De 14-jarige Mahmud Salah werd tijdens het voetballen door een Israëlische soldaat neergeschoten. Het kostte hem een been. De soldaat ging vrijuit, voor Mahmud dreigt de gevangenis. Zijn lot werpt licht op de genadeloze aanpak van Palestijnse kinderen door Israël.
Kinderen behoren tot de voornaamste slachtoffers van de Israëlische bezetting. Zij staan bloot aan dagelijks geweld, razzia’s, kidnapping en langdurige opsluiting. Soms vanwege het gooien van een steen naar een militair of de Afscheidingsmuur, maar meestal zonder aanleiding.
Een gruwelijk voorbeeld uit die laatste categorie werd recent beschreven door Amina Salah, een dertigjarige Palestijnse vrouw uit het op de Westelijke Jordaanoever gelegen stadje Al-Khadir. Zij beschrijft de nachtmerrie die haar 14-jarige broertje Mahmud overkwam.
Op 21 mei voetbalde Mahmud ’s avonds rond half tien met zijn vrienden op een veldje aan de rand van Al-Khadir. De jongens waren nog laat buiten – een vaste gewoonte tijdens de ramadan. Verderop staat de Israëlische Afscheidingsmuur. In een wachttoren zijn Israëlische militairen gelegerd.
Die avond werd vanaf de toren één schot gelost, gevolgd door het geluid van schreeuwende kinderen. Mahmud was neergeschoten toen hij de bal ophaalde die tot vlak bij de muur was getrapt. Toen de dorpelingen hem bereikten werd hij omgeven door Israëlische militairen die hem toeschreeuwden waarom hij ‘niet gewoon doodging’. Volgens zijn getuigenis zou hij ook zijn geschopt.
Een toegesnelde Palestijnse ambulance werd door de Israëli’s op afstand gehouden. De hevig bloedende Mahmud werd door de militairen naar de andere kant van de muur gebracht, waar hij nog een half uur zonder verzorging op straat lag voordat een Israëlische ambulance hem met onbekende bestemming afvoerde. Al die tijd werden de machteloze Palestijnen op afstand gehouden.
Toen Mahmud de volgende dag in een ziekenhuis in Jeruzalem bij kennis kwam had hij twee operaties ondergaan en bleek zijn been vanaf de knie te zijn geamputeerd. Sindsdien is Mahmud in paniek, schrijft zijn zus. Hij schreeuwt om zijn familie, maar bezoek – en zelfs telefoneren – wordt niet toegestaan; slechts één familielid kreeg toestemming hem te bezoeken.
Mahmud is namelijk meer dan alleen een patiënt. Hij is ook verdachte. Zodra hij sterk genoeg is gaat hij niet naar huis, maar naar een Israëlische gevangenis. Zijn kamer wordt bewaakt door Israëlische militairen. Zijn familie ziet hij vermoedelijk pas tijdens zijn proces.
Waarvan Mahmud wordt beschuldigd is onbekend. Zijn lot is in handen van Israëls beruchte militaire rechtbanken. De jongen werd in het ziekenhuis verhoord terwijl hij fysiek en psychisch was uitgeput – in shock vanwege het gemis van zijn been. Intussen zijn twee zittingen aan zijn zaak besteed. Tijdens de derde zal de aanklacht worden geformuleerd.
De kans dat Mahmud, indien een aanklacht tegen hem kan worden gefabriceerd, achter de tralies belandt is levensgroot. De militaire rechtbanken kennen een veroordelingspercentage van 99,74 procent.
De zaak van Mahmud staat niet op zichzelf, maar is exemplarisch voor een goed gedocumenteerde realiteit waarin Palestijnse kinderrechten systematisch door Israël worden geschonden. Wij publiceerden talloze voorbeelden van kinderen die tijdens nachtelijke razzia’s met bruut geweld uit hun huizen worden gehaald, die worden gekidnapt, door de knieën geschoten, wiens schouders routinematig worden gebroken, of die in een kooi worden opgesloten. Onder hen kinderen als Fawzi al-Junaydi, Musab al-Tamimi, Abd al-Khaliq Burnat en Layth Abu Na’im, wier afgrijselijke lotgevallen de Israëlische modus operandi in beeld brengen.
Veel aandacht besteedden we aan Ahed al-Tamimi, de 16-jarige Palestijnse vrouw die in december 2017 tijdens een razzia van haar bed werd gelicht. Aanleiding: zij had een Israëlische militair een oorvijg verkocht nadat hij en zijn collega’s Aheds 14-jarige neefje een kogel door zijn hoofd hadden geschoten.
Ahed maakte kennis met alle facetten van het Israëlische bezettingsregime en zijn militaire rechtbanken, en werd veroordeeld tot acht maanden gevangenisstraf. Wij beschreven onder meer haar arrestatie, beschuldiging, veroordeling en vrijlating. Ook beschreven we hoe twee Italiaanse kunstenaars door de Israëlische autoriteiten het land werden uitgezet omdat zij een portret van Ahed op de Afscheidingsmuur hadden geschilderd.
Dit beknopte aantal voorbeelden schetst een systematische praktijk die ook in de cijfers tot uitdrukking komt. In 2018 kwamen door Israëlisch geweld 57 Palestijnse kinderen om het leven en raakten er zevenduizend gewond (een gemiddelde van 19 per dag). In hetzelfde jaar werden 1063 Palestijnse kinderen ‘gearresteerd’. Eind mei 2019 bevonden zich 210 Palestijnse kinderen in Israëlische detentie, van wie 26 jonger dan 16. De organisatie Defence for Children International – Palestine (DCIP) publiceerde haar jaaroverzicht over 2018 onder de veelzeggende titel ‘2018 rained deadly force over Palestinian children’.
Al in 2013 verschenen alarmerende rapporten van onder meer UNICEF, waaruit bleek dat sinds het jaar 2000 door Israël 1500 Palestijnse kinderen waren gedood en zesduizend verwond. Tienduizend kinderen waren bij nachtelijke invallen uit hun huizen gehaald en voor militaire rechtbanken gebracht. Dat zijn geen incidenten, maar de resultaten van een bewuste strategie – aldus de conclusie in 2013.
In april 2019 werd bekend dat sinds het begin van de Israëlische bezetting in 1967 in totaal 50 duizend Palestijnse kinderen zijn opgepakt en vastgezet, van wie circa 17 duizend sinds het jaar 2000. DCIP beschrijft een alarmerende trend:
Since 2014, DCIP documentation and analysis show that Israeli forces have increasingly targeted Palestinian children with intentional lethal force, often in the context of protests.
Under international law, lethal force such as live ammunition, may only be used as a last resort and when a direct threat to life or of serious injury exists.
Het is niet meer dan een feitelijke vaststelling dat de conclusies uit 2013 zes jaar later nog steeds van toepassing zijn. Dat dient de wereld zich aan te trekken. Kinderen horen beschermd te worden; hun ‘beschermde rechten’ zijn vastgelegd in het Kinderrechtenverdrag, dat is geratificeerd door alle VN-lidstaten met uitzondering van de Verenigde Staten. Een snelle blik op de inhoud van het verdrag volstaat voor de conclusie dat Israël er op tal van punten ernstig inbreuk op maakt.
Dat zal niet veranderen. Israël beschouwt zijn genadeloze aanpak van kinderen als een ‘effectief instrument’ om de Palestijnse gemeenschap onder controle te houden en trekt zich niets aan van oproepen om zich te houden aan de internationale conventies op dat gebied.
Zonder sanctiewapen is elke vorm van protest kansloos. Israël zal alleen luisteren naar partijen die het land effectief kunnen laten voelen dat het te ver gaat. Aangewezen entiteiten om in actie te komen zijn Israëls handelspartners als de EU, Nederland, of een door Nederland gevormde coalitie van landen. Opzegging van het EU-Israël Associatieverdrag, dat respect voor het internationaal recht en de mensenrechten als voorwaarde kent, is een voor de hand liggende sanctie.
In Nederland is het aan de Tweede Kamer om in actie te komen. Tot dusver heeft zij dat echter nagelaten. Dat ligt niet aan een gebrek aan informatie, die in de vorm van rapporten, oproepen, adviezen van deskundigen, Kamervragen, petities, internationale campagnes en demonstraties tot de Kamer is doorgedrongen. De conclusie is dat de Tweede Kamer daar niets mee heeft gedaan. Zelfs een motie die de regering opriep om zich uit te spreken voor de vrijlating van Ahed al-Tamimi haalde het niet; CDA en D66 voorkwamen een meerderheid. De EU-vertegenwoordiging in Jeruzalem en Ramallah gaf weliswaar een stevige verklaring uit, maar daar hield Europa het bij.
Zo kan het gebeuren dat een bondgenoot van Nederland wegkomt met de structurele mishandeling van een complete generatie kinderen. In Nederland zet met name de Palestijnse Kinderrechten Coalitie (PKC) zich in om hier verandering in te brengen.
Deze uit zeven organisaties bestaande coalitie, waarvan ook The Rights Forum deel uitmaakt, bood in 2018 een door ruim vijfduizend Nederlanders ondertekende petitie aan, waarin de regering werd opgeroepen om Israël aan het VN-Kinderrechtenverdrag te houden. Tot dusver heeft Den Haag er geen vervolg aan gegeven.
En zo kan het dus nog steeds gebeuren dat kinderen als de 14-jarige Mahmud tijdens het spelen worden neergeschoten. Hun rechten worden door Israël niet serieus genomen, en door Nederland evenmin. Dat zal pas veranderen als vanuit onze samenleving voldoende druk wordt uitgeoefend om onze volksvertegenwoordigers van hun plicht te doordringen om kinderen, waar ook ter wereld, bescherming te bieden.