Begin dit jaar diende The Rights Forum een Wob-verzoek in bij 14 Nederlandse universiteiten. Een klein jaar later is de procedure pas halverwege en kijken we terug op een turbulente periode. Een overzicht van de stand van zaken.
Op 24 januari van dit jaar diende The Rights Forum een Wob-verzoek in bij 14 Nederlandse universiteiten. Met het verzoek wilden we inzicht krijgen in de institutionele banden van de universiteiten met Israëlische academische instellingen en bedrijven, alsmede met organisaties in Nederland en daarbuiten die bekendstaan om hun actieve en onvoorwaardelijke steun aan Israëls overheersing van de Palestijnen.
Achtergrond van het verzoek is de jarenlange discussie in Europa over mogelijke directe of indirecte betrokkenheid van academische instellingen bij onder meer Israëls illegale kolonisering van bezet Palestijns gebied en de Israëlische wapenindustrie. Die discussie lijdt onder een gebrek aan concrete gegevens. Daarnaast is bekend dat pro-Israëlische organisaties in tal van landen druk op universiteiten uitoefenen om zogenaamd ‘anti-Israëlische’ activiteiten aan banden te leggen en zelfs lesstof te censureren, hetgeen de vraag naar de banden tussen Nederlandse universiteiten en zulke organisaties relevant maakt.
Een Wob-verzoek (inmiddels Woo-verzoek geheten) is het geëigende middel om dergelijke gegevens boven tafel te krijgen. Het is een wettige en democratische procedure die iedere Nederlander in staat stelt vertrouwelijk informatie in te winnen bij overheidslichamen en publiekrechtelijke organisaties. Ook het doen en laten van The Rights Forum is in het verleden onderwerp van Wob-verzoeken geweest, onder meer van een ons onbekende partij die bij het ministerie van Buitenlandse Zaken alle correspondentie met ons opvroeg.
Ons Wob-verzoek was opgesteld door Nederlandse academici en studenten, die ons verzochten het in te dienen. Zij vreesden schadelijke gevolgen voor hun carrières als zij dat op persoonlijke titel zouden doen. Die vrees bleek terecht. Binnen de kortste keren werd het verzoek vanuit de universitaire wereld gelekt naar pro-Israëlische organisaties en bracht het Nieuw Israëlietisch Weekblad (NIW) een lastercampagne op gang, waarin The Rights Forum in alle toonaarden van antisemitisme werd beticht.
De hetze was mede gericht op de universiteiten, die bij voorbaat ‘medeplichtigheid’ aan het ‘antisemitische Wob-verzoek’ werd verweten. Doel van de campagne was de universiteiten zozeer te compromitteren en intimideren dat zij het verzoek naast zich neer zouden leggen.
Inmiddels ruim tien maanden na indiening van het Wob-verzoek maken we in dit artikel de balans op. Hoe staat het ervoor met het verzoek en wat heeft het opgeleverd?
Kort en goed: het verzoek heeft tot dusver grofweg de helft van de gevraagde informatie opgeleverd, en daarnaast meer bureaucratie dan ons lief is. Aan ons verzoek om informatie over banden met Israëlische academische instellingen en bedrijven is intussen voor een deel voldaan. Dat ging niet zonder slag of stoot. Wettelijke termijnen werden regelmatig door de universiteiten overschreden en toegezonden informatie bleek soms niet compleet, zoals wij op grond van informatie uit andere bronnen konden vaststellen. Het ontvangen materiaal wordt momenteel door ons geanalyseerd.
Het tweede deel van ons verzoek – over de contacten met pro-Israëlische organisaties en instellingen – heeft nog geen snipper informatie opgeleverd. Naar het zich laat aanzien doet hier de lastercampagne zich voelen: de universiteiten weigeren aan dit deel van het verzoek mee te werken. Daartegen is door ons bezwaar aangetekend, maar alles wijst erop zij in hun weigering volharden en een gang naar de bestuursrechter onvermijdelijk wordt. Het lijdt weinig twijfel dat die ons in het gelijk zal stellen. Een Wob-verzoek kan alleen worden genegeerd op wettige gronden, en die ontbreken in de argumentatie van de universiteiten.
Die argumentatie is al sinds 21 februari bekend uit een op de website van de Universiteiten van Nederland gepubliceerde verklaring. Op 10 maart beoordeelden we die als ongefundeerd en zelfs schadelijk. De universiteiten claimen ten onrechte dat de Wob een uitzondering maakt voor (banden met) de pro-Israël-organisaties omdat die zich ook ‘bezighouden met religie, herdenking of de bestrijding van antisemitisme’. Daarnaast suggereren ze, eveneens ten onrechte, dat ons verzoek neerkomt op ‘ongelijke behandeling op basis van religie of afkomst’. Ironisch genoeg zijn het de universiteiten zelf die zich daaraan bezondigen door juist op die basis medewerking aan dit deel van ons verzoek te weigeren.
De universiteiten publiceerden hun verklaring voordat zij ons op de hoogte hadden gebracht. Ook de pers bleek al geïnformeerd – wij werden op de verklaring gewezen door een lezer van de Telegraaf. Dat is vanzelfsprekend niet comme il faut, en als klap op de vuurpijl bleek tussen de universiteiten onduidelijkheid over de status van de verklaring te bestaan.
Het tekent het handelen van de universiteiten, dat wij herhaaldelijk als slordig en ongecoördineerd hebben ervaren, en soms zelfs als onbegrijpelijk en onprofessioneel. Zo vernamen we half maart uit vertrouwelijke bron dat sommige universiteiten een eigen draai aan het Wob-verzoek hadden gegeven. Zij zouden al hun duizenden medewerkers een Excel-sheet hebben gestuurd met het verzoek hun contacten met ‘Joodse organisaties’ in de afgelopen tien jaar in te vullen. We hebben hier vooralsnog geen zwart op wit bevestiging van, maar als het klopt zou dit een blunder van formaat zijn, waarmee de betreffende universiteiten in tegenspraak met het Wob-verzoek handelden.
Daarin werd namelijk niet gevraagd naar contacten van individuele medewerkers, maar naar banden op het niveau van faculteiten, commissies en andere organen, en niet alleen met Joodse, maar ook met niet-Joodse organisaties als Christenen voor Israël. Bovendien was niet het etnisch/religieuze karakter van organisaties het criterium om ze in het Wob-verzoek op te nemen, maar hun pro-Israëlische agenda en activiteiten. Wat de betreffende universiteiten tot hun vreemde stap heeft gebracht en waarom zij niet eerst contact met ons hebben opgenomen – een mogelijkheid waarop zij in het Wob-verzoek nadrukkelijk zijn gewezen – is onduidelijk.
Ernstig aanstoot namen we aan het uitlekken van het Wob-verzoek, met persoonlijke gegevens en al, naar onder andere het NIW en, direct of indirect, de Telegraaf. Uit een tweet van ChristenUnie-voorman Gert-Jan Segers bleek dat het lek – of één van de lekken – zich binnen de TU Eindhoven bevindt. Door ons aangesproken op nalatigheid omtrent de bescherming van persoonsgegevens ontkende de TU/e het lek en wees ze iedere verantwoordelijkheid van de hand. Tegen de TU/e loopt inmiddels een klacht bij de Autoriteit Persoonsgegevens, terwijl het onderzoek naar mogelijke andere lekken vordert.
Zoals vaker was het NIW de gangmaker achter de lastercampagne die binnen twee weken na indiening van het Wob-verzoek op stoom kwam. Hoofdredactrice Esther Voet publiceerde het integrale verzoek, opnieuw met persoonsgegevens en al, en zette de toon met een artikel waarin ze schreef dat The Rights Forum ‘het antisemitisme niet schuwt’ en ‘liever ziet dat Israël als Joodse staat van de kaart wordt geveegd’. In een tweet had ze het zelfs over ‘jacht op Joden’ en werden meteen ook de universiteiten onder druk gezet.
Beschuldigingen van antisemitisme zijn het beproefde middel waarmee de zogenoemde pro-Israël-lobby (kortweg Israël-lobby) probeert onwelgevallige activiteiten van organisaties te saboteren, ook al zijn daar, zoals in het geval van The Rights Forum, vijf Joden actief. Het initiatief van het NIW kreeg massaal navolging van andere pro-Israëlische organisaties en publicisten, die elkaar in verontwaardigde hyperbolen naar de kroon staken. In februari publiceerden we een bloemlezing van hun laster, waarin ook bijdragen zijn opgenomen van de opgezweepte achterban, die ons wekenlang overstroomde met beledigingen en bedreigingen.
Liefst vier Israël-getrouwe Tweede Kamerfracties – SGP, ChristenUnie, VVD en BBB – dienden Kamervragen in over het Wob-verzoek en drongen aan op maatregelen. Gert-Jan Segers verzocht de minister van Justitie het verzoek ontoelaatbaar te verklaren en riep de universiteiten op hun wettelijke plicht om aan het verzoek mee te werken aan de laars te lappen. Caroline van der Plas (BBB) wilde dat The Rights Forum zijn ANBI-status werd ontnomen en ieder contact met het ministerie van Buitenlandse Zaken werd ontzegd. Alle vragenstellers kregen nul op het rekest. In een opinieartikel liet onze medewerker Martijn de Rooi zien hoe de bondgenoten van de Israël-lobby in dit soort destructieve campagnes samen optrekken, en dat zulke campagnes geen specifiek Nederlands verschijnsel zijn, maar een internationale kwaal.
De laster vond ook weerklank in de mainstream media. Zo kreeg Telegraaf-journaliste Kitty Herweijer in het radioprogramma In de Kantine de gelegenheid een vileine column van Nausicaa Marbe in haar krant te prijzen, met bijval van presentatrice Fidan Ekiz. Marbe schreef dat The Rights Forum zich onder meer schuldig maakte aan ‘antisemitische agitatie’ en ‘een razzia’.
In een brief spraken we de presentatoren en redactie aan op het ruim baan geven aan een evidente hetze en het negeren van journalistieke principes. We verzochten hen het geschetste lasterlijke beeld in een volgende uitzending te corrigeren. Daar voelden zij echter niets voor. Volgens de eindredacteur waren de uitlatingen van Herweijer en Ekiz ‘niet onjuist’ en vielen zij keurig binnen de vrijheid van meningsuiting.
Had het radioprogramma tenminste nog het fatsoen op onze klacht te reageren, dat kon niet gezegd worden van het Algemeen Dagblad (AD). Dat publiceerde een artikel waarin de voorzitter van een Joodse organisatie in Delft stelde dat het Wob-verzoek ‘pijnlijk en schokkend’ was, neerkwam op ‘het onthullen van Joodse contacten’ en leidde tot gevoelens van onveiligheid onder Joden. ‘Dit komt heel dicht bij het plakken van gele sterren’, meende hij, een uitspraak die de kop van het artikel haalde.
Ook in dit geval drongen wij aan op rectificatie, temeer daar in het artikel directeur Gerard Jonkman van The Rights Forum ook persoonlijk in het verhaal werd betrokken. Pogingen om met de hoofdredactie in gesprek te komen liepen echter op niets uit; een hele reeks telefoontjes en mails bleef onbeantwoord. Daarop dienden we een klacht in bij de Raad voor de Journalistiek, die ons in het gelijk stelde. Het AD verontschuldigde zich voor het niet toepassen van wederhoor en het niet reageren op onze klacht, en bood Gerard Jonkman een interview in de krant aan. Dat verscheen op 23 juli en is online te lezen.
In andere gevallen vonden we voor klachten meer gehoor. Zo leidde een klacht over een open brief van het Overlegorgaan Joden, Christenen en Moslims (OJCM) tot een goed gesprek, waarin alle partijen hun zienswijze toelichtten en misverstanden uit de weg werden geruimd.
Eenzelfde constructieve bijeenkomst vond plaats met leden van het Joods Politie Netwerk, dat op Facebook een bericht had gepubliceerd waarin advies werd gegeven over het doen van aangifte tegen The Rights Forum vanwege het Wob-verzoek. Dat verzoek ‘doet antisemitisch aan’, schreef het netwerk zonder enige toelichting.
Onze klacht daarover werd door de politie-eenheid Den Haag bekwaam behandeld en mondde uit in een open gesprek, waarin visies werden verduidelijkt en de leden van het netwerk erkenden dat het Facebookbericht nauwkeuriger in context had moeten worden geplaatst. In een brief bood de directeur Korpsstaf van de Nationale Politie naderhand excuses aan voor de formulering ‘antisemitisch aandoend Wob-verzoek’.
We kijken terug op een turbulent jaar, waarin een Wob-verzoek waarvoor keurige procedures en termijnen bestaan uitgroeide tot een slijtageslag die een aanslag betekende op onze capaciteit en ons incasseringsvermogen. We prijzen ons gelukkig met de steun die we van veel kanten ontvingen en maken ons op voor het vervolg van het avontuur, waarvan we te zijner tijd verslag zullen doen.