Raketbeschietingen op Israël vanuit Gaza veroordelen we, maar Israëlisch geweld tegen burgers in Gaza niet. Aldus één van twaalf moties waarover de Kamer zich dinsdag uitsprak. Ze vormden een passende afsluiting van twee teleurstellende debatten over Palestina/Israël. Den Haag blijft de desastreuze status quo trouw.
Afgelopen dinsdag stemde de Tweede Kamer over twaalf moties met betrekking tot het zogeheten Midden-Oosten Vredesproces (MOVP), beter bekend als de kwestie-Palestina/Israël. De moties waren een uitvloeisel van twee debatten over het thema op 19 april en 31 mei.
De debatten kenmerkten zich door oppervlakkigheid en richtingloosheid. Pijnlijk duidelijk werd dat het zowel de regering als de Kamer ontbreekt aan een omvattende visie op ‘het conflict’, een kader waarbinnen actuele ontwikkelingen een plaats en betekenis krijgen en dat concreet houvast biedt voor een op vrede gericht beleid.
Het bestaande Nederlandse beleid draagt niet bij aan vrede, maar is onevenwichtig en bestendigt een met name voor de Palestijnen desastreuze status quo. Wezenlijke kritiek daarop bleef tijdens de debatten en in de moties uit. Niemand vroeg minister Stef Blok van Buitenlandse Zaken bijvoorbeeld hoe hij dacht de tweestatenoplossing nog te kunnen redden – de centrale pijler onder het Nederlandse beleid, die door Israël fanatiek wordt doorgezaagd en volgens velen al in de open haard ligt.
Opvallend was ook dat tijdens de debatten belangrijke agendapunten volledig onbesproken bleven. Een van die punten was de door The Rights Forum onder de aandacht gebrachte kwestie-Shufersal, die wezenlijke vragen opriep met betrekking tot het Nederlandse beleid.
In februari bood The Rights Forum in reactie op deze kwestie de petitie ‘No More Business as Usual’ aan de Vaste Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken aan. Daarin werd opgeroepen tot een regeringsbeleid waarin geen plaats meer is voor relaties met bedrijven die bijdragen aan Israëls illegale kolonisering van bezet Palestijns gebied. Verder dan de agenda zijn de petitie en de kwestie-Shufersal niet gekomen.
Een schaars maar belangrijk lichtpunt vormde de door de Kamer aangenomen motie waarin de regering wordt verzocht nogmaals bij Israël aan te dringen op het respecteren van de rechten van Palestijnse kinderen. En om, mocht Israël in zijn schendingen volharden, internationale steun te zoeken voor druk op de Israëlische regering.
De helft van de twaalf moties had betrekking op de situatie in Gaza, met name op de demonstraties die daar sinds 30 maart in het kader van de Grote Mars van Terugkeer plaatsvinden. Daarbij schoten Israëlische scherpschutters 130 Palestijnen dood en verwondden zij er meer dan 13.400.
In een van de zes moties constateerde SP-Kamerlid Sadet Karabulut dat de Nederlandse regering ‘raketbeschietingen vanuit Gaza op burgerdoelen in Israël terecht veroordeelt’, en vroeg zij het kabinet ‘ook het geweld van Israël tegen burgers in Gaza te veroordelen’. Daar voelde een meerderheid van de Kamer niets voor: de motie werd met 82 tegen 68 stemmen afgewezen. Tegen de motie stemden VVD, PVV, CDA, ChristenUnie (CU), SGP en Forum voor Democratie (FvD).
Een enigszins vergelijkbare motie van Tunahan Kuzu (DENK), waarin hij voorstelde ‘de Israëlische beschietingen met scherpe munitie van burgers in Gaza, die sinds 30 maart 2018 hebben plaatsgevonden, met klem te veroordelen’, stuitte op nog grotere weerstand. Naast de bovengenoemde zes partijen stemden ook D66 en 50Plus tegen.
Een tweede Gaza-motie van Kuzu stuitte eveneens op een njet van de zes genoemde partijen, plus opnieuw D66. Daarin werd de regering gevraagd binnen de Verenigde Naties (VN) of Europese Unie (EU) overleg op gang te brengen over maatregelen die tot een structurele verbetering van de veiligheid van de Palestijnen in Gaza zouden kunnen leiden, ‘zoals de stationering van een VN-macht’.
Ook een tweede motie van Sadet Karabulut over Gaza sneuvelde op de 82 tegenstemmen van de genoemde zes partijen. In de motie werd de regering gevraagd ‘er bij Israël op aan te dringen dat de blokkade van Gaza direct, op duurzame wijze en zonder voorwaarden wordt opgeheven’.
De laatste twee Gaza-moties, beide ingediend door PVV-Kamerlid Raymond de Roon, werden met een grote meerderheid van 120 stemmen verworpen. In de ene motie werd de regering verzocht ‘steun uit te spreken voor de Israëlische strijd tegen terroristen’, en in de andere om ‘geen steun uit te spreken voor een onderzoek dat zich eenzijdig richt op geweldgebruik door Israëlische troepen tegen terroristen en hun volgers, die de soevereine grenzen van Israël bedreigen’. De dertig voorstemmen kwamen van CU, SGP, FvD en de PVV zelf.
Een tweede actueel thema waarover moties waren ingediend betreft het Israëlische geweld tegen en de militaire berechting van Palestijnse kinderen. Op 15 mei bood de Palestijnse Kinderrechten Coalitie (PKC), een samenwerkingsverband van negen organisaties, waaronder The Rights Forum, in Den Haag een door 5020 Nederlanders ondertekende petitie aan. Daarin werd de regering gevraagd bij Israël aan te dringen op respect voor het VN-Kinderrechtenverdrag en het staken van de militaire berechting van Palestijnse kinderen.
De moties sloten hierop aan. Sadet Karabulut verzocht de regering er nogmaals bij Israël op aan te dringen een eind te maken aan het schenden van de rechten van de kinderen. En om, mocht Israël daar opnieuw geen gehoor aan geven, ‘in internationaal verband steun te zoeken voor het opvoeren van de druk’ op Israël. De motie werd met 87 stemmen voor aangenomen, een schaars maar – het zij benadrukt – belangrijk lichtpunt. Tegen stemden VVD, PVV, CU, SGP en FvD.
Een motie van Tunahan Kuzu, waarin de regering werd gevraagd ‘in EU-verband draagvlak te verwerven voor opschorting van het Associatieverdrag met Israël, tot Israël de rechten van Palestijnse kinderen respecteert en bevordert’, haalde het niet. De motie kreeg slechts 36 voorstemmen, van GroenLinks (GL), SP, Partij voor de Dieren (PvdD) en Kuzu’s eigen partij DENK.
Twee moties waren gewijd aan de onverminderde Nederlandse steun die minister van Buitenlandse Zaken Stef Blok tijdens het debat van 19 april uitsprak voor de zogeheten tweestatenoplossing. Tunahan Kuzu constateerde in zijn motie dat die oplossing ‘in steeds groter gevaar komt’ vanwege de aanhoudende uitbreiding van de illegale Israëlische ‘nederzettingen’ en het Israëlische ‘voorsorteren op annexatie van grote delen van de bezette Westelijke Jordaanoever’. Hij vroeg de regering daarom ‘in VN-verband en op EU-niveau draagvlak te verwerven voor meer concrete maatregelen die het behoud van de tweestatenoplossing versterken’.
Kuzu’s motie werd met een grote meerderheid van 120 stemmen aangenomen. Het was de enige min of meer concrete stap in de richting van het behoud van de tweestatenoplossing, en het is de vraag of de Tweede Kamer werkelijk denkt die oplossing daarmee voor de poorten van de hel te kunnen wegslepen. Zou er in de Kamer überhaupt nog iemand geloven in de realiseerbaarheid van die oplossing? De dertig tegenstemmen op Kuzu’s motie waren van de PVV, CU, SGP en FvD.
De tweede motie, ingediend door Raymond de Roon en Geert Wilders, pleitte juist voor het tegenovergestelde. De PVV’ers stellen dat ‘het streven naar de zogenaamde “tweestatenoplossing” door de regering zinloos is’. In hun visie hebben de Palestijnen al een eigen staat; die heet niet Palestina, maar Jordanië. Zij willen dat er ‘geen geld en moeite meer’ aan het streven wordt besteed. De motie kreeg slechts 22 voorstemmen: van FvD en de PVV zelf.
Dan was er nog een interessante motie van Bram van Ojik (GL) over producten uit de illegale Israëlische nederzettingen, die in de EU op de markt worden gebracht. Volgens een door de Europese Commissie uitgevaardigde en door de Nederlandse regering overgenomen ‘mededeling’ mogen die producten niet onder het label ‘Made in Israel’ worden verkocht – een praktijk waarmee consumenten langdurig zijn misleid en die ondanks de richtlijn nog altijd volop bestaat, zoals onlangs door The Rights Forum gedocumenteerd.
Van Ojik stelde dit gesjoemel tijdens het debat van 19 april aan de orde, maar werd door zijn collega-Kamerleden niet serieus genomen. Dat weerhield hem er niet van een motie in te dienen, waarin de regering werd verzocht de Tweede Kamer te laten weten ‘of producten uit de nederzettingen in de praktijk als zodanig gelabeld worden en hoe dit etiketteringsvoorschrift wordt gehandhaafd’.
De motie sneuvelde op de 82 tegenstemmen van de eerdergenoemde zes partijen: VVD, PVV, CDA, CU, SGP en FvD. Consumenten die niet misleid willen worden moeten voorlopig nog uit voorzorg alle producten met het opschrift ‘Made in Israel’ links laten liggen.
Last but not least was er een motie van De Roon en Wilders, waarin zij aandrongen op verplaatsing van de Nederlandse ambassade naar Jeruzalem. Nu na de Verenigde Staten ook Guatemala en Paraguay die onbezonnen stap hebben gezet, kon Nederland niet achterblijven. Zij kregen er dertig van de 150 paar handen voor op elkaar, van het eerdergenoemde viertal partijen: CU, SGP, FvD en de PVV zelf.