De ‘IHRA-definitie van antisemitisme’ is geen definitie, maar een politiek wapen

De ‘IHRA-definitie van antisemitisme’ wordt vooral gebruikt om Israël-kritische geluiden de kop in te drukken, blijkt uit gegevens van de IHRA-lobby zelf. De destructieve definitie hoort op de schroothoop, is de boodschap voor politiek Den Haag.

Onder de slogan ‘Define it to fight it’ propageert de internationale ‘Adopt IHRA Coalition’ de destructieve ‘IHRA-werkdefinitie van antisemitisme’, die juist bijdraagt aan uitholling van het begrip antisemitisme.

Wat iedereen eigenlijk allang wist, maar niet altijd wíl weten, is uit gezaghebbende hoek bevestigd: de zogeheten ‘IHRA-werkdefinitie van antisemitisme’ wordt op grote schaal ingezet om Israël-kritische opvattingen en uitingen als antisemitisch te brandmerken en de kop in te drukken. De internationale Adopt IHRA Coalition (AIC) publiceerde een lijst met vijftig zogenoemde ‘Antisemitische tweets volgens de IHRA-definitie’, waarvan tweederde niets met antisemitisme te maken heeft, maar des te meer met kritiek op de staat Israël en zijn politiek.

Non-definitie

De AIC is een lobbyorgaan dat zich inzet voor een zo breed mogelijke verankering van de naar de International Holocaust Remembrance Alliance vernoemde definitie. Onlangs riep de coalitie Twitter-baas Elon Musk op de definitie over te nemen. Eerder deed het bij Facebook hetzelfde. De coalitie bestaat uit ruim 180 pro-Israël-organisaties, waaronder het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI), NGO Monitor, StandWithUs en tal van (andere) zionistische organisaties, zowel Joods als christelijk.

Van de fundamentele en breed gedeelde kritiek op de door haar gepropageerde definitie wil de AIC niets weten. Die kritiek luidt dat de eigenlijke definitie vaag en nietszeggend is, en de elf eraan gekoppelde ‘voorbeelden van antisemitisme’ overwegend betrekking hebben op Israël; zij bieden de kwalijke mogelijkheid om vormen van kritiek op Israël en solidariteit met de Palestijnen tot antisemitisme te bestempelen. De definitie verdient, kortom, die benaming niet, maar draagt juist bij aan uitholling van het begrip antisemitisme en bemoeilijkt zo de bestrijding van het fenomeen.

De definitie verdient die benaming niet, maar draagt juist bij aan uitholling van het begrip antisemitisme.

Het standaard verweer van pleitbezorgers van de definitie is een verwijzing naar een voorbehoud dat de IHRA bij de elf voorbeelden maakt: ‘Een kritische houding tegenover Israël die vergelijkbaar is met de kritiek die wordt geuit tegen gelijk welke andere staat, is niet als antisemitisch te bestempelen.’

De suggestie die uit dit voorbehoud spreekt, dat ‘niet-vergelijkbare kritiek’ op de staat Israël als Jodenhaat moet worden opgevat, maakt de definitie des te destructiever, en dat geldt ook voor de voorafgaande zin, waarin Israël wordt aangemerkt als een ‘Joods collectief gegeven’. Maar bovenal is het voorbehoud een wassen neus: in de praktijk regent het wereldwijd valse beschuldigingen van antisemitisme onder verwijzing naar de IHRA-definitie, en daarbij laten leden van de AIC zich niet onbetuigd. In een eerder artikel lieten we zien hoe het CIDI en NGO Monitor de definitie volop misbruiken om onwelgevallige politieke en humanitaire opvattingen en activiteiten de kop in te drukken. Het rapport De Mond Gesnoerd – De ondermijning van pro-Palestijnse activisme in Nederland van het European Legal Support Center (ELSC) biedt meer voorbeelden van deze grimmige praktijk.

Israël-critici

Antisemitisme volgens de AIC: de constatering dat de internationale gemeenschap ten aanzien van Israël het internationaal recht actief zou moeten handhaven.

Met hun lijst van vijftig ‘Antisemitische tweets volgens de IHRA-definitie’ demonstreren de 180 organisaties op welke enorme schaal dit misbruik plaatsvindt. Op iedere antisemitische tweet voeren zij twee tweets op die niets met antisemitisme te maken hebben. De lijst is een selectie uit een database van ruim duizend tweets die de afgelopen twee jaar zijn geregistreerd, en werd door de coalitie meegestuurd met de oproep aan Elon Musk om de definitie in te voeren – dan wist hij meteen welke tweets hij voortaan van Twitter dient te verwijderen.

Dat een beperkt deel van de vijftig tweets een antisemitisch karakter heeft is onmiskenbaar. Het zijn goeddeels klassiekers, zoals over Joden die de wereld beheersen en achter de Holocaust zaten, en zoals de in een cartoon afgebeelde Joodse man met haakneus, zijlokken en keppel. Daarnaast zou een beperkt aantal tweets mogelijk als antisemitisch kunnen worden opgevat. Samen maken zij hooguit eenderde van het totaal uit.

Op iedere antisemitische tweet voert de AIC twee tweets op die niets met antisemitisme te maken hebben.

De overige tweets hebben niet met Joden, maar met Israël en de kwestie-Palestina te maken. Ze bevatten hoofdzakelijk expliciete kritiek op Israëls Palestinapolitiek. Onder de afzenders zijn prominente Palestijnse critici van die politiek. Voorbeelden zijn de activist Issa Amro uit Al-Khalil (Hebron), die van antisemitisme wordt beschuldigd vanwege een tweet over apartheid en de grond die Palestijnen door Israël is ontstolen, en de Palestijnse mensenrechten­organi­satie Addameer, die zich inzet voor Palestijnse gedetineerden in Israëlische gevange­nis­sen en wordt beschuldigd vanwege een tweet over Palestinian Prisoner’s Day.

Andere bekende gezichten zijn de Palestijns-Amerikaanse advocate en publiciste Noura Erekat, beschuldigd vanwege een tweet over de criminalisering van het leven van Palestijnen door Israël, en de Palestijns-Amerikaanse journalist Ali Abunimah, beschuldigd vanwege kritiek op het door Israël vasthouden van covidvaccins voor Gaza. Een bekend niet-Palestijns gezicht is de Britse activiste Sarah Wilkinson, die met liefst vijf tweets op de lijst is vertegenwoordigd. Zij wordt van antisemitisme beticht vanwege onder meer kritiek op het anti-BDS-beleid van haar (toenmalige) premier Boris Johnson.

Antisemitische Joden

Niet verrassend is dat er ook Joden en Joodse organisaties op de lijst staan. De AIC en aanverwante organisaties en partijen – gezamenlijk bekend als de (pro-)Israël-lobby – hebben er nooit moeite mee Israël-kritische Joden bij de antisemitische familie in te delen. Daarin zijn Joden zelfs opvallend ruim vertegenwoordigd, getuige bijvoorbeeld de campagne waarmee het Britse Labour zich met de IHRA-definitie in de hand ontdoet van ‘antisemitische’ leden; Joodse leden worden verhoudingsgewijs vijf maal zo vaak als ‘Jodenhater’ geschorst of geroyeerd als niet-Joodse leden. In een eerder artikel over de IHRA-definitie schreven we ‘dat de door de Israël-lobby gepushte definitie minder te maken heeft met de bescherming van Joden dan met de bescherming van Israëls politiek van bezetting, kolonisering en overheersing’.

Antisemitisme volgens de AIC: de Joodse journalist Max Blumenthal die zich uitspreekt tegen de IHRA-definitie.

Op de lijst van vijftig staan onder meer de bekende Amerikaanse organisatie Jewish Voice for Peace, beschuldigd vanwege kritiek op Israëls apartheidsregime, het door de Joodse Amerikaan Phil Weiss opgerichte en geleide nieuwsplatform Mondoweiss, beschuldigd vanwege de uitspraak ‘zionisme is racisme’, en de Amerikaanse journalist Max Blumenthal, beschuldigd vanwege zijn kritiek op de IHRA-definitie, die hij treffend typeert als ‘een wapen om de vrijheid van meningsuiting te onderdrukken’.

Dit laatste voorbeeld zegt in feite alles over het destructieve karakter van de definitie: een Jood die bezwaar maakt tegen de definitie wordt op grond van diezelfde definitie tot antisemiet verklaard en moet volgens de AIC door Twitter en Facebook worden aangepakt. Pregnanter kan het kwaad dat IHRA-definitie heet niet worden verbeeld.

Een Jood die bezwaar maakt tegen de IHRA-definitie wordt op grond van diezelfde definitie tot antisemiet verklaard.

Wat Max Blumenthal overkomt, overkomt Joden overal ter wereld. Binnen de internationale Joodse gemeenschap bestaat vanaf het eerste uur brede kritiek op de definitie en het misbruik dat ervan wordt gemaakt – met de hoofdopsteller ervan, de Amerikaan Kenneth Stern, in de voorste gelederen. In plaats van de Joodse gemeenschap een collectief gevoel van veiligheid te bieden is de definitie een splijtzwam die de gemeenschap tot op het bot verdeelt. Met zijn lijst legt de AIC daar onbedoeld de vinger op.

Politiek wapen

De AIC demonstreert op overtuigende wijze dat de IHRA-definitie een politiek wapen is, dat op grote schaal wordt ingezet om allerlei vormen van oppositie tegen Israëlische misdaden en onrecht de kop in te drukken. In plaats van de gewraakte opvattingen met argumenten te bestrijden, gebruikt de AIC de definitie om hun vertolkers verdacht te maken, te criminaliseren (antisemitisme is in veel landen strafbaar) en het zwijgen op te leggen. Zo wordt het noodzakelijke open debat over de kwestie-Palestina vergiftigd en in feite onmogelijk gemaakt.

Voor de bühne beweren de AIC en de aangesloten organisaties dat zij de vrijheid van meningsuiting respecteren. Zo stelt CIDI-directrice Naomi Mestrum in een recent interview met De Kanttekening dat haar organisatie de definitie uiterst secuur hanteert bij de registratie van antisemitische incidenten: ‘Daar zijn we heel streng in. Bij twijfel, zeggen we: registreer het niet.’ Geef mij één voorbeeld waarbij we Israël-kritiek tot antisemitisme hebben bestempeld, voegt zij daaraan toe. De mede door het CIDI opgestelde AIC-lijst geeft er tientallen.

Antisemitisme volgens de AIC: ‘Het mooie van BDS is zijn krachtige eenvoud: Israël moet het internationaal recht gehoorzamen, de bezetting beëindigen en zijn apartheidsregime ontmantelen – dat is van cruciaal belang.’

Daaronder zijn, naast de eerdergenoemde, tweets waarin Israël een ‘terrorist state’ wordt genoemd en waarin Israëls voornemen om de Jordaanvallei te annexeren wordt verklaard uit de economische voordelen van die stap. Ook van zulke tweets kun je van alles vinden, maar ook hier geldt: ze zijn niet tegen Joden, maar tegen Israël en zijn politiek gericht, en beschuldigingen van antisemitisme zijn misplaatst.

Sterker, het is de AIC zélf die met zulke beschuldigingen steeds weer suggereert dat niet Israël, maar ‘de Joden’ verantwoordelijk zijn voor misdaden als apartheid en landdiefstal. En die zich derhalve volgens een van de elf IHRA-voorbeelden schuldig maakt aan antisemitisme. Dat voorbeeld luidt: ‘De Joden collectief verantwoordelijk stellen voor de daden van de Staat Israël.’ De AIC schrijft zelfs het anti-BDS-beleid van Boris Johnson op Joods conto.

Wake-up call voor Den Haag

De lijst is een luide wake-up call voor politiek Den Haag. Dat omarmde de IHRA-definitie in 2018 onder grote druk van de Israël-lobby – van CIDI en Nieuw Israëlietisch Weekblad tot SGP en ChristenUnie – na een debat dat die naam niet mag hebben. Alternatieve definities bleven buiten beschouwing, net als de vraag wat de introductie van een specifieke antisemitisme-definitie zou betekenen voor de bestrijding van racisme in het algemeen. Het in onze buurlanden al duidelijk zichtbare onheil dat met de IHRA-definitie werd aangericht werd weggewimpeld. Naar de waarschuwingen van Kenneth Stern werd niet geluisterd, naar andere kritische Joodse stemmen evenmin. De Joodse Nederlanders werd überhaupt niets gevraagd – hun ervaringen en opvattingen deden er niet toe.

De schadelijke gevolgen zijn inmiddels volop zichtbaar, het eerdergenoemde ELSC-rapport spreekt boekdelen. De meest recente manifestatie komt voor rekening van de Tweede Kamerleden Ulysse Ellian (VVD) en Gert-Jan Segers (ChristenUnie; inmiddels opgestapt). Die beschuldigden The Rights Forum afgelopen december valselijk van antisemitisme. Dat deden ze nota bene in een Initiatiefnota Aanpak Antisemitisme waarmee zij ‘een intensivering en aanscherping van de bestrijding van antisemitisme’ beogen. In de nota hanteren zij de ‘werkdefinitie van het European Forum on Antisemitism’ als maatstaf voor antisemitisme. Dat is de IHRA-definitie, verpakt onder de naam van een onduidelijk forum zonder openbare website.

De Kamerleden Ellian en Segers beschuldigden The Rights Forum valselijk van antisemitisme, nota bene in een Initiatiefnota Aanpak Antisemitisme.

De beschuldiging van Ellian en Segers past naadloos in het AIC-patroon. Zij beweren ten onrechte dat een van onze activiteiten, een Wob-verzoek, op Joden gericht en derhalve antisemitisch is. Hun onverholen opzet is het Wob-verzoek te saboteren door ons verdacht te maken en te criminaliseren – let wel, antisemitisme is in Nederland een strafbaar feit.

Antisemitisme volgens de AIC: ‘Pasen in Palestina, 1880, toen de Palestijnen vrij waren om feest te vieren, en niet gekooid werden door zionistische (Israëlische) bezettings- en terreurtroepen.’

Des te opvallender is dat zij nalieten aangifte tegen ons te doen, net als toen ze een jaar geleden dezelfde beschuldiging uitten en daarmee mede de aanzet gaven tot een ongekende haat- en lastercampagne tegen The Rights Forum. In hun nota drukken zij iedereen op het hart om antisemitische incidenten toch vooral bij de politie te melden, maar dat geldt kennelijk niet voor henzelf.

Net als de AIC gebruiken Ellian en Segers de IHRA-definitie als een wapen om opvattingen en activiteiten die ‘niet in Israëlisch belang zijn de kop in te drukken’, zoals we het in een eerder artikel omschreven. Maar er is ook een verschil: een openlijke valse beschuldiging door Kamerleden in een parlementaire nota is van een nog kwalijker kaliber dan een brief aan Elon Musk, helemaal als die beschuldiging in het teken staat van ‘aanscherping van het beleid’.

Schroothoop

Wij hebben Ellian en Segers in december schriftelijk aangesproken op hun lasterlijke beschuldiging en dringend verzocht de twee passages over ons uit de nota te schrappen. Afgezien van een tweet van Ellian (‘We passen niks aan en trekken zeker niks in’) bleef een reactie uit. De nota ligt tot eind februari ter beoordeling bij het kabinet, in casu minister Dilan Yesilgöz van Justitie en Veiligheid (VVD), en wordt op 9 maart besproken door de Kamercommissie Justitie en Veiligheid. We hebben de minister opgeroepen de passages over The Rights Forum uit de tekst te laten verwijderen.

Maar daarbij mag het niet blijven. De nota drukt Den Haag opnieuw met de neus op de elementaire vraag wat antisemitisme nu wel en niet is en hoe het fenomeen correct en doelmatig kan worden gedefinieerd. Vanuit de internationale Joodse gemeenschap zijn twee alternatieven voor de IHRA-definitie ontwikkeld – de Jerusalem Declaration on Antisemitism (JDA) en de Nexus-definitie – die in dit verband beoordeling behoeven. Essentieel is dat de Nederlandse Joodse gemeenschap ditmaal bij het debat wordt betrokken. De ervaringen van Joden met antisemitisme en hun opvattingen over de definiëring ervan dienen in dat debat een centrale plaats te krijgen.

Een duidelijke en breed gedragen omschrijving van het begrip antisemitisme, in logische samenhang met andere vormen van racisme, is van fundamenteel belang om het fenomeen effectief te kunnen bestrijden. ‘Define it to fight it’ is de leus waarmee ook de AIC dit principe onderschrijft. Maar met de IHRA-definitie die de coalitie propageert verliest het begrip juist zijn betekenis. Die non-definitie dient te worden verbannen naar de plaats waar zij thuishoort: de schroothoop.

© 2007 - 2024 The Rights Forum / Privacy Policy