Jaap Hamburger is voorzitter van Een Ander Joods Geluid (EAJG).
28 november 2023 Lees meer overTijdens een op 26 november op de Dam in Amsterdam gehouden demonstratie in solidariteit met de Palestijnen hield Jaap Hamburger onderstaande bevlogen toespraak. ‘Ik ben een Jood, ik ben een Palestijn, ik ben een mens, ik wil leven in vrede.’
Vrouwen en mannen, kameraden van het protest, bondgenoten van het verzet, pleitbezorgers voor een free, free Palestine, free from the river to the sea! Free, till eternity! We staan hier op de Dam, aan de voet van het Nationaal Monument achter u. Dat monument herinnert ons niet alleen op 4 en 5 mei, maar alle dagen van het jaar, aan vijf jaren van nazibezetting, onderdrukking, oorlog, en daarna bevrijding en overwinning. Ik kijk uit naar de dag dat wij vanuit Nederland een kopie, een replica van ons Nationaal Monument kunnen aanbieden aan de Palestijnen, die met hun sumud, hun meer dan 75-jarige onverzettelijkheid, de zionistische overheerser hebben afgeschud.
Laten wij die replica bouwen van staal en graniet, twee keer zo groot als het origineel, en drie keer zo hoog als ons Nationaal Monument, laat die replica reiken tot ver boven de hoogste huizen, want het afschudden van meer dan 75 jaar zionistische staatsterreur verdient een monument dat iedereen die het zal zien de adem beneemt. ‘Wat is dat voor bouwwerk?’ zullen de mensen vragen. ‘Dát bouwwerk eert de Palestijnse natie’, krijgen zij ten antwoord, de natie die zich niet heeft laten ringeloren en koeioneren en standvastig is gebleven, die haar landerijen en haar steden, haar dorpen en haar boomgaarden, haar waterputten en haar moskeeën, haar scholen en haar ziekenhuizen verdedigd heeft tegen het judeo-fascistische monster, het beest dat hen allen wilde verdrijven en alles wilde verwoesten.
Het monument dat wij de Palestijnen ter ere zullen laten bouwen wordt onze trots. Het monument van verzet en bevrijding dat hier staat, ons eigen Nationaal Monument, is echter de laatste twee maanden te schande gemaakt, door een Nederlandse man en een Nederlandse vrouw. Zij heten, ja hoe heten zij? Rutte is zijn naam en Ollongren de hare. Zij hebben eendrachtig de strekking van het monument op de Dam verraden: verzet tegen onderdrukking is een opdracht en een mensenrecht.
Eén ding immers weet ik heel zeker: zolang ik leef zal ik mij actief herinneren hoe Rutte de massamoord op weerloze Gazanen heeft gesteund, met niet te hachelen woordsmoezerij. Met zijn voorgewende ‘onpartijdigheid’ door Abbas te bezoeken. Met zijn gespeelde naïviteit door ons te beleren over ‘een eerste fase’ van de Israëlische reactie op de bloedige overval van 7 oktober, waarna er een tweede fase komt waarin het land dat zich al 75 lange jaren stoort aan G’d noch gebod, een tweede fase waarin Israël, zei Rutte, ‘zich aan de beginselen van het Internationale Recht behoort te houden’.
Alsof de in Israël regerende oorlogsbandieten onderscheid maken tussen een fase 1 en een fase 2 van vernietiging. Wat heeft dìe leugen, dat ons door hem voorgehouden bedrog, mij mateloos gestoord. Alsof Rutte niet wist dat fascisten maar één onderscheid kennen, niet tussen fasen van vernietiging maar dat tussen zichzelf en anderen. Dat wist hij wel, want met onze eigen polderfascist wilde hij ook daarom niet samenwerken. Het geblondeerde vriendje van de fascisten die Israël hebben overgenomen. De man voor wie Nederlanders bestaan uit twee soorten, de tweede soort zijn niet-Nederlanders. De man die Palestijnen politiek een trap na wil geven. Die meent te weten waar zij thuishoren: in Jordanië. Die onze ambassade in Israël wil verplaatsen naar Jeruzalem, de geroofde en in het zionistische leugenjargon zogenaamd ‘eeuwige hoofdstad van het Joodse volk’. De man voor wie Palestìjnen als volk niet eens bestaan. Hij zal nog ervaren hoe wij gezamenlijk zijn programma zullen ontregelen.
Al die – binnenkort in de tienduizenden lopende – vermoorde, weerloze burgers van Gaza, al die nú al tienduizenden gewonde en voor het leven verminkte mensen, mensen als u en ik, met afgerukte ledematen, met kapotte gezichten, kreupel en ontoonbaar, al die levenslange psychische trauma’s, zijn ze ergens goed voor? Nee. Dienen zij een doel? Nee. Herinneren zij ons ergens aan? Ja. Zij zijn de getuigen van de moorddadigheid en destructie die het zionisme brengt, die verderfelijke leer, dat verachtelijke geloof in exclusieve en superieure rechten en deugden van Joden boven anderen. Het zionisme, ooit begonnen als Joodse gelijkheids- en bevrijdingsbeweging, is gedegenereerd tot een onderdrukkingsleer voor Palestijnen, een volle broer van het fascisme. Maar bevrijding is ondeelbaar; zolang het Israëlische volk het Palestijnse onderdrukt, is het onvrij. Er bestaat geen vrijheid over de rug van anderen.
Mijn enige voorrecht als Jood vandaag is geen voorrecht maar een gunst, mij verleend door de Palestijnse gemeenschap: dat is, dat ik het woord tot u mag richten. Verder wens ik maar één ding: niet verheven te zijn boven wie dan ook, maar behandeld en gezien te worden als wie ik ben: een gewoon mens met deugden en feilen, Jood of niet.
Deze dagen ben ik daarom als Jood een Palestijn: een mens met deugden en feilen die gezien en behandeld wil worden als mens, die niet wil aanlopen tegen de dood uit de lucht of uit de loop van een geweer, die een dak boven zijn hoofd wil, niet een ruïne onder zijn voeten, een school voor zijn kinderen, niet een staketsel zonder lokalen, een ziekenhuis voor patiënten, niet een gevel waarachter niets anders meer huist dan chaotische kamers zonder bedden, zonder apparaten. Ik ben een Jood, ik ben een Palestijn, wij zijn van een en hetzelfde materiaal gemaakt, ik ben een mens, ik wil leven in vrede.
Dank u voor uw aandacht.