In dit tweede artikel over de begrotingsbehandeling van het ministerie van Buitenlandse Zaken wordt ingegaan op de inbreng van de politieke fracties over het Israël/Palestina-beleid van het kabinet.
Op 17 en 18 november vond in de Tweede Kamer het jaarlijkse debat over de begroting van Buitenlandse Zaken plaats tussen verantwoordelijk minister Ben Knapen (CDA) en de buitenlandwoordvoerders van de Kamerfracties. Tijdens het debat werd ingegaan op de problematiek rond Belarus, Afghanistan, de Europese samenwerking, de relaties met de VS, Rusland en China, de klimaattop in Glasgow, en cybersecurity en spionage.
Ook Israël/Palestina – een belangrijk beleidsterrein van het ministerie – kwam aan de orde. In een eerder artikel blikten wij terug op het Israël/Palestina-beleid van het kabinet Rutte-III, dat daarover in zijn regeerakkoord het volgende heeft opgenomen:
In het Midden-Oosten draagt Nederland bij aan vrede en veiligheid. Nederland benut de goede betrekkingen met Israël en de Palestijnse Autoriteit voor het behoud en de verwezenlijking van de tweestatenoplossing: een onafhankelijke, democratische en levensvatbare Palestijnse staat naast een veilig en internationaal erkend Israël. Nederland zet zich tevens in voor verbetering van de onderlinge relaties tussen Israëliërs en Palestijnen.
Op de eerste dag van het debat gingen de Tweede Kamerleden in op het regeringsbeleid. PVV-Kamerlid Raymond de Roon nam de gelegenheid te baat om zijn gebruikelijke toorn te laten neerdalen over de Palestijnse vluchtelingenorganisatie UNRWA, die door Nederland wordt gesteund. Al jaren leent de PVV zich voor de Israëlische politieke agenda om Nederlandse en Europese steun aan de Palestijnen te saboteren, en om Israël te behoeden voor het onderzoek van het Internationaal Strafof naar oorlogsmisdaden in bezet Palestijns gebied. Dat verklaart de eerdere aanvallen van de PVV op Palestijnse ngo’s als UAWC en Al-Mezan, en die op het Strafhof. Daarbij wordt geen Nederlands belang gediend, maar dat van Israël.
Hoezeer dat het geval is, bleek ook bij De Roons aanval op UNRWA. Op schaamteloze wijze herhaalde hij de Israëlische talking points, ook al zijn die intussen, ook door het kabinet, talloze malen weerlegd. Zo stelde hij dat UNRWA ‘geen vluchtelingenorganisatie is, maar om ze [de vluchtelingen] als gijzelaars vast te houden voor politieke doeleinden van de Palestijnse Autoriteit’. Hij herhaalde de mythe dat de meeste Palestijnen die onder de hoede van UNRWA vallen geen recht zouden hebben op de vluchtelingenstatus. Tot slot stelde De Roon dat UNRWA – opgezet nadat Palestijnen vanaf 1947 massaal uit hun huizen en land werden verdreven – ‘het slechtste is wat Palestijnen ooit is overkomen’. Hij deed een beroep op de minister om de Nederlandse steun aan UNRWA te staken.
Een aantal partijen bevroeg de minister over het Israëlische besluit om zes Palestijnse ngo’s(niet-gouvernementele organisaties) tot terreurorganisaties uit te roepen. Jasper van Dijk (SP) vroeg de minister of hij die actie acceptabel acht, en passend binnen een democratie. Sjoerd Sjoerdsma (D66) kwalificeerde de Israëlische actie als ‘onderdeel van oorlogvoering tegen alles wat met mensenrechten en internationaal recht te maken heeft’, en noemde het een delegitimatie van het Palestijnse maatschappelijk middenveld, of wat daar onder de Israëlische bezetting nog van over is.
Tom van der Lee (GroenLinks) vroeg de minister wat Nederland gaat doen in reactie op het criminaliseren van de zes Palestijnse ngo’s, en of Nederland bereid is de organisaties diplomatiek en financieel bij te staan. ‘Dit gedrag [van Israël] kunnen we niet accepteren’, aldus Van der Lee. Ook vroeg hij de minister naar de volgende stappen in het ‘vredesproces’.
Tunahan Kuzu (DENK) stelde dat het de ‘apartheidsstaat Israël telkens weer lukt de internationale rechtsorde te ondermijnen’. Als voorbeelden noemde hij de annexatie van steeds meer Palestijns land, het platbombarderen van Gaza, en – verwijzend naar de zes ngo’s, nu ook de afbraak van het Palestijnse maatschappelijk middenveld. Kuzu wil dat Nederland van Israël eist dat de sancties tegen de zes worden teruggedraaid.
Kati Piri (PvdA) ging niet in op Israël/Palestina, maar merkte op dat:
We moeten laten zien dat we pal staan voor de bescherming van mensenrechten en democratie. We hebben een reputatie te verliezen als beschermer van de internationale rechtsorde.
Die opmerking is terecht, evenals de conclusie dat Israël/Palestina bij uitstek het dossier is waarop Nederland – mede aan de hand van de PvdA – kan aantonen pal te staan voor de bescherming van mensenrechten, democratie en de internationale rechtsorde. De conclusie is dat daar – mede door de zwijgzaamheid van de PvdA – te weinig van terechtkomt.
Agnes Mulder (CDA) stelde dat er – ‘nu er geen beschietingen zijn’ – ruimte moet zijn voor een gesprek tussen Israëli’s en Palestijnen. Ze sprak uit dat de Kamer niet de illusie heeft het ‘conflict’ op te kunnen lossen, maar dat Nederland wel een dialoog zou kunnen faciliteren. Ook vond ze dat benoemd moet worden als ‘partijen over de schreef gaan’, en dat de minister dan krachtig aan de slag moet. Daarbij verwees ze naar de eerder aangenomen motie van haar voorganger Martijn van Helvert, waarin de uitbreiding van illegale Israëlische nederzettingen werd veroordeeld – een ongewenste praktijk die volgens haar nog steeds bestaat.
Na een interpellatie van Tunahan Kuzu (DENK) gaf Mulder aan te verwachten dat de minister bij Israël navraag gaat doen over de redenen om de zes Palestijnse ngo’s van betrokkenheid bij terrorisme te beschuldigen. Merkwaardig genoeg stelde ze dat ‘we weten van een paar van die ngo’s dat er wel eens wat loos is geweest. Het is dus ook niet zo dat er helemaal geen aanleiding is’. De propaganda van pro-Israëlische zijde lijkt hier haar doel dus niet te hebben gemist.
Datzelfde geldt voor haar kwalificatie van de huidige situatie als een ‘luwte’. Dit ondanks het dagelijkse geweld van Israëlische kolonisten en militairen waaraan de Palestijnen blootstaan, het genadeloze Israëlische apartheidsregime, en de groei van de illegale kolonies in bezet gebied. Van een ‘luwte’ is dan ook geen sprake. In juni van dit jaar spraken ruim vijfhonderd Amerikaanse journalisten zich uit tegen deze framing.
Opmerkelijk was Mulders standpunt over de Nederlandse rol bij het beschermen van de mensenrechten. Die betekent volgens haar ‘dat we aandacht hebben voor mensen van wie de mensenrechten worden geschonden, en dat we deze schendingen keer op keer blijven benoemen en agenderen’. In mei van dit jaar deed haar partij echter precies het tegenovergestelde door acht moties te kelderen die uitzicht boden op rechtvaardigheid en concrete oplossingen in Israël/Palestina. Om die reden zegde voormalig partijleider en premier Dries van Agt in juni zijn lidmaatschap van het CDA op.
Don Ceder van de ChristenUnie ging niet direct in op de situatie in Palestina, maar stelde dat mensenrechten voor de partij het vertrekpunt zijn voor het Nederlandse buitenlandbeleid. In relaties met andere landen wil de ChristenUnie daar ver in gaan, stelde hij:
Denk ook aan een mensenrechtenparagraaf in overeenkomsten, het afschalen van de regeringsvertegenwoordiging bij evenementen, of het heroverwegen of zelfs schorsen van afspraken en handelsdeals. Is de minister het met mij eens dat economische afdwingbaarheid ook een belangrijk middel kan zijn? En zo ja, hoe wil hij dan ook hieraan in de komende jaren uitwerking geven middels het buitenlandbeleid?
Ceder leek zich niet bewust van de hypocrisie van zijn betoog. Het is namelijk uitgerekend zijn eigen partij die Israëlische mensenrechtenschendingen systematisch negeert of zelfs aanmoedigt – denk aan de steun van de ChristenUnie voor de illegale Israëlische nederzettingen. Bovendien bestaan de door hem bepleite mechanismes al. Zo stelt het EU-Israël Associatieverdrag respect voor de mensenrechten en democratische principes als voorwaarde (Artikel 2). Tot dusver heeft de ChristenUnie die bepaling niet tegen Israël willen, durven – of mogen – gebruiken.
In het verlengde van de PVV leende ook SGP’er Kees van der Staaij zich voor het uitventen van Israëlische talking points. Hij ageerde in een inmiddels klassiek ritueel tegen de ‘anti-Israël-resoluties’ die, soms met Nederlandse steun, door VN-organisaties zoals de Mensenrechtenraad worden aangenomen. Het is tenenkrommend dat resoluties die oproepen tot navolging van mensenrechtenverdragen door fanatieke pro-Israël-partijen als de SGP, ChristenUnie en PVV als ‘anti-Israëlisch’ worden geframed.
Ruben Brekelmans (VVD) ging in zijn bijdrage niet in op Israël/Palestina, maar wees de minister uitvoerig op het gevaar van spionage en cyberaanvallen door derde landen. Daarbij ging hij niet in op de wereldwijde ophef rond de spionagesoftware Pegasus van het Israëlische bedrijf NSO Group. Zoals wij eerder schreven is de vraag aan de orde of ook Nederlanders slachtoffer zijn van deze spyware. Brekelmans stelde hem niet. Wel merkte hij op dat:
Rusland en China steeds meer desinformatie en nepnieuws verspreiden om ons land te ontwrichten. Dat beïnvloedt de publieke opinie en besluitvorming, en daarmee beschadigt deze buitenlandse inmenging onze vrijheid.
Een week eerder werd bekend dat Israël heeft getracht de Nederlandse regering met nepbewijzen voor te liegen over de zogenaamde betrokkenheid van de bovengenoemde zes Palestijnse ngo’s bij terrorisme. Brekelmans liet het voorbeeld ongenoemd: de Israëlische manipulatie van de publieke opinie en politieke besluitvorming kwam in zijn betoog niet voor.
Interessant is dat in het debat diverse malen de begrippen ‘sancties’ en ‘economische drukmiddelen’ werden opgebracht. Zo vroeg Brekelmans, naar aanleiding van de situatie bij de grens tussen Belarus en Polen, de minister of die:
Bereid is om hardere drukmiddelen in te zetten tegen deze herkomstlanden als ze deze mensensmokkel niet willen blokkeren en geen onderdanen terugnemen, zoals bijvoorbeeld het stoppen van handelsvoordelen? We moeten als EU onze economische macht durven inzetten.
Zowel de ChristenUnie als de VVD bepleitten dus de inzet van sancties en handelsmaatregelen, maar dan met name tegen economisch, politiek en militair zwakkere landen. Schrijnend is dat die middelen niet worden bepleit om Israëls schendingen van het internationaal recht te beteugelen, en daarmee de Palestijnen in bescherming te nemen.
In een volgend artikel gaan we in op het vervolg van het debat: de antwoorden van de minister, de reactie van de Tweede Kamer, en de ingediende moties.