Het Israëlische geweld tegen de Palestijnen op de bezette Westoever gaat alle perken te buiten. De komst van de extremistische Israëlische regering-in-wording voorspelt verdere escalatie. Nederland en de EU moeten nu ingrijpen.
Vrijdag werd op de door Israël bezette Westelijke Jordaanoever een Palestijnse burger in koelen bloede gedood door een lid van de Israëlische gemilitariseerde Border Police. Videobeelden en getuigenverklaringen wijzen uit dat sprake was van een buitengerechtelijke executie. Na te zijn neergeschoten werd het slachtoffer medische hulp onthouden; het doodgebloede lichaam werd door de Israëli’s meegenomen.
De executie speelde zich af in het ten zuiden van Nablus gelegen Huwara, een Palestijnse stad die wordt geterroriseerd door Israëlische kolonisten die, beschermd door het leger, met grote regelmaat burgers en hun bezittingen aanvallen. De stad vormt aldus een microkosmos van wat Palestijnen onder Israëlische bezetting dagelijks ondergaan.
Ook vrijdag 2 december waren het Israëlische kolonisten die vanuit een auto een groep lunchende Palestijnen lastigvielen. Een van de Palestijnen, de 22-jarige Ammar Miflih, ging verhaal halen en trachtte het autoportier te openen. Daarop werd hij door de Israëlische kolonist neergeschoten. Een Palestijnse getuige werd volgens eigen zeggen ook beschoten.
Vervolgens verscheen de Israëlische militair, die niet de kolonisten aansprak maar zich tegen de gewonde Miflih keerde. De daarop volgende vechtpartij, waarbij omstanders hem nog trachtten te ontzetten, eindigde met twee pistoolschoten die Miflih vloerden, gevolgd door zijn kille executie met nog twee schoten.
De Israëlische bezettingsautoriteiten kwamen met de verklaring een ‘terrorist’ te hebben ‘geneutraliseerd’ die, gewapend met een mes, zou hebben getracht ‘een auto met een Israëlisch stel’ binnen te dringen. Na te zijn neergeschoten zou hij met een mes een groep patrouillerende militairen hebben aangevallen en één van hen in het gezicht hebben gestoken. Daarop werd hij door de commandant ‘geneutraliseerd’ en zou zijn dood zijn vastgesteld. Van de steekwond en het mes werden foto’s gepubliceerd.
Die verklaring is een samengestelde leugen. Niemand heeft een mes gezien. Sterker, uit de videobeelden blijkt dat Miflih ongewapend was. Ook heeft hij – gewond als hij was – geen militairen aangevallen. Maar zelfs als een noodzaak zou hebben bestaan om Miflih te ‘neutraliseren’ legitimeert dat op geen enkele manier de daaropvolgende executie. Evenmin als het feit dat de ondanks zijn schotwonden nog in leven zijnde Miflih medische hulp werd onthouden terwijl Palestijnse hulp op afstand werd gehouden.
In het licht van de overtuigende bewijslast is de Israëlische verklaring onmogelijk staande te houden en een ‘functionerende democratische rechtsstaat’ [aldus minister Hoekstra] onwaardig. Desondanks is dit geen uitzondering, maar de standaard wijze waarop Israëlische misdaden door het regime worden afgehandeld en gedocumenteerd. Tot de meest gebruikte leugens horen ‘aanvallen met een mes’, ‘car rammings’ en ‘gooien met een molotov-cocktail’.
Het laatste bewijs van deze leugenachtige Israëlische praktijk dateert van gisteren en werd gepresenteerd door de Britse BBC in het artikel ‘West Bank footage throws spotlight on Israel’s use of lethal force’. De zaak draait om een 21-jarige Palestijn die vorige week op 28 november in het dorp Al-Mughayyir door een Israëlische militair werd doodgeschoten. Volgens de Israëlische verklaring gebeurde dat nadat hij een molotov-cocktail had gegooid. De BBC levert nu bewijs voor het tegendeel.
De realiteit is dat buitengerechtelijke executies aan de orde van de dag zijn. Op deze website beschreven we er talloze. Zo werd op 29 juli in hetzelfde Al-Mughayyir de 15-jarige Amjad Abu Alia doodgeschoten. Eerder beschreven we hoe in negen dagen zes Palestijnse burgers werden gedood. Veel van dergelijke zaken worden wel degelijk onderzocht, onder meer door mensenrechtenorganisaties als het Palestijnse Al-Haq en het Israëlische B’Tselem. Ook gerenommeerde organisaties als Forensic Architecture deden onderzoek, onder meer naar de executie van Ahmad Erekat, of leverden een bijdrage aan onderzoek van media als The New York Times naar de dood van Razan al-Najjar.
Het bekendste voorbeeld is ongetwijfeld de Amerikaans-Palestijnse Al-Jazeera-journaliste Shireen Abu Akleh, die op 11 mei door een Israëlische scherpschutter van het leven werd beroofd. Ondanks het feit dat onderzoeken unaniem hebben uitgewezen dat sprake was van een buitengerechtelijke executie is de dader niet aangeklaagd, laat staan vervolgd. Onder grote druk heeft nu ook de Amerikaanse veiligheidsdienst FBI een onderzoek ingesteld waarvan de uitkomst deze maand wordt verwacht.
Van al die onderzoeken trekt Israël zich tot dusver niets aan. De realiteit is dat in bezet gebied sprake is van een gerichte shoot-to-kill policy waarbij een Palestijns leven geen cent waard is. Dit jaar zijn op de Palestijnse Westoever (inclusief Oost-Jeruzalem) 155 Palestijnen gedood – een recordaantal sinds in 2005 cijfers worden bijgehouden. De daders blijven structureel ongestraft, en worden zelfs door hun leiders toegejuicht. Zoals door de extremistische politicus Itamar Ben-Gvir, die de beul van Ammar Miflih zaterdag lof toezwaaide en tot ‘held’ uitriep.
Diezelfde Ben-Gvir wordt minister in het nieuwe ultrarechtse Israëlische kabinet. Zijn portefeuille: nationale veiligheid. Van Israëlische zijde is dan ook geen enkele verbetering te verwachten, maar wordt integendeel nog verdere escalatie gevreesd. Het is de buitenwereld die in actie moet komen om de Palestijnen te beschermen en rampen te voorkomen.
De EU en VN hebben hun afschuw uitgesproken over de executie van Miflih en opgeroepen tot onderzoek. En Frankrijk roept op tot een eind aan het geweld tegen de Palestijnen op de Westoever. Het zijn bekende rituelen die geen enkel effect hebben zolang ze niet vergezeld gaan van sancties. De enige vraag die er dan ook toe doet is hoeveel Palestijnse doden nog moeten vallen voordat de EU en Nederland die instellen.