Het verdrag met Israël waarover de Tweede Kamer dinsdag stemt is niet alleen nodig voor ‘informatie-uitwisseling en training’ in de toekomst, zoals steeds is beweerd, maar ook voor de aanschaf van Israëlische wapens in het hier en nu.
Hoe zit het ook weer met het verdrag tussen Nederland en het Israëlische defensie-apparaat waarmee de Tweede Kamer dinsdag geacht wordt in te stemmen? In het Kamerdebat van afgelopen donderdag – waarop we in een ander artikel terugkomen – herhaalde minister van Defensie Kajsa Ollongren (D66) het keer op keer: het verdrag regelt ‘slechts’ de juridische grondslag voor aanwezigheid van troepen op elkaars grondgebied, maar van concrete activiteiten is voorlopig geen sprake.
Volgens de informatie die aan de Tweede Kamer is verstrekt betreffen mogelijke toekomstige activiteiten de ‘uitwisseling van informatie, en training’. Ollongren bevestigde dat in het debat ten overvloede. Dit ter geruststelling van Kamerleden van DENK en de SP die zich zorgen maken over activiteiten die – grotendeels buiten hun gezichtsveld – op basis van het verdrag mogelijk worden.
Slechts vier dagen eerder, op maandag 3 april, informeerde Ollongrens staatssecretaris Christophe van der Maat (VVD) de Tweede Kamer over het voornemen van het kabinet om voor 515 miljoen euro een Israëlisch raketsysteem aan te schaffen. Daar wordt haast mee gemaakt. Het debat over toestemming van de Tweede Kamer vindt al op 19 april plaats.
Die haast is nodig omdat Nederland het systeem snel operationeel wil hebben. Dat houdt in dat Israëlische militairen en ander personeel langdurig op Nederlands grondgebied zullen verblijven voor installatie en instructie. Daarvoor ontbreekt echter de juridische grondslag. Voor Van der Maat komt Ollongrens verdrag dan ook precies op tijd.
Sterker, uit Van der Maats bovengenoemde Kamerbrief en eerdere berichtgeving blijkt dat door het kabinet al in december of januari tot aanschaf van het Israëlische raketsysteem is besloten. Vanuit dat perspectief lijkt het verdrag primair bedoeld om de wapendeal te faciliteren. Feit is dat Van der Maat kan terugvallen op een verdrag dat door minister Ollongren aan de man is gebracht als juridische basis voor ‘toekomstige activiteiten waarover nu nog niets bekend is’.