie van antisemitisme’ aangenomen, die in 2004-2005 in Amerika is ontwikkeld. Anders dan het begrip ‘definitie’ doet vermoeden, oogt de tekst uitgesproken vaag. Aan de definitie zijn voorbeelden toegevoegd. Definitie plus voorbeelden waren volgens de opsteller Kenneth Stern bedoeld als een heuristisch hulpmiddel ten behoeve van monitoring van en onderzoek naar antisemitisme.
Hier volgt de definitie in de oorspronkelijke taal: ‘Antisemitism is a certain perception of Jews, which may be expressed as hatred toward Jews. Rhetorical and physical manifestations of antisemitism are directed toward Jewish or non-Jewish individuals and/or their property, toward Jewish community institutions and religious facilities.’
De elf aan de definitie toegevoegde voorbeelden bevatten gedragingen en uitspraken, die aanleiding zouden kunnen zijn om nader te onderzoeken of in een concreet geval daadwerkelijk sprake zou kunnen zijn van ‘antisemitisme’. Let wel: die voorbeelden zijn nooit bedoeld geweest als bewijs van reeds aantoonbaar vastgesteld antisemitisme.
Een dergelijke werkwijze ter aansporing tot nader onderzoek is in het wetenschapsbedrijf niet ongebruikelijk. Zij dient om een richtsnoer te hebben om in de veelheid van feiten en fenomenen op bepaalde verschijnselen in te kunnen zoomen.
Die bedoeling komt al tot uitdrukking in de term werk-definitie. Zo hanteert het IHRA ook een werkdefinitie van Holocaust Denial and Distortion en een werkdefinitie van Holocaust-related materials, de laatste om voor studie van de Holocaust relevante historische bronnen te kunnen onderscheiden van bronnen die verwijzen naar een van de vele andere misdaden begaan tijdens de nazi-bezetting van Europa. De werkdefinities zijn steeds vervat in een ‘paper’ waarvoor geldt: ‘[the] paper is a living document which will be regularly updated’.
Het ministerie van Strategische Zaken van Israël echter heeft – zeer tegen de zin van Stern, wiens bezwaren ostentatief worden genegeerd – deze werkdefinitie tot inzet van een campagne gemaakt, met behulp van een internationaal agressief opererende Israël-lobby, die in Nederland bestaat uit het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI), het Nieuw Israëlietisch Weekblad (NIW) en christelijke partijen, met name de SGP. De definitie is doelbewust gekaapt, met voorbeelden en al verabsoluteerd, gepolitiseerd en omgesmeed tot een wapen onder het mom van ‘de strijd tegen antisemitisme’.
Voorbeelden die een integraal deel uit zouden maken van een definitie: het moet een logisch novum heten, dat geen navolging verdient. Wat door de opsteller nooit bedoeld is geweest als een exclusieve en integrale ‘definitie’ van antisemitisme – en methodologisch ook geen definitie mag heten, maar als gezegd slechts een heuristisch hulpmiddel is – wordt ons nu met inbegrip van de voorbeelden voorgeschoteld als een nieuw en feilloos bruikbaar concept om antisemitisme te onderkennen! Millennia van ogenschijnlijk herkenbare jodenhaat blijken anno 2020 op gebrekkig inzicht gestoeld te zijn geweest: de Israël-lobby heeft onder aanvoering van Israël het licht gezien. Eindelijk is het vraagstuk opgelost, wat moet worden verstaan onder antisemitisme.
Dit ruikt niet alleen naar bedrog, dat is het ook. De kwestie is dat Stern, geheel legitiem, in zijn door de IHRA aanvaarde ‘definitie’ middels de voorbeelden aandacht had gevraagd voor bepaalde vormen van kritiek op Israël die mogelijk zouden kunnen duiden op achterliggend antisemitisme. Hij gaf, als gezegd, elf zulke voorbeelden, in liefst zeven waarvan een directe relatie werd gelegd met Israël. Ik citeer een van die zeven: ‘Applying double standards [for Israel] by requiring of it a behavior not expected or demanded of any other democratic nation.’
De vraag naar het democratisch gehalte van Israël laat ik voor nu even rusten; het moge duidelijk zijn dat een democratische rechtsstaat en bezetting elkaar uitsluiten en dat binnen het eigenlijke Israël aanzienlijke, bij wet en regelgeving vastgelegde verschillen in rechtspositie bestaan tussen joden en niet-joden. Israël onderhoudt zelf een apartheidsregime, maar als het daarnaar wordt beoordeeld, verwijt het critici van het land met twee maten te meten.
Het hierboven geciteerde Engelstalige voorbeeld over ‘dubbele standaarden’ past binnen het idee van een definitie die dient als heuristisch hulpmiddel. Het zou inderdaad kunnen dat een auteur Janssen, om een verzonnen invulling aan dit voorbeeld te geven, het Israëlische leger ervan beschuldigt zich in te laten met beleid om Palestijnen etnisch te verdrijven, en dat dezelfde auteur elders bij hoog en bij laag volhoudt dat het Syrische leger niet anders doet dan de eigen bevolking beschermen tegen terroristen.
Dat zou bevreemding kunnen wekken en de vraag opwerpen of de betreffende auteur Israël vaker exclusief verantwoordelijk stelt voor gedragingen die ook elders voorkomen – i.c. inzet van militaire middelen tegen een burgerbevolking – terwijl hij die elders door de vingers ziet, of voorziet van een welwillende interpretatie. Ook dat is bij lange na niet voldoende om te concluderen dat Janssen antisemitische opvattingen koestert. Om tot dat oordeel te komen moeten er andere aanwijzingen zijn, bijvoorbeeld dat deze auteur Janssen zich niet alleen over Israël zo uitlaat, maar ook over joden, in vergelijking tot anderen. Kortom, nader onderzoek moet uitwijzen of er gesproken zou moeten worden van als kritiek op Israël vermomd achterliggend anti-joods racisme. Dat laat overigens onverlet dat deze auteur nog steeds het gelijk aan zijn kant kan hebben met zijn bewering dat het Israëlische leger zich inlaat met beleid om Palestijnen etnisch te verdrijven.
Wat doen de aanhangers van de verabsoluteerde, tot wapen omgesmede IHRA-definitie nu met bovenstaand voorbeeld? Die redeneren kort door de bocht: ‘Janssen is een antisemiet volgens de internationaal geaccepteerde IHRA-definitie van antisemitisme, want hij hanteert een dubbele maatstaf – één voor Israël, een andere voor andere landen.’
Janssen hoeft het leger van Syrië zelfs niet vrij te pleiten om toch als antisemiet te gelden. Al laat hij zich over Syrië helemaal niet uit, maar alleen over Israël, dan is ook dat kale feit al voldoende hem van het ‘meten met twee maten’ te beschuldigen, ‘van Israël een geval apart te maken’ – ‘singling out Israel’ heet dat – en hem op die gronden van antisemitisme te beschuldigen. Nog sterker: ook al veroordeelt Janssen Syrië wél, maar Israël vaker, dan is ook dat in de ogen van de Israël-lobby genoeg reden hem van antisemitisme te betichten.
Toegepast op de echte wereld: de VN stelt vier kritische resoluties op over Israël, en maar twee over Syrië, en slechts één over West-Sahara of Cyprus of de Krim of welk conflictgebied dan ook. De VN is dus antisemitisch. Of, in de woorden van de zionistische diehards: de Verenigde Nazi’s!
Hier openbaart zich de reden waarom Israël en de Israël-lobby zo gretig een langdurige, kostbare en grootschalige politieke en publicitaire campagne voeren om overal de IHRA-definitie tot maatschappelijke norm voor antisemitisme te maken, met inbegrip van de voorbeelden die aan de definitie gehecht zijn. Om die voorbeelden is het hen zelfs begonnen. Die bieden altijd een handvat om elk kritisch geluid over Israël, hoezeer berustend op feitelijke juistheid of hoe terughoudend geformuleerd ook, af te serveren als ‘antisemitisch’.
En hoezeer Janssen op zich ook gelijk kan hebben met zijn aanvankelijke bewering dat het Israëlische leger etnische zuivering faciliteert en praktiseert, door hem kort door de bocht als antisemiet weg te zetten is de kritiek op Israël pardoes verdwenen en kan Janssen wel inpakken.
Het verschil tussen jodenhaat en kritiek op de staat Israël is verdampt. Janssen ontkent dat hij antisemitisch is ingesteld? Die bewering wordt als bewijs te meer tegen hem gebruikt. Hij is nu niet alleen een Israëlhater en antisemiet, maar ook een huichelaar en leugenaar.
En hoewel de voorstanders van de IHRA-definitie om het hardst roepen dat die definitie kritiek op het Israëlische beleid helemaal niet verbiedt, wat formeel gezien juist is (de definitie heeft immers geen juridische status), passen zij die in het publieke domein haastig toe op zo goed als iedereen die kritiek formuleert op een manier die – in hun ogen – niet evenwichtig en proportioneel is, of die maar in de buurt komt van de voorbeelden die aan de definitie hangen. Het recht op een eindoordeel behoudt de Israël-lobby vanzelfsprekend zichzelf voor.
Gewezen moet worden op nog een geniepigheid, in de toelichting op de definitie. Daar staat: ‘Manifestations [of antisemitism] might include the targeting of the state of Israel, conceived as a Jewish collectivity.’ Hiervan maakte de SGP in 2017 al volop misbruik.
Inmiddels zijn we in Nederland aanbeland in het stadium dat wie de IHRA-definitie en de toepassing van voorbeelden niet zonder voorbehoud integraal onderschrijft, alleen om die reden al weggezet wordt als een potentiële antisemiet. Het NIW kopte in dit verband bijvoorbeeld: ‘Links heeft een probleem met antisemitisme.’ Zo werkt demagogie in Israëllobby-land.
Het leidt tot merkwaardige vaststellingen, bijvoorbeeld deze: kennelijk heeft het CIDI voor de zelf opgelegde taak antisemitisme te monitoren en te bestrijden de afgelopen decennia in het duister moeten tasten. We kunnen al die met veel publicitaire tamtam aangekondigde jaarlijkse CIDI-rapporten gevoeglijk in de prullenmand mikken, want pas nu is, dankzij de IHRA, eindelijk een bruikbare definitie van antisemitisme voorhanden. Het heeft even geduurd, zo ongeveer vanaf de 4e eeuw voor het begin van onze jaartelling, de eeuw van Haman en koningin Esther – maar nu weten we waar jodenhaat aan moet voldoen om jodenhaat te zijn: het sleutelwoord is ‘Israël’.
Het meest paradoxale is dat de voorstanders van het gebruik van de definitie, door in de praktijk ongeveer elk onderscheid tussen Israël en joden op te heffen, precies dat doen, wat bij Stern alle alarmbellen deed afgaan: gelijkstelling van joden met Israël. De publicist Leon de Winter paste dit trucje (Israël = joden, dus kritiek op Israël = kritiek op joden = antisemitisme) eerder al tot vervelens toe.
De IHRA-definitie is nooit bedoeld geweest als een sluitende nieuwe definitie van antisemitisme. De definitie is verre van duidelijk en eenduidig geformuleerd, en tezamen met de voorbeelden slechts opgesteld om mogelijke onderzoeksrichtingen aan te geven. Alleen al de mogelijkheid tot misbruik zou reden moeten zijn de definitie diep te wantrouwen.
Het ‘omsmeden’ van deze ‘definitie’ tot een lakmoesproef en wapen om te bepalen of iets of iemand antisemitisch is, gaat frontaal in tegen de aanwending als hulpmiddel, leidt tot tegenstrijdigheden en is in de praktijk niet meer dan een instrument van onbewezen aantijgingen jegens personen. De definitie fungeert als de perfecte verdwijntruc voor elke kritische notie over Israël.
Die laatste effecten dienen precies het door de Israël-lobby beoogde tweeledige doel, namelijk in één adem door kritiek op het Israëlische beleid jegens Palestijnen en pleidooien ten gunste van de Palestijnse zaak de kop in te drukken. Anders gezegd: critici het zwijgen opleggen en hun opvattingen in de ban doen en daarmee Israël uit de wind houden.
Een kort overzicht van de wijze waarop de voorbeelden van Kenneth Stern door de Israël-lobby worden misbruikt.
Mocht u vinden dat de Holocaust door Israël wel erg vaak en makkelijk wordt ingeroepen om een politieke en militaire confrontatie- en sabotagepolitiek tegen Iran te voeren? Dat riekt naar antisemitisme, volgens de IHRA-definitie, die immers leert dat ‘accusing the Jews as a people, or Israel as a state, of inventing or exaggerating the Holocaust’ antisemitisch is.
Maakt u er bezwaar tegen dat het CIDI of bepaalde auteurs telkens wéér de belangen van Israël op de voorgrond geplaatst willen zien in de politiek en het buitenlands beleid van Nederland? Uw bezwaar riekt naar antisemitisme, volgens de IHRA-definitie, die immers leert dat ‘accusing Jewish citizens of being more loyal to Israel, or to the alleged priorities of Jews worldwide, than to the interests of their own nations’ antisemitisch is.
Oppert u dat Israël zich almaar verder ontpopt als een apartheidsstaat? Pas op uw tellen, want volgens de voorstanders van de IHRA-definitie hangt u met uw opvatting tegen het antisemitisme aan. Een ‘voorbeeld van antisemitisme’ luidt immers: ‘Denying the Jewish people their right to self-determination, e.g., by claiming that the existence of a State of Israel is a racist endeavor.’
Mocht u een pleitbezorger zijn van één democratische staat voor joden en Palestijnen, dan ontkent u daarmee ‘het zelfbeschikkingsrecht van het joodse volk’, en dat maakt u al onontkoombaar tot ‘antisemiet’, volgens de definitie-goochelaars.
Bent u cartoonist en maakt u een politieke spotprent waarin Palestina aan het kruis hangt, terwijl een Romeinse soldaat toekijkt die de gelaatstrekken van Netanyahu heeft? Dat is geen gewoon antisemitisme, maar ‘klassiek’ antisemitisme: ‘Using the symbols and images associated with classic antisemitism (e.g., claims of Jews killing Jesus or blood libel) to characterize Israel or Israelis.’
Vergelijkt u de verregaande ontregeling van het Palestijnse dagelijks leven onder Israëlische bezetting met de wijze waarop joden tot 1938 tot tweederangs smekelingen werden gemaakt, aan wie ongeveer alles verboden was? Dat komt u volgens de IHRA-aanhang te staan op een veroordeling wegens antisemitisme: ‘Drawing comparisons of contemporary Israeli policy to that of the Nazis.’ Zie in dit kader bijvoorbeeld de beschuldiging door het CIDI aan het adres van predikant Chris Kors.
En tenslotte, zegt u in ergernis iets minder fraais over ‘joden’, omdat woordvoerende joodse instanties of media zelf zich schier volledig identificeren met de Israëlische politiek? Fout! Antisemitisme! U maakt nog excuses, maar het is te laat. Op grond van dit voorbeeld van de IHRA-definitie bent u een geheide antisemiet, daar helpt geen lieve moedertje meer aan: ‘Holding Jews collectively responsible for actions of the state of Israel.’
Het leidt alles tot een nog kwalijker gevolg. Door Jan en Alleman om niets van antisemitisme te betichten, wordt het begrip antisemitisme uitgehold en wordt de bestrijding van hardcore antisemitisme juist bemoeilijkt.
Recent doelwit van de campagne om van de IHRA-definitie een nieuwe wereldwijde standaard van antisemitisme te maken is Facebook. Met veel publicitair geweld wordt van Facebook verlangd de IHRA-definitie leidend te maken voor de beoordeling van uitingen op het medium.
Als Facebook hiervoor zwicht, verdwijnt daar op termijn alle de Israël-lobby onwelgevallige kritiek. Elke vorm van ‘Israëlkritiek’ en ‘Palestinasolidariteit’ als zodanig zal op den duur verboden worden. Solidariteit met de Palestijnse zaak betekent immers volgens de Israël-lobby ontkenning van het recht op zelfbeschikking van het joodse volk, en dat is alweer een antisemitisch vergrijp.
Hoewel de inzet van deze campagne, om een blijvende verandering van het begrip ‘antisemitisme’ aan de man te brengen, massiever is dan ooit eerder waargenomen, lijkt de doelstelling sprekend op die van vroegere campagnes. Daarbij was het streven kernbegrippen of formuleringen uit het internationaal recht zodanig aan te passen dat zij de politieke en oorlogsdoeleinden van Israël beter konden dienen en Israël niet langer – of beduidend minder – kon worden lastiggevallen met het internationaal recht.
Dat is bijvoorbeeld gebeurd met de lezing van ‘bezette gebieden’ in Veiligheidsraadresolutie 242, maar ook met cruciale begrippen uit het internationaal recht als proportionaliteit en (non-)combattanten ten tijde van de massieve aanvallen op Gaza, ‘Cast Lead’ in 2008-2009 en ‘Protective Edge’ in 2014. Deze fraude met concepten is onderdeel van wat bekendstaat als ‘lawfare’.
De malafide toepassing van de IHRA-definitie draagt bij aan inperking van de ruimte voor debat over de kwestie-Palestina/Israël, een fenomeen dat wordt aangeduid als ‘shrinking space’. ‘Shrinking space’ staat voor het streven van Israël en de Israël-lobby om uit alle macht en met alle denkbare middelen, waaronder het fanatiek promoten en verbreiden van de IHRA-definitie, de ruimte in te perken die nog over is om kritisch commentaar op Israëls doen en laten in het Midden-Oosten en op het wereldtoneel te geven, en om zulk commentaar verdacht te maken.
Meer in het bijzonder heeft het begrip ‘shrinking space’ betrekking op het smoren van elke kritische discussie en standpuntbepaling over het Israëlisch-Palestijns conflict en van solidariteit met Palestina en de Palestijnen. Zo wordt voor Israël de weg geplaveid naar annexatie van Palestina en een staat van permanente rechteloosheid voor de Palestijnen, doordat de actoren die daar weerstand tegen bieden worden geïntimideerd en belasterd. Dát is een andere keerzijde van de IHRA-medaille.
‘Shrinking space’ manifesteert zich inmiddels in Europa en de VS. Democratische grondrechten en fundamentele vrijheden – zoals het recht op vrije meningsuiting, het recht van vergadering, het vrije academische debat en sommige academische studierichtingen of leerstoelen – komen in de knel, net als de mogelijkheden van Nederland en andere landen om Palestijnse humanitaire organisaties en het maatschappelijk middenveld te subsidiëren. De krachten die voor deze grondrechten en vrijheden opkomen worden onder andere met behulp van de IHRA-definitie besmeurd. Het heeft er alle schijn van dat Israël en de Israël-lobby publieke en politieke steun voor de bezetting en de daarmee onlosmakelijk verbonden misdragingen van de meest uiteenlopende aard, en het uitgommen van de Palestijnse stem, van groter belang achten dan het tegengaan van antisemitisme.
Met de IHRA-definitie in de hand de schijn wekken dat de ‘strijd’ tegen antisemitisme voorop staat, maar intussen die strijd via de achterdeur misbruiken om de bezetting van vérgaande internationale politieke steun te voorzien: dàt is de Israëlische agenda, en die zou ons diep moeten verontrusten, alleen al hierom, omdat onze eigen vrijheden er sluipenderwijs door worden ondermijnd.
Daarom is het van belang de discussie over de IHRA-werkdefinitie van antisemitisme uit het exclusieve domein van de Israël-Palestina-discussie te halen en in het volle daglicht te plaatsen.
Dit artikel verscheen eerder op de website Duimspijker.com.