Tweede Kamerleden en staatssecretaris Van der Burg beweren ten onrechte dat demonstranten tijdens de opening van het Holocaustmuseum antisemitische slogans riepen. De Israëlische president Herzog was van het kabinet welkom bij de opening, ‘want Israëls misdaden in Gaza zijn niet door een onafhankelijke rechter vastgesteld’.
Op dinsdag 12 maart werd in de Tweede Kamer stilgestaan bij de opening van het Nationaal Holocaustmuseum in Amsterdam, twee dagen eerder. Een flink aantal Kamerleden sprak tijdens het Vragenuur schande van de demonstraties in de omgeving van het museum tegen de komst van de Israëlische president Yitzhak Herzog. Het Vragenuur was een beschamende vertoning, waarin de ene onwaarheid de andere opvolgde.
Spreker na spreker was ‘woedend’ en ‘schaamde zich kapot’ vanwege de protesten die hoorbaar waren op het moment dat de genodigden per auto aankwamen bij het museum en bij de ingang een korte plechtigheid plaatsvond. Daarbij was een rol weggelegd voor Holocaustoverlevende Rudie Cortissos (85) en zijn vijf jaar oude achterkleindochter, alsmede voor koning Willem-Alexander.
Menig Kamerlid had ‘antisemitische slogans’ en scheldwoorden als ‘kankerjoden’ gehoord. Staatssecretaris Eric van der Burg van Justitie en Veiligheid (VVD), namens het kabinet aanwezig in de Kamer, kreeg vraag na vraag over de ‘schokkende uitingen’ waarmee, zoals CDA-Kamerlid Derk Boswijk het noemde, ‘nabestaanden van de Holocaust tachtig jaar na dato nog steeds worden geconfronteerd’. Hoe had dit kunnen gebeuren? En welke extra maatregelen ging het kabinet treffen, wilde Mirjam Bikker van de ChristenUnie weten, ‘om het opkomend antisemitisme hier en in Europa de kop in te drukken?’
Van der Burg deelde in de woede over de ‘bagger’ en de ‘doelbewust antisemitische uitlatingen’. Hij had op de televisie demonstranten ‘Juden raus’ en ‘kankerjood’ horen roepen. Verontwaardigd stelde hij: ‘Dat werd gezegd tegen een slachtoffer van [John] Demjanjuk! Nou, dan moet je je doodschamen!’ Instemmend geroffel op de Kamerbankjes was zijn deel.
John Demjanjuk (1920-2012) was een Oekraïner die in Duitsland is veroordeeld wegens misdaden die hij tijdens de Tweede Wereldoorlog als bewaker in het vernietigingskamp Sobibor had begaan. Volgens Van der Burg was er bij de opening van het museum dus een overlevende van Sobibor aanwezig die werd uitgescholden. Op wie hij doelt is onduidelijk. De genoemde Rudie Cortissos die bij de opening een rol speelde zat tijdens de oorlog in Nederland ondergedoken.
Nog sterker: volgens de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema is er überhaupt geen ‘Juden raus’ en ‘kankerjood’ geroepen. Dat blijkt uit de brief over het verloop van de demonstraties die zij diezelfde dinsdag naar de gemeenteraad stuurde. Zij schrijft:
Er zijn geen strafbare uitingen geconstateerd tijdens de opening van het museum. De afgelopen dagen is gesteld dat er bijvoorbeeld ‘Juden raus’ en ‘kankerjoden’ is geroepen. Dat is op de dag zelf, en ook achteraf nog niet geconstateerd.
Dit roept fundamentele vragen op. Waarom beweerde Van der Burg, die tijdens het Vragenuur nota bene opmerkte met Halsema over het verloop van de dag te hebben gesproken, het tegendeel? En hebben de Kamerleden werkelijk antisemitisch gescheld gehoord, of ging hun fantasie met ze op de loop? Of hebben ze welbewust gelogen?
‘Een smet op de opening van het museum en de herinnering aan de Holocaust’, zo noemden meerdere politici de protesten. Maar dat geldt toch in de eerste plaats voor hun eigen ongefundeerde beweringen. De indruk bestaat dat de opening van het museum door de staatssecretaris en een aantal Kamerleden is aangegrepen om goedkoop politieke punten te scoren. Het is van groot belang dat hier duidelijkheid over komt en dat eventuele onwaarheden politieke gevolgen krijgen.
Dat kan bijvoorbeeld in de twee brieven over de gang van zaken op 10 maart die het kabinet volgens Van der Burg voor het eind van deze maand naar de Kamer zal sturen. Eén daarvan zal zijn gewijd aan de concrete gebeurtenissen op 10 maart. Verwacht mag worden dat het kabinet hierin heel precies aangeeft welke uitspraken van Van der Burg en andere politici op waarheid berusten en welke niet.
De tweede aangekondigde brief zal op verzoek van meerdere Kamerleden gewijd zijn aan het demonstratierecht en met name aan de vraag of voor evenementen zoals de opening van het museum voortaan striktere regels moeten gelden. Tijdens het Vragenuur werd door Kamerleden concreet gezinspeeld op strengere voorschriften voor de komende Dodenherdenking en Bevrijdingsdag (4-5 mei). Het lijdt geen twijfel dat zo’n maatregel door veel Nederlanders als een aantasting van de vrijheid van meningsuiting en de democratische rechtsorde zal worden opgevat en op zijn beurt tot protesten zal leiden.
Wie het Vragenuur beluisterde zou gemakkelijk de indruk kunnen krijgen dat de drie demonstraties op 10 maart tegen de aanwezigheid van de Israëlische president een extremistisch karakter hadden. Het tegendeel was het geval. De demonstratie van de Joodse organisatie Erev Rav op het Waterlooplein, waarbij ook andere Joodse organisaties, alsmede Palestijnen acte de présence gaven, trok meer dan 1.500 betogers en was volgens de organisatoren en aanwezigen – waaronder een vertegenwoordiging van The Rights Forum – geslaagd én vreedzaam.
‘Het was gewoon ontroerend’, zei initiatiefnemer Yuval Gal van Erev Rav achteraf. Volgens de Amsterdamse politie was de demonstratie ‘over het algemeen goed en rustig verlopen’.
Uitzondering vormden enkele tientallen betogers die zich in de loop van de middag losmaakten van de demonstratie en vuurwerk en eieren naar de politie gooiden. Twaalf van hen werden opgepakt wegens ‘bekladding, vernieling en verstoring van de openbare orde’, schreef Halsema aan de gemeenteraad. Een van hen werd aangehouden omdat hij op een politiebusje klom. Hij vond dat de demonstratie te ver van de plechtigheden moest plaatsvinden en te tam was, zei hij later tegen de Volkskrant.
De demonstratie van de organisatie van kritische Israëli’s gate48 bij het Wertheimpark verliep zonder problemen. Dat gold ook voor de betoging van Amnesty International, dat Herzog met grote borden de weg wees naar het Internationaal Strafhof in Den Haag. De enige wanklank kwam uit een groepje demonstranten dat zich een meter of vijftig van het museum spontaan had gevormd. Een van hen riep ‘Hamas is my brother’. Ook is op de ruimschoots voorhanden filmbeelden één keer de kreet ‘kankerzionisten’ te horen, schijnbaar geroepen door dezelfde persoon.
Beide kreten klonken echter niet op het moment dat de genodigden bij het museum waren. Ze waren ook niet tegen hen gericht, maar tegen een groepje pro-Israëlische demonstranten rond de extreemrechtse provocateur Daniël Gerritsen dat een meter of tien dichter bij het museum met Israëlische vlaggen zwaaide. Deze ‘Nederlandse Vrienden Van Israël’ lieten zich verbaal evenmin onbetuigd, maar hun kreten zijn op de beelden niet te verstaan. Beide groepjes stonden achter dranghekken en werden door politiemensen in de gaten gehouden. Halsema schrijft dat er ‘op geen enkel moment sprake was van een dreigende fysieke confrontatie’.
Heel opvallend is dat tijdens het Vragenuur amper aandacht was voor de aanleiding voor de demonstraties: de uitnodiging aan de Israëlische president Herzog om de opening van het museum bij te wonen. Zijn komst, die pas op 6 maart dankzij The Rights Forum bekend werd, betekende een klap in het gezicht van zowel Joden als Palestijnen, in feite van alle Nederlanders die de les van de Holocaust serieus nemen: Nooit meer! Over ‘een smet op de opening van het museum’ gesproken. Met de uitnodiging aan de man die zich op 12 oktober 2023 schuldig maakte aan genocidale opruiing, en die eind 2023 de woorden ‘Ik vertrouw op je’ schreef op een granaat die vervolgens op de bevolking van Gaza werd afgeschoten, zakte het museum in de ogen van velen voor zijn allereerste examen.
Slechts één Kamerlid, Stephan van Baarle van DENK, vroeg staatssecretaris Van der Burg waarom het kabinet zich niet had ingespannen om de komst van Herzog – en daarmee ook de voorspelbare demonstraties – te voorkomen. Daarvoor bestond gezien de oorlogsmisdaden waaraan Israël zich in de Gazastrook schuldig maakt en de humanitaire ramp die het er heeft veroorzaakt toch volop aanleiding. Het antwoord van Van den Burg was even schokkend als absurd: zolang een onafhankelijke rechter niet heeft vastgesteld dat daarvan in Gaza sprake is bestaat er voor het kabinet geen reden Herzog te weren.
Dat het Internationaal Gerechtshof op 26 januari het risico dat Israël in Gaza genocide pleegt als ‘plausibel’ beoordeelde, daarbij de uitspraak van Herzog expliciet meewoog en bovendien Israël maatregelen oplegde waaraan het zich weigert te houden, speelt voor het kabinet allemaal geen rol. Dat er overvloedig bewijs is dat Israël zelfs uithongering als oorlogswapen inzet en honderdduizenden Gazanen dreigen aan honger te bezwijken telt ook niet. In een snier naar Van Baarle zei Van der Burg dat, in tegenstelling tot Israëls misdaden in Gaza, de Holocaust wél is vastgesteld, ‘en niet op basis van beschuldigingen van een willekeurig Kamerlid, maar door de rechters’.
Schrijnend is de tegenstelling tot het besluit van het kabinet, eind januari, om de Nederlandse bijdrage aan UNRWA te bevriezen, de VN-organisatie die onmisbare steun levert aan miljoenen Palestijnse vluchtelingen, onder wie 70 procent van de Gazaanse bevolking. Reden daarvoor was een niet onderbouwde Israëlische beschuldiging dat twaalf UNRWA-medewerkers – op een totaal van ruim 30 duizend – betrokken zouden zijn geweest bij de Hamas-aanval van 7 oktober 2023. Aan dat kabinetsbesluit kwam geen rechter te pas.