Nieuw onderzoek wijst uit dat met Israëlische wijnen op grote schaal wordt gefraudeerd. Toch zijn die wijnen nog altijd in Nederland verkrijgbaar. De Tweede Kamer gedoogt het bedrog en de VVD betitelt protesten als antisemitisme.
Dilan Yesilgöz, Tweede Kamerlid voor de VVD, zette recent de fraude met Israëlische wijn op de agenda. Een deel van die wijn wordt verkocht als ‘Israëlisch’, maar is in werkelijkheid afkomstig uit Israëls illegale kolonies (‘nederzettingen’) in bezet Palestijns en Syrisch gebied.
Die fraude roept steeds heviger protest op. De VVD wil dat niet horen; te gast bij Jinek probeerde Yesilgöz het zelfs te framen als ‘antisemitisch’. Dat is onverstandig, maar vooral zinloos: als Yesilgöz van de protesten af wil, moet zij de fraude aanpakken.
Over de omvang en structuur van de Israëlische wijnfraude is veel bekend. In december publiceerde de Israëlische organisatie Who Profits een update van het uit 2011 stammende rapport Forbidden Fruit – The Israeli Wine Industry and the Occupation. Dat rapport schetst een helder beeld van de verwevenheid van de Israëlische wijnindustrie met de illegale kolonisering en exploitatie van de Palestijnse Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem, en van de Syrische Hoogvlakte van Jawlan (Golan).
Onderstaand beschrijven we de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek van Who Profits, aangevuld met eigen informatie. Hoewel een aantal concrete gegevens ontbreekt, wordt duidelijk dat de Israëlische wijnindustrie in bezet gebied in korte tijd heeft kunnen uitgroeien tot een volwassen, uiterst rendabele bedrijfstak met internationale ambities, die fungeert als aanjager van verdere kolonisering.
Het huidige aantal Israëlische wijnmakerijen dat in en rond de Israëlische kolonies in bezet gebied wordt uitgebaat, is jammer genoeg niet bekend. Per 2011 waren dat er al minstens 43, waarvan 29 op de Palestijnse Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem, en 14 op de Syrische Hoogvlakte van Jawlan (Golan).
De jaarlijkse productie van die wijnmakerijen bedroeg in 2011 tenminste twaalf miljoen flessen. Koplopers waren Golan Heights Wineries (5,4 miljoen flessen), Arza (vier miljoen) en Zion (2,2 miljoen). Die volumes benadrukken de industriële proporties die de Israëlische wijnindustrie in bezet gebied toen al had aangenomen.
Hoe explosief de wijnproductie is gestegen tonen de cijfers van de op de Palestijnse Westoever gelegen wijnmakerij Psagot. Die rapporteert op zijn website een jaarlijkse productie van ruim 350 duizend flessen. In 2016 waren dat er nog 300 duizend; in 2003 drieduizend. Dergelijke groeicijfers zijn niet voorbehouden aan Psagot, maar van toepassing op de gehele wijnindustrie in bezet gebied.
Symbolisch voor de explosieve ontwikkeling is dat wijnen uit bezet gebied intussen prestigieuze prijzen winnen. Meest recente voorbeeld is de door het geronommeerde tijdschrift Wine Spectator onderscheiden Mountain Peak-wijn (‘22 maanden gerijpt op Frans eiken’) van Tura Winery. Die wijnmakerij ligt op de bezette Jordaanoever bij de Israëlische kolonie Har Bracha, op land dat toebehoort aan de Palestijnse dorpen Burin, Kafr Qalil en Iraq Burin.
Tura Winery bestaat pas sinds 1997 – de grond werd gekocht van Israël, niet van de Palestijnse eigenaren – en produceerde in 2003 de eerste drie vaten. Tegenwoordig vindt grootschalige productie plaats en heeft het wijnhuis bij een andere illegale kolonie (Shilo) ook de productie van olijfolie ter hand genomen.
Een deel van de in bezet gebied geproduceerde wijn wordt geëxporteerd. Om dat mogelijk te maken worden de wijnen als ‘Made in Israel’ op de markt gebracht. Als dekmantel wordt daartoe een in Israël gevestigd wijnhuis op het etiket gezet. Die fraude maakt de illegale herkomst onzichtbaar en de wijn verkoopbaar.
Wij beschreven het voorbeeld van de Hebron Heights Winery uit de Israëlische kolonie Kiryat Arba op de Palestijnse Westoever, die zijn wijnen verkoopt onder de identiteit van het in Israël geregistreerde wijnhuis Jerusalem Winery. Dat wijnhuis is gevestigd op de Israëlische postcode 42820 Geulim, verwijzend naar een plaatsje in Centraal-Israël. Deze fraude – feitelijk niet meer dan een administratieve handeling – brengt voor de wijnproducerende kolonisten een internationale afzetmarkt onder handbereik.
Andere wijnmakerijen in bezet gebied marketen hun wijnen onder eigen naam. Een voorbeeld is de Golan Heights Winery, in bedrijf sinds 1983, die merken produceert als Yarden, Gamla en Mount Hermon. Ook deze wijnen worden verkocht onder het frauduleuze label ‘Made in Israel’. Ze worden in Nederland geïmporteerd door De Monnik Dranken in Oldenzaal.
Daarnaast worden in bezet Palestijns en Syrisch gebied op grote schaal druiven verbouwd om te worden verwerkt en gebotteld door in Israël gevestigde wijnhuizen. Die praktijk is wijd verbreid, concludeert Who Profits.
Tachtig procent van de Israëlische wijnmarkt is in handen van vijf producenten: Barkan Wineries, Carmel Wineries, Golan Heights Winery, Teperberg 1870 en Binyamina Winery. Alle vijf verwerken druiven uit bezet gebied, bezitten daar wijngaarden of zijn daar zelfs gevestigd. Datzelfde geldt voor veel van de kleinere wijnhuizen.
De wijnen die hieruit voortkomen worden verkocht als ‘Israëlisch’, in Nederland onder meer onder de merknaam Efrat (van wijnhuis Teperberg 1870).
De explosieve groei van de wijnindustrie in bezet gebied is mede te danken aan de inzet van gratis arbeidskrachten. Elk jaar helpen vele honderden Amerikaanse evangelische christenen de druiven oogsten en verwerken. Hun komst wordt georganiseerd door christelijke organisaties als HaYovel (‘Serving Israel’s Farmers’), die daarnaast enorme bedragen uit collectes investeren in de Israëlische kolonies (de teller staat op ruim vijftig miljoen dollar).
Alleen al HaYovel had afgelopen najaar vierhonderd Amerikanen aan het werk in bezet gebied – meer dan tien maal het aantal van 2009. De organisatie levert inmiddels ook gratis arbeidskrachten aan andere Israëlische landbouwbedrijven. De Palestijnen die nog iets konden verdienen aan de kolonisering van hun land worden op die manier door Amerikaanse christenen brodeloos gemaakt.
Israëlische wijnmakerijen hebben hun activiteiten in bezet gebied intussen kunnen uitbreiden. Uit de rapporten van Who Profits blijkt dat vooral het wijntoerisme zich stormachtig ontwikkelt. Toerisme vormt een steeds belangrijkere bron van inkomsten voor de Israëlische kolonies, en draagt substantieel bij aan hun normalisering en groei.
Who Profits wijst op de rol van online toeristische platforms als Booking.com bij de marketing van dat (wijn)toerisme, en op de misleidende informatie die daarbij wordt verstrekt over de status van de Israëlische kolonies. In recente rapporten van Human Rights Watch (‘Bed and Breakfast on Stolen Land’) en Amnesty International (‘Destination: Occupation’) wordt de rol van Booking.com en collega-platforms in detail gedocumenteerd. Die liggen daarvoor zwaar onder vuur.
Who Profits benoemt ook de intensieve betrokkenheid van de Israëlische regering. Tenminste drie ministeries – Landbouw, Economie en Industrie, en Toerisme – houden zich bezig met de ontwikkeling van de wijnindustrie in bezet gebied, onder meer door het verschaffen van belastingvoordelen, investeringen, regelgeving en andere faciliteiten.
Dergelijke voordelen zijn niet langer alleen voorbehouden aan kolonisten in de bezette gebieden. In 2017 verruimde de Israëlische regering de wet, waardoor elke Israëli die wil investeren in de wijnindustrie in bezet gebied kan rekenen op financiële steun.
De gevolgen van deze politiek zijn voorspelbaar. Who Profits beschrijft hoe de groei van de wijnindustrie in bezet gebied door Israël wordt gebruikt om steeds meer Palestijns land te vorderen voor de aanleg van nieuwe wijngaarden. Voor ‘Israëlische’ wijnen worden letterlijk mensen van hun land verdreven. Niet alleen gisteren, ook vandaag en morgen.
Ook het verhullen van de herkomst van de wijnen heeft een extra verdieping gekregen. Zo zijn de Israëlische wijnregio’s opnieuw gedefinieerd om de bezette gebieden als deel van Israël te kunnen presenteren. Wijn uit de bezette Syrische Hoogvlakte van Golan komt tegenwoordig uit de wijnstreek ‘Noord-Israël’.
Ook voor deze wijn geldt dat het feit dat die is geproduceerd op gestolen land, met gebruik van gestolen water en met subsidie en brede steun van de Israëlische regering, nergens meer aan terug is te zien.
De conclusie is gerechtvaardigd dat de Israëlische wijnindustrie op grote schaal profiteert van de bezetting en kolonisering. Die liefde is wederzijds: de kolonisering bloeit mede dankzij de wijnindustrie. De illegale exploitatie van bezet Palestijns en Syrisch land heeft geleid tot een ultieme win-winsituatie en een extreem profijtelijk business-model.
Daartoe behoort ook het misbruik van het EU-Israël Associatieverdrag, dat handelsvoordelen toekent aan Israëlische producten die naar de EU worden verscheept. Het label ‘Made in Israel’, gekoppeld aan een Israëlische postcode, is aldus goud waard. Op deze manier worden de ‘Israëlische’ wijnen gesubsidieerd door de Europese belastingbetaler – die er vervolgens in de winkel ook nog mee in de maling wordt genomen en door het kopen van wijn uit de ‘nederzettingen’ nietsvermoedend bijdraagt aan de kolonisering van Palestijns en Syrisch gebied.
In Nederlandse winkels is een assortiment ‘Israëlische’ wijnen verkrijgbaar, waarvan de consument niet kan beoordelen wat hun herkomst is. Een aantal frauduleuze wijnen is met naam en toenaam bekend, maar niet bij de doorsnee consument. Het alarmerende is dat de sjoemel-wijnen gewoon in de winkel worden verkocht, aangeboden als ‘Made in Israel’.
Gevolg hiervan is dat het opschrift ‘Made in Israel’ niet te vertrouwen is. Wie zou de consument nog moeten geloven als Israëlische producenten, bijgestaan door hun regering, er alles aan doen om de wereld met hun ‘Israëlische’ wijn in te misleiden? En als Nederlandse winkeliers meewerken aan het bedrog? Minstens zo belangrijk: bestaan er in Israël überhaupt nog wijnproducenten die niet zijn betrokken bij de exploitatie van bezet gebied? Nauwelijks, volgens Who Profits.
Het gesjoemel met wijn staat model voor dat met een groot aantal andere ‘Israëlische’ producten, waaronder aardappels, groenten, citrus en ander fruit, dadels, cosmetica en plastics. Ook daarvan is bekend dat zij verbouwd, verwerkt of geproduceerd worden in bezet gebied en als ‘Made in Israel’ te koop worden aangeboden.
En dat al decennia lang. Inmiddels zijn door dit bedrog tientallen miljoenen euro’s aan Nederlands huishoudgeld ten bate gekomen van producenten in de Israëlische kolonies. Vanuit de EU gaat het om honderden miljoenen. Mede dankzij die economische impuls kunnen de kolonies zich succesvol ontwikkelen.
Tegen deze praktijk wordt steeds luider geprotesteerd. Consumenten zijn niet alleen beter geïnformeerd over de fraude, maar vooral ook over de prijs die er door de Palestijnen voor wordt betaald. Om die reden worden leveranciers van ‘Made in Israel’-producten in toenemende mate aangesproken op de herkomst daarvan. Dat gebeurt in supermarkten (landbouwproducten), tuincentra (plastics), bij winkelketens en apothekers (cosmetica) en bij verkopers van ‘Israëlische’ wijnen.
Zo werden recent de eigenaren van een een Haagse wijnzaak aangesproken op de herkomst van hun Israëlische wijn. Voor Dilan Yesilgöz, Tweede Kamerlid voor de VVD, vormde dat gesprek aanleiding tot ingrijpen. Bij het programma Jinek noemde ze de kritische houding van de klanten ‘antisemitisch’ – ten teken dat de woensdag door ons beschreven Duitse wantoestanden ook in Nederland in opmars zijn.
Haar kennelijke redenering (Jinek liet na haar te bevragen): omdat het Israël is dat de fraude pleegt dienen we die te accepteren; wie dat niet doet, is een jodenhater; dat de betreffende wijn helemaal niet uit Israël komt, is bijzaak; het lot van de Palestijnen is geen geaccepteerde motivatie voor protest.
The Rights Forum heeft getracht te achterhalen wat zich heeft afgespeeld in de Haagse wijnzaak. Dat lijkt te gaan om een keurig gesprek, waaruit naar voren kwam dat de eigenaren geen benul hadden van de werkelijke herkomst van hun wijn, noch van de fraude waarvan zij mogelijk deel uitmaken of van de mensenrechtenschendingen waarbij die hen betrekt. Daarbij is geen onvertogen woord gevallen.
Pogingen zoals die van Yesilgöz om legitieme protesten van burgers als ‘antisemitisch’ te delegitimeren, zijn even dom als kansloos. Ze leiden bovendien de aandacht af van het feit dat het juist haar eigen VVD-fractie is die de fraude met Israëlische producten willens en wetens laat voortbestaan.
Yesilgöz weet dat Nederlandse consumenten worden misleid, dat het Associatieverdrag wordt misbruikt, en dat veel ‘Made in Israel’-producten helemaal niet uit Israël komen. Maar ze laat na ertegen op te treden. Dat moet haar en haar partij worden aangerekend. De nu aangetoonde fraude met Israëlische wijn is het volgende meetpunt: grijpt de VVD eindelijk in, of wordt de fraude opnieuw gedoogd? Aan tv-maker Jinek de taak om haar die vraag te stellen.
Tot dat moment zullen consumenten hun protest steeds nadrukkelijker richten op de importeurs en verkopers die zich blijven verrijken aan de ‘Made in Israel’-handel, en hun klanten blijven blootstellen aan het bedrog waarmee dat gepaard gaat.
Bedrijven als Albert Heijn en De Monnik Dranken hebben zich te houden aan conventies als de UN Guiding Principles on Business and Human Rights, de OESO-richtlijnen en het Nationaal Actieplan bedrijfsleven en mensenrechten. Op grond daarvan is samenwerking met vrijwel alle Israëlische wijnmakers uit den boze. Die boodschap zal Nederlandse bedrijven steeds nadrukkelijker bereiken. Als die zich daar ongemakkelijk bij voelen, weten ze waar ze terecht kunnen.