De Joodse gemeenschap wordt structureel misbruikt om Israëlkritiek en pro-Palestijns activisme te bestrijden. Dat gebeurt uitgerekend door degenen die voor Joden beweren op te komen. Vier recente voorbeelden van deze giftige praktijk.
In Nederland is de aanslag van Hamas van 7 oktober 2023 veelvuldig bestempeld als ‘antisemitisch’. Met andere woorden: de actie van Hamas was niet gericht tegen de Israëlische bezetter, maar tegen Joden. Was de bezetter christelijk geweest, is de suggestie, dan had de aanslag niet plaatsgevonden.
Deze framing is niet alleen onzinnig, ze heeft als keerzijde dat Joden verantwoordelijk worden gesteld voor de Israëlische misdaden waartegen Hamas zich verzet. Die vereenzelviging – door Israël en zijn internationale lobby van oudsher agressief aan de man gebracht – keert zich op een dag tegen de Joodse gemeenschap, ook die buiten Israël, waarschuwde de Joodse filosofe Hannah Arendt in de jaren veertig van de vorige eeuw. En velen na haar.
Vertaald naar het hier en nu leidt haar waarschuwing tot een simpele maar dwingende les: Joden, zeker die buiten Israël, mogen niet verantwoordelijk worden gesteld of gehouden voor de Israëlische misdaden tegen de Palestijnen. Verwacht mag dus worden dat politici, media en zeker de organisaties die voor Joden zeggen op te komen, zich daar strikt aan houden. Dat telt dubbel voor degenen onder hen die zo gulzig anderen de maat nemen, standaard vergezeld van een beschuldiging van antisemitisme.
Het tegendeel is echter het geval. De Joodse gemeenschap wordt er voortdurend met de haren bijgesleept. Onderstaand beschrijven we vier recente voorbeelden van deze praktijk.
Een berucht voorbeeld is de Palestijnse slogan From the river to the sea, Palestine will be free, die vanuit pro-Israëlhoek wordt gebrandmerkt als ‘antisemitisch’ en ‘bedreigend voor Joodse Nederlanders’. De ‘logica’ achter die beschuldiging is huiveringwekkend: als Palestijnen na driekwart eeuw eindelijk hun rechten erkend zouden krijgen, voelen Joodse Nederlanders zich niet meer thuis in Israël. De door de Palestijnen geëiste afschaffing van de Israëlische apartheid zet een streep door hun ‘vluchtroute’ ingeval zij vanwege antisemitisme uit Nederland willen vertrekken, is de redenering.
Zo worden de rechten van miljoenen Palestijnen lijnrecht tegenover vermeende belangen van de Joods-Nederlandse gemeenschap geplaatst. Daarmee wordt antisemitisme niet bestreden, maar uitgelokt. En dat met volle overtuiging: de slogan leidde tot hysterische aandacht en de aanhoudende roep om een verbod. De Tweede Kamer ziet er zelfs een oproep tot geweld in. De uitspraak van het Amsterdamse gerechtshof, dat de slogan niet bedreigend is en onder de vrijheid van meningsuiting valt, werd in het parlement van tafel geveegd.
Een tweede voorbeeld speelde zich af rond de komst van de Israëlische president Yitzhak Herzog naar de opening van het Holocaustmuseum in Amsterdam op 10 maart. Vanwege diens opruiing tot genocide in Gaza bestond fel verzet tegen zijn aanwezigheid, met name uit de Joodse en Palestijnse gemeenschap. Dat mondde tijdens de opening uit in drie demonstraties – twee van Joodse organisaties, de derde van Amnesty International.
Dat leidde tot nieuwe hysterie, waarbij geen middel onbeproefd werd gelaten om de demonstraties als ‘antisemitisch’ te framen. Zo werd de leugen in omloop gebracht dat er ‘afschuwelijke antisemitische leuzen’ zouden zijn geroepen – het citaat is van Jeroen Pauw, op woensdag 27 maart in Sophie & Jeroen. Het feit dat de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema en de politie al twee weken eerder het tegendeel hadden vastgesteld, werd door Pauw en zijn redactie niet als belemmering gezien.
Met welk fanatisme de kritiek op de Israëlische president als ‘antisemitisch’ werd geframed, bewees de Tweede Kamer bij het Vragenuur van 12 maart. Het debat met staatssecretaris Eric van der Burg (VVD) mondde uit in een wedstrijd wie de grofste ‘antisemitische bagger’ had gehoord. Dat leverde tal van voorbeelden op – zoals Juden raus! en ‘kankerjoden’ –, die gemeen hebben dat zij nooit zijn geroepen.
En toen verstoorden vier activisten op 24 maart een optreden van zangeres Lenny Kuhr. Als aanleiding voor die ons inziens ongepaste actie noemden zij haar pro-Israëlische propaganda en steun voor de Gaza-oorlog, en haar in het Israëlische bezettingsleger dienende kleinkinderen. Kuhrs joodse geloof werd door niemand genoemd.
Desondanks leidde de actie tot zware beschuldigingen van antisemitisme. Voormalig Kamerlid Gert-Jan Segers (ChristenUnie) noemde het zelfs een ‘Jodenjacht’. Een ander dieptepunt was de ‘Verklaring tegen Jodenhaat’ die op 26 maart werd ondertekend door 13 van de 15 politieke partijen in Den Haag. Daarin wordt de actie tegen Kuhr volledig in anti-Joods perspectief geplaatst, opnieuw onderbouwd met fictieve ‘antisemitische leuzen’. Uit de verklaring:
Afgelopen weekend werd een Joodse artieste belaagd en uitgescholden met antisemitische leuzen. […] De veiligheid en vrijheid van Joodse Nederlanders staan op het spel. […] Laat niemand meer zwijgen, stop antisemitisme nu, in welke vorm dan ook.
Intussen diende zich alweer het volgende voorbeeld aan. Aanleiding is een Nederlandse vrouw met een dochter in het Israëlische leger. De vrouw wordt als ‘moeder van een kindermoordenaar’ op grove wijze aangesproken: door activisten aan de deur, in flyers en op haar werk. Privégegevens van de vrouw zijn online gepubliceerd.
De actie lijkt een vervolg op de aangifte van de 30-3 Movement tegen 17 (met name) Nederlanders die in het Israëlische leger dienen en/of in een illegale Israëlische nederzetting in bezet Palestijns gebied wonen. Zij worden aangeklaagd voor betrokkenheid bij ‘genocide en andere ernstige misdrijven’. De NOS schrijft dat verschillende Nederlandse familieleden van die militairen te maken hebben met ‘bedreigingen’.
Wij veroordelen die aanpak scherp. Maar opnieuw bestaat geen twijfel aan de motivatie van de actievoerders, die zich op geen enkele manier tegen Joden keren. Er is dan ook geen enkele reden om Joden onderdeel te maken van de ophef. Toch gebeurde dat weer, met als aanjager nota bene Eddo Verdoner, de Nationaal Coördinator Antisemitismebestijding (NCAB). Hij presenteerde donderdagmiddag een kunststukje dat Joden nadrukkelijk in het brandpunt van de kwestie plaatst:
Veel Joden in Nederland hebben familie in Israël. Als alleen dat al een vrijbrief is om iemand thuis op te zoeken, te intimideren en persoonsgegevens in de buurt te verspreiden, zijn Joden doelwit om wie zij zijn. Deze intimidatie van Joodse Nederlanders gaat alle perken te buiten.
De vier voorbeelden illustreren hoe solidariteit met de Palestijnen, en kritiek op Israël, wordt bestreden door ze tegen elke prijs te presenteren als aanval op Joodse Nederlanders. Joden worden er met de haren bijgesleept, en het zijn vooral niet-Joden die zich daar schuldig aan maken.
Wat die Joden eigenlijk zelf vinden, speelt geen rol. Zij dienen zich te schikken. Toen zij besloten tegen Herzog te demonstreren, werden ze door de Tweede Kamer voor uitschot uitgemaakt en op grond van leugens – Juden raus! – tot antisemiet verklaard. Feiten waarop zij in een rechtsstaat moeten kunnen vertrouwen, zoals een politieonderzoek of gerechtelijke uitspraak, doen er niet toe. Er zal en moet sprake zijn van antisemitisme.
Zo wordt de Joods-Nederlandse gemeenschap misbruikt om ongewenste opvattingen over Israël te bestrijden. Dat Joodse Nederlanders hierdoor – als groep, om ‘wie zij zijn’, en met alle risico’s van dien – in de vuurlinie van een verhitte politieke strijd worden geplaatst, geldt als collateral damage, nevenschade. Pech gehad.
Ziehier het giftige antisemitisme waarmee steun aan Israël in de samenleving gepaard gaat – of zelfs wordt afgedwongen. Het is de hoogste tijd voor een ‘Verklaring tegen Jodenhaat’ die radicaal met deze praktijk afrekent. Blijft die uit, dan zijn zorgen over de ‘veiligheid’ van Joods Nederland niet alleen een dode letter, maar een voorbode van verder onheil.
Correctie 3 maart: in de derde alinea leidde een zin voor sommige lezers tot onduidelijkheid. De zin is aangepast.