Het door Israël in Gaza aangerichte bloedbad zal voorlopig niet leiden tot een Nederlandse reactie. Daarmee zet de regering meer Palestijnse levens op het spel.
Wat zich in de afgelopen anderhalve maand in Gaza afspeelde was even schokkend als uniek: een bevolking die zich in wanhoop, met gevaar voor eigen leven, naar de grens begaf om zijn vrijheid en rechten op te eisen. Een duidelijker oproep aan de wereld om de Palestijnen te bevrijden uit de gevangenis en humanitaire hel van Gaza is amper denkbaar.
Israël reageerde met geweld op de wekelijkse demonstraties die zich tussen 30 maart en 14 mei in Gaza afspeelden. Als gevolg daarvan vonden 118 Palestijnse burgers de dood. De overgrote meerderheid van hen werd door scherpschutters doodgeschoten, sommigen bezweken aan een overdosis traangas. Alleen al op 14 mei vielen ruim zestig doden, onder wie een aantal Palestijnen die in de dagen daarop aan hun verwondingen bezweken. Op 16 mei werden nog eens twee Palestijnen bij het grenshek in Gaza doodgeschoten, waarmee het dodental opliep tot 120. Sinds 30 maart raakten meer dan 11 duizend Palestijnen gewond. Enkele tientallen van hen verkeren in kritieke toestand.
Het bloedbad van 14 mei leidde een dag later tijdens het Vragenuur tot discussie in de Tweede Kamer. Meerdere partijen vroegen minister van Buitenlandse Zaken Blok het Israëlische geweld te veroordelen, de Israëlische ambassadeur te ontbieden en een wapenembargo te overwegen. Blok bleek daartoe niet bereid en stelde een onafhankelijk onderzoek te willen afwachten.
Dat onderzoek moet volgens hem door Israël worden uitgevoerd: ‘Zo doen we dat in Nederland ook als onze politie of ons leger geweld gebruikt.’ De vraag of Nederland die kans zou moeten krijgen als het zijn leger inzet om in opdracht van de regering een burgerbevolking te beschieten, werd niet gesteld.
Een andere vraag is of Israël überhaupt bereid en in staat is om als de spreekwoordelijke slager het eigen vlees te keuren. Wat kan er worden verwacht van een onderzoek door een land dat routinematig geweld tegen ongewapende burgers gebruikt en dat in Gaza zelfs als ‘oorlog’ definieert, en dat er voortdurend blijk van geeft niets voor een objectieve beoordeling van het eigen handelen te voelen?
Ter illustratie: in het Kameroverleg van 19 april jl. meldde minister Blok nog dat Israël zijn handelwijze ten aanzien van Gaza als ‘staatsgeheim’ beschouwt – juist om te voorkomen dat er een oordeel over kan worden geveld. Kennelijk beschikt Blok nu over informatie dat Israël die positie heeft verlaten en open kaart zal spelen. Daarover zal hij op zijn beurt open kaart moeten spelen.
Bloks strategie is uiterst riskant. Met het uitstellen van een krachtige reactie zet hij de poort open voor verder Israëlisch geweld. Een Israëlisch onderzoek zal, als het er ooit komt, zonder twijfel op zich laten wachten. In de tussentijd zijn de Palestijnen in Gaza vogelvrij. Met haar afwachtende houding zet de regering willens en wetens mensenlevens op het spel.
Bovenal is het de vraag wat Blok nog wil onderzoeken alvorens een oordeel te kunnen vellen. De gebeurtenissen in Gaza zijn nauwgezet gedocumenteerd. Er zijn talloze ooggetuigenverklaringen beschikbaar, naast video’s en verslagen van journalisten, mensenrechtenorganisaties en artsen.
Ook over de enscenering bestaat duidelijkheid: een leger aan professionele sluipschutters, verscholen achter hoge aarden wallen, schoot van grote afstand met geavanceerde wapens op ongewapende burgers. En dat op een kille, beredeneerde wijze, weken achtereen.
Om die enscenering te duiden heeft Blok de beschikking over verklaringen van Israëls politieke en militaire leiders, die uitwijzen dat wat we gezien hebben ook inderdaad zo bedoeld was.
En dan zijn er de aantallen: 120 doden en ruim 11 duizend gewonden aan Palestijnse zijde, tegenover één lichtgewonde Israëlische militair, die een steen tegen zijn arm zou hebben gekregen.
Onder de Palestijnse doden en gewonden zijn kinderen, journalisten, artsen en andere hulpverleners. Velen bevonden zich op grote afstand (drie- tot zevenhonderd meter) van het grenshek. Tal van slachtoffers werden in de rug geschoten.
Ook staat vast dat Israëlische scherpschutters dumdum-achtige munitie hebben gebruikt, bedoeld om de botten, spieren en organen van de getroffenen te verbrijzelen. Talloze gewonden zijn voorgoed gehandicapt.
Blok moet ook gezien hebben hoe Israëlische drones massa’s mensen – onder wie baby’s, kinderen en bejaarden – met traangas besproeiden. Daarbij werd geen onderscheid gemaakt tussen demonstanten, picknickende families en medische posten waar gewonden werden behandeld.
Dit alles is voor de Nederlandse regering dus onvoldoende aanleiding om Israël aan te spreken op zijn gedrag. Bloks aanpak is – zacht uitgedrukt – pech voor de Palestijnen. Die moeten geduld hebben en vertrouwen op een Israëlisch onderzoek, intussen blootstaand aan nieuw geweld.
In het Algemeen Dagblad wordt Blok door schrijver Tommy Wieringa ‘instemming met het meedogenloze Israëlische staatsterrorisme’ verweten. Wieringa noemt Blok een ‘functionaris van het telraam’. Dat is een hard, maar terecht verwijt, dat de hele regering aangaat. De opdracht om de Palestijnse bevolking te beschermen wordt schromelijk verwaarloosd.
Er is inmiddels een duidelijk patroon zichtbaar wat betreft het aan hun lot overlaten van de Palestijnen. In december stelde de regering te blijven samenwerken met bedrijven die de Palestijnse rechten schenden. In februari weigerde de Tweede Kamer zich uit te spreken voor vrijlating van Ahed al-Tamimi. In april werden maatregelen tegen de import van producten uit Israëls illegale nederzettingen weggelachen.
Dinsdag volgt nieuw overleg tussen Blok en de Tweede Kamer. Van Blok wordt verwacht dat hij de Israëlische ambassadeur alsnog duidelijk maakt dat het beschieten van ongewapende Palestijnen, waar dan ook, direct dient te stoppen. Krijgt de minister die garantie niet, dan dienen sancties te volgen. Dat is niet alleen duidelijk, maar vooral redelijk.
Hiermee krijgt Israël een laatste kans zich tot de internationale rechtsorde te bekeren, en dat is meer dan menig ander land zich zou kunnen wensen. Laat het die liggen, dan resteert ons de Palestijnen naar beste vermogen te beschermen. Beëindiging van de samenwerking en handel met Israël op het gebied van militaire goederen en technologie is daartoe de logische en effectieve eerste stap.