Een feitelijk debat over antisemitisme blijkt in politiek Den Haag te veel gevraagd. Kamerleden bieden tegen elkaar op met ongefundeerde uitspraken, bestempelen kritiek op Israël tot antisemitisme, en hebben geen oog voor de ervaringen en opvattingen van Joodse Nederlanders.
Alsof ze met terugwerkende kracht in het verzet zaten, zo spraken 14 van de 15 Kamerfracties (alleen Forum voor Democratie was afwezig) zich tijdens het lange antisemitismedebat van 25 april uit tegen de ‘golf van Jodenhaat’ die, als we deze politici mogen geloven, Nederland overspoelt. Vastberaden namen ze het op voor ‘de Joodse gemeenschap’, die volgens menig spreker ‘gegijzeld in angst’ een nieuwe Holocaust op zich ziet afkomen. De verontwaardigde hyperbolen waarmee de ene na de andere woordvoerder een onwerkelijk schrikbeeld van de situatie in Nederland schetste maakten het volgen van het urenlange debat tot een beproeving.
Slechts een enkel Kamerlid onttrok zich aan de malaise. Stephan van Baarle van DENK was een verademing met een genuanceerd betoog waarin hij onder meer pleitte voor een even stevige aanpak van andere vormen van racisme. Christine Teunissen van de PvdD zat op dezelfde lijn met een pleidooi voor mensenrechten en inclusiviteit. Beiden spraken zich ook uit tegen Kamerfracties die zich openlijk racistisch en discriminerend uiten. Zij noemden de PVV en BBB, maar er zijn er meer, bleek ook tijdens het debat. Zo beweerde Joost Eerdmans van JA21 dat islamitische jongeren ‘antisemitisme met de paplepel krijgen ingegoten’.
De regelmatig door Kamerleden geuite vooroordelen over ‘anderen’ – of het nu moslims, vluchtelingen of lhbti’ers zijn – maken hun aanklacht tegen Jodenhaat ongeloofwaardig en hypocriet. Onlangs beweerde BBB-voorvrouw Caroline van der Plas op prime time televisie bij Op1 dat Syriërs, Jemenieten en Eritreeërs ‘de Jodenhaat diep in de ziel zit’. Daarom zouden alle niet-westerse nieuwkomers in Nederland een verklaring moeten tekenen waarin zij erkennen dat de Holocaust heeft plaatsgevonden en zij beloven Joden te beschermen.
Noch bij Op1, noch in haar fractie of de Kamer werd Van der Plas de oren gewassen vanwege haar beschamende betoog. Als er íemand een verklaring zou moeten tekenen waarin racisme wordt afgezworen en minderheden bescherming wordt beloofd is zij het. Maar tijdens het antisemitismedebat had uitgerekend zij het hoogste woord en was Stephan van Baarle de enige die haar met haar eigen racisme confronteerde. De Kamer zou er verstandig aan doen de eigen stal grondig uit te mesten alvorens anderen de maat te nemen.
Opvallend was verder dat vrijwel geen spreker waarde leek te hechten aan een feitelijk beeld van het antisemitisme. Wat is precies de situatie in Nederland? Hoe verhoudt die zich tot andere vormen van racisme? Wat zijn de oorzaken en hoe kunnen we die effectief aanpakken? The Rights Forum pleit sinds jaar en dag voor wetenschappelijk onderzoek naar antisemitisme, maar opnieuw bleek daar in politiek Den Haag geen belangstelling voor te bestaan.
Evenmin stonden de Kamerleden stil bij wat eigenlijk onder antisemitisme moet worden verstaan. De fracties hanteren, zo bleek, sterk uiteenlopende en veelal ongrijpbare definities. Zo omschreef Van der Plas antisemitisme als ‘een gevoel’ van ‘een deel van de Joodse gemeenschap’. Een kritische brief van Amnesty International, dat de Kamer in navolging van Een Ander Joods Geluid (EAJG), The Rights Forum en talloze andere organisaties opriep het gebruik van de destructieve IHRA-werkdefinitie van antisemitisme af te zweren, kreeg geen aandacht.
In plaats van feiten vlogen termen als ‘explosieve toename van het antisemitisme’ zonder ook maar een poging tot onderbouwing over tafel. Emoties hebben in het parlementaire antisemitismedebat de plaats ingenomen van harde gegevens, holle kreten gaan boven koele feiten.
Zo hoorden we ook dat ‘universiteiten vrijplaatsen van antisemitisme zijn’ en dat de Jodenhaat welig tiert in winkels, restaurants, theaters en op stations – waar eigenlijk niet? En opnieuw werden de leugens van stal gehaald waarover wij eerder schreven, zoals dat demonstranten tijdens de opening van het Holocaustmuseum antisemitische slogans zouden hebben gescandeerd en dat zangeres Lenny Kuhr antisemitisch zou zijn bejegend.
Het leidde tot groteske conclusies, zoals dat ‘Joden in Nederland worden uitgesloten’ en ‘de Joodse gemeenschap bedreigd wordt en permanent in angst leeft’. Menig spreker beweerde te weten dat ‘de meeste Joden’ zich buitengesloten voelen en zelfs zouden overwegen Nederland te verlaten, en meermalen werd letterlijk gesproken over ‘parallellen met de aanloop naar de Holocaust’. Ook die begon met wat we nu in Nederland zien, luidde herhaaldelijk de waarschuwing.
Zulke feitenvrije uitspraken zijn onverantwoorde stemmingmakerij, kennelijk bedoeld om Joden angst aan te jagen, in ieder geval met die uitkomst. We hoorden ze de afgelopen maanden vaker in ons parlement: ‘Joden kunnen niet meer veilig met de tram’, en: ‘Over twee jaar is er in Nederland geen plaats meer voor Joden.’
Intussen schitteren de Joden zelf in het Haagse antisemitismedebat door afwezigheid. Hen wordt niets gevraagd, en Joden die hun ervaringen en opvattingen kenbaar willen maken staan in Den Haag voor een dichte deur. Op hun deelname aan het debat wordt geen prijs gesteld; de zo gekoesterde Joodse gemeenschap moet wel haar plaats kennen. Hoewel alle fracties weten dat dit binnen de Joodse gemeenschap een belangrijk pijnpunt is (de Joodse medewerkers van The Rights Forum wezen hen daar ten overvloede op), werd er tijdens het debat geen woord aan gewijd.
Het debat maakte eens te meer duidelijk dat een aantal fracties het antisemitisme misbruikt om kritiek op de misdaden van Israël en solidariteit met de Palestijnen de kop in te drukken. Zo werd door meerdere Kamerleden opgeroepen om onder meer de BDS-beweging, de organisatie Plant een Olijfboom, sit-in-betogingen op stations, demonstraties bij winkels tegen de verkoop van producten uit Israëls illegale nederzettingen, en Palestijnse leuzen als From the river to the sea, Palestine will be free strafbaar te stellen als zijnde antisemitisch.
Illustratief was ook de tirade van Van der Plas tegen Theater De Generator, dat zich in een verklaring juist tegen dit schadelijke misbruik van antisemitisme uitsprak. Het theater stelde ook dat het ‘mensen als Lenny Kuhr, die openlijk de genocidale militaire campagne van Israël tegen de Gazanen steunt’, nooit zou programmeren. Het kwam het theater op het valse verwijt van het Nieuw Israëlietisch Weekblad (NIW) en andere lasteraars te staan dat het ‘subsidiegeld gebruikt voor het uitsluiten van Joodse artiesten en het actief promoten van antisemitisme’. Het theater zag zich genoodzaakt een aanvullende verklaring af te leggen.
Daar liet Van der Plas het echter niet bij zitten. Verontwaardigd beweerde ze dat De Generator ‘de ene groep Joden toelaat en de andere niet’. Wat vindt Van der Plas er eigenlijk van dat de pro-Israël lobbyorganisatie CIDI (Centrum Informatie en Documentatie Israël), die in politiek Den Haag geregeld als gesprekspartner wordt uitgenodigd, precies doet wat zij hekelt, namelijk ‘de ene groep Joden toelaat en de andere niet’? Waarom veroordeelt zij dat gedrag in dit geval niet als antisemitisch, en waarom pleit ze niet voor maatregelen tegen het CIDI?
Hoezeer het antisemitismedebat verknoopt is met de Nederlandse pro-Israël-politiek bleek ook uit de datum waaraan de meeste sprekers de vermeende ‘explosieve toename van het antisemitisme’ toeschreven: 7 oktober 2023, de dag van de wrede aanval van Hamas die in Zuid-Israël 782 ongewapende burgers het leven kostte. Het misdadige geweld waarmee Israël sindsdien in Gaza op z’n minst een vijftigvoud aan ongewapende Palestijnen de dood heeft ingejaagd is de oorzaak van de demonstraties op onder meer stations en universiteiten die volgens menig Kamerlid als ‘antisemitisch’ zouden moeten worden verboden.
Het is een bekend patroon. Zodra Israël weer eens vernietigend geweld tegen de Palestijnen gebruikt wordt daartegen gedemonstreerd en zien we volgens pro-Israël-politici een alarmerende toename van het antisemitisme. Het gezond verstand zegt dan dat politiek Den Haag er goed aan zou doen zich met volle overgave in te zetten voor een rechtvaardige vrede tussen Israëli’s en Palestijnen. Maar daar willen onze regering en een grote parlementaire meerderheid niets van weten. Nederland steunt van oudsher de Israëlische overheersing en blijft die destructieve politiek trouw.
Zie bijvoorbeeld hoe de regering de Israëlische slachtpartij in Gaza eindeloos probeerde te legitimeren met een misplaatst beroep op het ‘recht van zelfverdediging’. En hoe zij ondanks een verbod van de rechter blijft zoeken naar mogelijkheden om Israël onderdelen voor gevechtsvliegtuigen te leveren waarmee het de bevolking van Gaza bombardeert. Zie ook hoe de regering er als de kippen bij was om de bijdrage aan de VN-organisatie voor Palestijnse vluchtelingen UNRWA te bevriezen toen Israël zonder enig bewijs beweerde dat een twaalftal (van de ruim 32 duizend) medewerkers betrokken was geweest bij de aanval van Hamas.
Nog altijd helpt politiek Den Haag het rampzalige geweld en onrecht in Israël/Palestina in stand te houden, tot onbegrip en woede van een groeiend deel van de bevolking. Protesten tegen die politiek en tegen het Israëlische geweld worden grimmig als ‘antisemitisch’ veroordeeld – soms terecht, maar vaak ten onrechte, zoals tijdens het debat ten overvloede bleek. De balans van het urenlange debat opmakend is het hooguit de vraag wat treuriger stemt: het Israël-Palestinabeleid of het antisemitismebeleid. Beide schieten fundamenteel tekort.