In een commentaar voor de Tweede Kamer levert The Rights Forum harde kritiek op de antisemitismenota van de Kamerleden Ellian en Segers. En niet alleen omdat het daarin zelf valselijk van antisemitisme wordt beschuldigd. ‘Deze nota is geen basis voor beleid.’
Stevig, onontkoombaar en noodzakelijk, dat is het kritische commentaar dat we naar de Tweede Kamer stuurden naar aanleiding van de initiatiefnota De aanpak van antisemitisme – de volgende stap van de Kamerleden Ulysse Ellian (VVD) en Gert-Jan Segers (ChristenUnie). De nota wordt binnenkort besproken door de Vaste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid. Daarin is de plaats van de inmiddels uit de Kamer vertrokken Gert-Jan Segers ingenomen door Mirjam Bikker, de huidige fractieleidster van de ChristenUnie.
Lees hier ons commentaar op de initiatiefnota antisemitismeOns primaire uitgangspunt bij het beoordelen van de nota was dat antisemitisme alleen doeltreffend kan worden bestreden als bekend is waarover het gaat. Op dat fundamentele punt schiet de nota ernstig tekort. Naar een gedegen analyse van het antisemitisme is het vergeefs zoeken. Hetzelfde probleem kenmerkte de voorafgaande nota Een effectievere aanpak van antisemitisme van Gert-Jan Segers en Dilan Yesilgöz (VVD) uit 2019.
In de nota worden weliswaar wat cijfers en andere data genoemd, maar die maken een willekeurige indruk en leiden niet tot een samenhangend beeld dat als fundament voor beleid zou kunnen dienen. Een deel ervan betreft bovendien registraties van antisemitische incidenten, zoals die van het Centrum voor Informatie en Documentatie Israël (CIDI), waarvan niemand kan zeggen wat ze voorstellen. Om zulke gegevens als graadmeter voor antisemitisme op te voeren is, het is al veel vaker gezegd, onverantwoord.
Opvallend is ook het ontbreken van een analyse van antisemitisme in de context van racisme in het algemeen. Die is belangrijk om te kunnen beoordelen in hoeverre de ontwikkeling van antisemitisme gerelateerd is aan algemenere ontwikkelingen. Ellian en Segers schrijven dat zij willen voorkomen dat specifieke kanten van het antisemitisme ondersneeuwen als alle vormen van racisme ‘op één hoop worden gelegd’, maar laten na het ‘eigene’ door middel van analyse inzichtelijk te maken. Mogelijkheden om het antisemitisme in samenhang met andere vormen van racisme te bestrijden laten zij buiten beschouwing.
Voordat je in de aanpak van antisemitisme een ‘volgende stap’ kunt zetten, zoals Ellian en Segers beogen, zul je toch echt een eerste stap moeten zetten, stelt Martijn de Rooi van The Rights Forum, die het concept voor het commentaar schreef:
Die eerste stap is een koele, feitelijke analyse van het antisemitisme, waarin ook wordt vastgesteld wat we nog níet weten en wel zouden moeten weten om een effectief beleid te kunnen ontwikkelen, en waarin aanbevelingen worden gedaan voor het verwerven van die kennis. Het ontbreken van zo’n elementaire analyse was een van de grote manco’s van de eerdere nota, en het bevreemdt ons dat die nu opnieuw ontbreekt.
Wij adviseren politiek Den Haag het onderzoek naar antisemitisme een structurele wetenschappelijke basis te geven, en de inventarisatie en analyse van gegevens onder te brengen bij een onafhankelijke instelling met de benodigde expertise. Idealiter doet die instelling jaarlijks of tweejaarlijks verslag van de stand van zaken rond antisemitisme, afgezet tegen de ontwikkeling van andere vormen van racisme. Daarmee zou Den Haag over een solide basis voor beleid beschikken.
In het verlengde hiervan bevelen we sterk aan Joodse Nederlanders de gelegenheid te geven hun ervaringen met antisemitisme en opvattingen over de bestrijding ervan kenbaar te maken. Om onduidelijke redenen laat politiek Den Haag tot dusver na hen te raadplegen. Het Haagse antisemitismedebat gaat óver Joden, maar wordt onvoldoende gevoerd mét Joden.
Ellian en Segers schrijven weliswaar dat zij contact hebben gehad met enkele Joodse instellingen en instanties, en gesprekken hebben gevoerd ‘met verschillende generaties Joden’, maar wie dat zijn, waarom juist zij zijn geselecteerd en of hun ervaringen en opvattingen representatief zijn voor de Joodse gemeenschap laten zij in het midden. Te makkelijk wordt er nog altijd vanuit gegaan dat een handvol gesprekken volstaat om een beeld te krijgen van een in alle opzichten heterogene gemeenschap van 45-50 duizend mensen.
Het is de ‘grote paradox van het antisemitismebeleid’: enerzijds wordt benadrukt dat Joden ertoe doen, anderzijds worden hun ervaringen en opvattingen grotendeels genegeerd. Het bieden van inspraak of medezeggenschap is niet alleen een concreet signaal dat de Joodse gemeenschap daadwerkelijk meetelt, maar ook een onmisbare bouwsteen voor een effectieve aanpak van het antisemitisme.
In ons commentaar op de nota leggen we de vinger op een aantal onzorgvuldigheden en pleiten we nadrukkelijk voor stiptheid. De bestrijding van antisemitisme begint met zorgvuldigheid. Het is essentieel dat politici bronnen met de noodzakelijke omzichtigheid behandelen, begrippen nauwkeurig omschrijven, zich verre houden van feitenvrije beweringen, het debat zuiver en genuanceerd voeren en elkaar waar nodig corrigeren.
Een sprekend voorbeeld van onzorgvuldigheid is deze feitenvrije bewering van Ellian en Segers: ‘Om zonder voor vervolging te vrezen hun gang te kunnen gaan, gebruiken veel antisemieten antizionisme als vermomming voor hun Jodenhaat.’ Een bron voor die bewering geven zij niet en dat is geen wonder, want betrouwbare gegevens over dit in feite onmogelijk te onderzoeken onderwerp zijn er niet. Niemand weet hoeveel antisemieten het antizionisme ‘als vermomming gebruiken’ en niets wijst erop dat het er ‘veel’ zijn.
Bovendien verzuimen Ellian en Segers een omschrijving te geven van het begrip antizionisme, dat net als zijn tegenpool zionisme fundamenteel verschillende betekenissen heeft, en situeren zij het antizionisme ten onrechte na de Tweede Wereldoorlog. In werkelijkheid dateert het van eind 19e eeuw. Toen keerde de Joodse gemeenschap zich in overweldigende meerderheid tegen het pleidooi van Theodor Herzl voor een ‘Joods thuis in Palestina’ in zijn boek Der Judenstaat (1896). Het antizionisme is van oorsprong een Joods fenomeen en is dat ten dele nog altijd.
Ellian en Segers laten dit vermeldenswaardige gegeven achterwege, en zo ook het feit dat juist Herzl het verwijt kreeg dat zijn ‘politieke zionisme’ een anti-Joodse ideologie was, zoals wij in ons commentaar toelichten. Diezelfde zware Joodse kritiek kreeg in 1917 de beruchte Balfour-declaratie, waarin de Britse regering verklaarde zich te zullen inzetten voor de realisering van een ‘nationaal thuis voor het Joodse volk in Palestina’. Net als Herzl werd de regering van antisemitisme beschuldigd, onder andere door de enige Joodse minister in het kabinet, Edwin Montagu.
De relatie tussen zionisme en antisemitisme is altijd ongemakkelijk gebleven en manifesteert zich vandaag de dag onder meer in de uitgesproken pro-Israël-houding van extreemrechtse groeperingen en partijen, van Duitse neonazi’s tot Forum voor Democratie. Ook de in het huidige Israël dominante vorm van zionisme heeft een onmiskenbaar antisemitische component.
Kern van dit zogenoemde ‘moderne zionisme’ is een op religieuze leest geschoeide ‘Joodse’ claim op het hele Bijbelse ‘Land Israël’, ook en vooral op de in 1967 bezette Palestijnse Westelijke Jordaanoever, waar dit zionisme de ideologische motor is achter Israëls voortgaande uitbreiding van zijn illegale kolonies (‘nederzettingen’). Het moderne zionisme is een agressieve en racistische ideologie waarin, om het nog erger te maken, niet de Israëlische regering, maar het ‘Joodse volk’ de verantwoordelijkheid voor de kolonisering krijgt toegeschoven – een klassieke vorm van antisemitisme.
Het zou niemand mogen verbazen dat dit zionisme op brede antizionistische weerstand stuit, niet in de laatste plaats van Joodse zijde. Ellian en Segers gaan eraan voorbij, en erger: met hun feitenvrije bewering dat ‘veel antisemieten antizionisme als vermomming voor hun Jodenhaat gebruiken’ stellen zij deze antizionisten in een uitermate kwaad daglicht.
In plaats van de relatie tussen (anti)zionisme en antisemitisme de zorgvuldige aandacht te geven die het wel degelijk verdient, brengen Ellian en Segers het thema in politiek vaarwater: zij schurken aan tegen de campagne van Israël en het brede internationale netwerk van de zogenoemde ‘Israël-lobby’ tegen ‘het antizionisme’, waarin de mythe dat antizionisme hetzelfde is als antisemitisme centraal staat.
Het (anti)zionisme is niet het enige thema in de nota dat uitwerking of herziening behoeft. Dat geldt zeker voor de zogenoemde ‘politisering van de strijd tegen antisemitisme’, een begrip waarmee wordt gedoeld op campagnes zoals de bovengenoemde tegen het antizionisme. Dit inmiddels grootschalige destructieve fenomeen vereist een resoluut politiek antwoord, maar blijft in de nota onbesproken.
Overal ter wereld worden critici van Israëls onderdrukking van de Palestijnen en schendingen van de internationale rechtsorde van antisemitisme beschuldigd met de bedoeling hen het zwijgen op te leggen, vaak in ongenadige lastercampagnes. Daarmee wordt niet alleen ernstig inbreuk gemaakt op de vrijheid van meningsuiting en andere elementaire rechten – het fenomeen dat bekendstaat als ‘shrinking space’ –, maar ook het begrip antisemitisme uitgehold en van zijn betekenis ontdaan.
In ons commentaar besteden we in dit verband ruim aandacht aan de zogeheten ‘IHRA-werkdefinitie van antisemitisme’, die door de Tweede Kamer, het kabinet en de meeste politieke partijen in 2018 is aanvaard. We laten zien hoe de Israël-lobby de definitie op agressieve wijze wereldwijd aan de man brengt, bijvoorbeeld bij Twitter-baas Elon Musk, om zo op datzelfde Twitter Israël-critici als ‘antisemieten’ hun podium te kunnen ontnemen.
De definitie is een vlijmscherp politiek wapen waarmee zowel de bestrijding van antisemitisme als de Joodse gemeenschap ernstige schade wordt berokkend. In plaats van die gemeenschap een collectief gevoel van veiligheid te bieden heeft de definitie er tot bittere verdeeldheid geleid. Onder de slachtoffers van de campagnes zijn Joden bovendien zwaar oververtegenwoordigd. In ons commentaar noemen wij de situatie binnen de Britse Labour-partij als treffend voorbeeld; in de voortgaande campagne om de partij van aanhangers van de pro-Palestijnse Jeremy Corbyn te zuiveren worden Joodse partijleden vijf maal zo vaak als antisemiet geschorst of geroyeerd als niet-Joodse leden.
De ongekende laster- en intimidatiecampagne die de zogenaamd antisemitische Labour-leider Corbyn en de zijnen de kop kostte is een goed gedocumenteerd schoolvoorbeeld van de politisering van antisemitisme. Ellian en Segers echter gaan ook hier de politieke controverse niet uit de weg door Corbyns bewind desondanks in de rubriek ‘(extreem)links antisemitisme’ onder te brengen. Met dit ene, onjuiste, voorbeeld willen zij aannemelijk maken dat ‘in moderne linkse bewegingen antisemitisme een groot probleem blijft’.
In reactie op de IHRA-definitie is inmiddels door Joodse organisaties en antisemitismedeskundigen een aantal alternatieve werkdefinities geformuleerd. Wij bevelen politiek Den Haag met prioriteit aan deze inzichten als uitgangspunt te nemen voor een fundamenteel debat over een functionele omschrijving van het begrip antisemitisme – een omschrijving die de bestrijding ervan bevordert in plaats van ondermijnt.
Daarbij dienen ook en vooral Joodse Nederlanders de gelegenheid te krijgen zich over nut, noodzaak en vorm van een definitie uit te spreken. Wij zijn van mening dat over een omschrijving van antisemitisme primair een hoge mate van overeenstemming binnen de Joodse gemeenschap dient te bestaan, en dat per se moet worden voorkomen dat een definitie in omloop wordt gebracht die binnen die gemeenschap tot conflict leidt – laat staan de mogelijkheid biedt Joden op valse gronden van antisemitisme te beschuldigen.
In het commentaar gaan we vanzelfsprekend ook in op de valse beschuldiging van antisemitisme aan ons eigen adres, op twee plekken in de nota. We hebben die beschuldiging eerder uitvoerig weerlegd, maar doen dat nu voor de leden van de Kamercommissie nogmaals.
Met het als ‘antisemitisch’ verdachtmaken van een Wob-verzoek dat wij in januari 2022 indienden bij de Nederlandse universiteiten wekken Ellian en Segers de indruk zich door politieke motieven te laten leiden. Hoe dan ook vertoont hun beschuldiging frappante overeenkomsten met de bovengenoemde campagnes, zoals we in het commentaar laten zien.
Ook in dit geval was sprake van een zware laster- en intimidatiecampagne van de Israël-lobby, bedoeld om het Wob-verzoek te saboteren. Ook deze campagne berustte op een leugenachtige voorstelling van zaken, waaraan Ellian en Segers een flinke bijdrage leverden. En ook in dit geval vormde de sterke Joodse vertegenwoordiging binnen The Rights Forum en zijn achterban geen enkel beletsel voor onzindelijke beschuldigingen, waarin trivialisering van de Holocaust hoogtij vierde.
Wij beschouwen de beschuldiging van Ellian en Segers als intimiderend, lasterlijk, schadelijk voor de bestrijding van antisemitisme en een aantasting van democratische rechten. We hebben de auteurs opgeroepen haar uit de nota te verwijderen, maar zij houden voet bij stuk. Nu doen we een beroep op de commissie om de beschuldiging niet te accepteren.
Met onze kritiekpunten – in ons commentaar staan er meer – illustreren we dat de nota naar onze mening geen basis is voor beleid. Daarvoor zijn de fundamentele tekortkomingen te groot. Daarmee is niet gezegd dat er van de nota niets deugt, maar wel dat het beter kan, en ons inziens beter moet. Aan de commissie nu de schone taak voor die verbetering zorg te dragen.
Op één punt zijn we het roerend met Ellian en Segers eens. Zij spreken de wens uit op ‘een breder en blijvend gesprek in politiek en samenleving over antisemitisme en de noodzaak van bestrijding’. Wij delen de opvatting dat het debat dringend verbreding en verdieping behoeft, en onze Joodse medewerkers, die het initiatief namen tot het opstellen van het commentaar, houden zich van harte aanbevolen. Met het aan de orde stellen van tekortkomingen en het doen van aanbevelingen nemen zij daarop vast een stevig voorschot.
Lees hier ons commentaar op de initiatiefnota antisemitisme