Een Israëlisch rapport brengt de praktijken aan het licht van NGO Monitor, een prominente organisatie binnen de Israël-lobby. Het rapport is een reactie op de slinkende ruimte die in Israël bestaat voor stemmen die opkomen voor vrijheid en gelijke rechten.
‘We kunnen ons niet langer veroorloven om de desinformatie en laster van NGO Monitor onweersproken te laten.’ Zo luidt het motief van de Israëlische Policy Working Group (PWG) voor het recent gepubliceerde rapport Shrinking Space – NGO Monitor: Defaming human rights organizations that criticize the Israeli occuption.
Het rapport is een antwoord op de snel slinkende maatschappelijke ruimte die in Israël bestaat voor personen en organisaties die opkomen voor universele waarden, vrijheid en gelijke rechten. Mensenrechtenorganisaties en kritische maatschappelijke stemmen wordt er het werken onmogelijk gemaakt – een ontwikkeling die inmiddels onstuitbaar lijkt. De Duitse denktank Stiftung Wissenschaft und Politiek (SWP) omschreef dit fenomeen in haar in januari 2018 verschenen publicatie The Rise of ‘Bad Civil Society’ in Israel als volgt:
[…] the well-orchestrated efforts to reduce the liberal-democratic spaces that have characterized the Israeli political system through the promotion of illiberal, religious-nationalist, and anti-human-rights ideals seem to have gained the upper hand.
SWP beschrijft drie tactieken die in Israël worden gebruikt om mensenrechtenorganisaties (MRO’s) te ondermijnen: het delegitimeren van die organisaties door middel van lastercampagnes; het aanvallen van organisaties die onderdak bieden aan die MRO’s, bijvoorbeeld voor spreekbeurten of debat; en het afsnijden van de financiering van MRO’s.
Veel van dit vuile werk – samen te vatten als het tegen elke prijs bestrijden van kritiek op Israëls politiek van bezetting en kolonisering van Palestina – wordt opgeknapt door Israëlische organisaties, die in naam onafhankelijk opereren, maar in werkelijkheid nauw zijn verbonden met de Israëlische regering. Een van die organisaties is NGO Monitor.
Tot dusver werden de destructieve praktijken van NGO Monitor grotendeels onweerlegd gelaten. Het motief voor die passieve opstelling was dat MRO’s wel wat beters hebben te doen dan zich verdedigen tegen desinformatie en laster. Bovendien zou een repliek alleen maar leiden tot nieuwe laster.
Dat standpunt is nu gekanteld. De ruimte die in Israël bestaat voor democratisch debat, en voor MRO’s om te kunnen functioneren, is dermate in gevaar dat weerwoord onvermijdelijk is geworden. Een uitleg van die gewijzigde opstelling leverde de Israëlische advocaat Michael Sfard eind augustus in zijn artikel ‘How I stopped ignoring NGO Monitor and started fighting back’.
Diezelfde overweging ligt ten grondslag aan het PWG-rapport, dat we onderstaand beschrijven. De Policy Working Group (PWG) is een collectief van onder meer voormalige Israëlische diplomaten en wetenschappers. Het rapport is gebaseerd op onderzoek door de Rosa-Luxemburg-Stiftung.
NGO Monitor presenteert zich naar de buitenwereld als an independent and nonpartisan research institute dedicated to promoting transparency and accountability of NGOs claiming human rights agendas, primarily in the context of the Arab-Israeli conflict.
In de praktijk richt NGO Monitor zich echter uitsluitend op organisaties die opkomen voor Palestijnse rechten, en vanuit die positie kritiek hebben op de illegale Israëlische bezetting en kolonisering van de Palestijnse gebieden, waaronder Oost-Jeruzalem.
Op de site van NGO Monitor worden circa 250 Israëlische, Palestijnse, Europese en internationale organisaties als Israël-vijandig beschreven en aangesproken op vermeende tekortkomingen, vooringenomenheid, banden met terreur, of antisemitische tendensen. Voorbeelden zijn Al-Haq, Amnesty International, AVAAZ, B’Tselem, Breaking the Silence, Church of Sweden, Oxfam International en Save the Children, maar ook instellingen als de European Council on Foreign Relations. Ook The Rights Forum staat op de lijst.
Opmerkelijk genoeg monitort NGO Monitor geen organisaties die zich inzetten voor (en profiteren van) de Israëlische bezetting en kolonisering van de Palestijnse gebieden. Hoewel dergelijke organisaties vallen binnen de opdracht die NGO Monitor zich stelt, wordt geen enkele daarvan onderzocht of beschreven, laat staan aangeklaagd op grond van bijvoorbeeld buitenlandse connecties, niet-transparante financiering of extremistische of racistische standpunten.
Als voorbeelden van dergelijke organisaties noemt het PWG-rapport de Yesha Council, Regavim, de Elad-Ir David Foundation, Im Tirtzu, het Samaria Settlers’ Committee en Honenu. Al deze organisaties – en vele andere – ontsnapten aan de strenge monitoring van NGO Monitor, ook al opereren ze in haar achtertuin.
NGO Monitor claimt ‘onafhankelijk en ongebonden’ te opereren. Uit de in het PWG-rapport aangehaalde jaarverslagen van de organisatie blijkt echter een intensieve samenwerking met de Israëlische ministeries van Strategische Zaken, Buitenlandse Zaken, Justitie en Defensie, het kantoor van premier Netanyahu, en met Israëlische ambassades in het buitenland. Diverse kopstukken van NGO Monitor werkten eerder op belangrijke posities in de Israëlische regering en overheid.
Tussen NGO Monitor en de Israëlische overheid is sprake van coördinatie en een gezamenlijke agenda. Zo is het Israëlische ministerie van Buitenlandse Zaken betrokken bij de organisatie van lobby-activiteiten van NGO Monitor in Europa. Anderzijds levert NGO Monitor informatie in de vorm van ‘onafhankelijk onderzoek’ waarmee vooral Europese regeringen door Israël onder druk worden gezet om de financiering van Israël-kritische NGO’s te beëindigen.
Een concreet voorbeeld van deze samenwerking betreft de informatie die NGO Monitor volgens eigen zeggen heeft geleverd aan Israëls ministerie van Strategische Zaken. Die informatie werd in mei 2018 door dat ministerie gepubliceerd in het rapport The Money Trail – The millions given by EU institutions to NGOs with ties to terror and boycotts against Israel.
In dat rapport wordt een aantal Palestijnse en Europese organisaties aangeklaagd, bijvoorbeeld omdat ze steun uitspraken voor sancties tegen Israël of voor een boycot van de nederzettingeneconomie. Andere organisaties worden beschuldigd van banden met Palestijnse terreurgroepen. Zelfs het gebruik van de term ‘Apartheidsmuur’ is in Israëlische ogen voldoende aanleiding voor defunding.
In een analyse van The Rights Forum werd The Money Trail bestempeld als ‘lasterlijk en misleidend’. EU-buitenlandchef Federica Mogherini noemde de Israëlische beschuldigingen dat de EU terrorisme zou ondersteunen ‘ongefundeerd en onacceptabel’. ‘De vage en niet-onderbouwde beschuldigingen hebben slechts tot doel om bij te dragen aan desinformatie-campagnes’, voegde ze eraan toe. De titel van het Israëlische rapport noemde ze ‘ongepast en misleidend’.
In de Tweede Kamer stelde Tunahan Kuzu (DENK) vragen over het lasterlijke Israëlische rapport, dat door de EUobserver wordt omschreven (€) als information warfare die doet denken aan de Russische pogingen om de publieke opinie te manipuleren. In antwoord op Kuzu wijst minister Blok de Israëlische beschuldigingen radicaal van de hand. De stelling dat sprake is van ‘ongewenste beïnvloeding van de publieke opinie in Nederland door statelijke actoren’, gaat hem echter nog te ver.
Het feit dat The Money Trail bol staat van oppervlakkige informatie en lasterlijke beschuldigingen bleek voor de Nederlandse Israël-lobby geen belemmering om het te promoten. In vervolg op een publicatie van het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) werden door de ChristenUnie, SGP, VVD, CDA en PVV Kamervragen gesteld, gericht op het beëindigen van de financiering van de in het Israëlische rapport aangeklaagde organisaties. In zijn antwoord zette minister Blok gedecideerd een streep door die pogingen.
In een eerder artikel (Bemoeit Israël zich met Nederlandse burgers?) beschreven wij de activiteiten van het Israëlische ministerie van Strategische Zaken. Daaruit blijkt hoezeer het Israëlische regime gebruik maakt van proxies – organisaties die Israëls belangen dienen, onder meer door het belasteren van pro-Palestijnse personen en organisaties. De recente lastercampagne tegen de Britse Labour-leider Jeremy Corbyn dient als pregnant voorbeeld van die strategie.
Hoe die strategie in zijn werk gaat wordt getoond in de vierdelige documentaire The Lobby van Al-Jazeera Investigations. Daaruit blijkt hoe in het Verenigd Koninkrijk tot diep in de politiek groepen actief zijn om Israëls critici te bestrijden en belasteren. Die groepen werden aangestuurd door een op de Israëlische ambassade in Londen gestationeerde medewerker van het Israëlische ministerie van Strategische Zaken, Shai Masot.
Het belasteren van critici van Israël kennen we ook uit de Nederlandse praktijk. Recente dieptepunten zijn de lastercampagnes tegen Sigrid Kaag en Dries van Agt. Ook The Rights Forum wordt geregeld belasterd, recent door het Nieuw Israëlietisch Weekblad. In reactie daarop publiceerden wij een uitgebreide repliek op de door het weekblad geuite beschuldigingen.
Een van de kernpunten waarop NGO Monitor andere organisaties aanvalt betreft financiële transparantie. Doel daarvan is het zwartmaken van die organisaties en het verleiden van hun donoren om de financiering te staken.
Een voorbeeld van de organisaties die door NGO Monitor worden beschuldigd van een rammelende financiële huishouding – en dus van gerommel met gelden van donoren – is de vooraanstaande Palestijnse mensenrechtenorganisatie Al-Mezan. Hoe absurd die beschuldiging is, blijkt uit het feit dat Al-Mezan voldoet aan de rigoureuze standaarden van de EU, en bovendien op eigen initiatief wordt gecontroleerd door de accountants van Ernst & Young. De rapporten van Ernst & Young worden gepubliceerd op de website van Transparency Palestine, waarvan Al-Mezan nota bene tot de oprichters behoort.
In tegenstelling tot de eisen die NGO Monitor aan anderen stelt, zijn haar eigen inkomsten ondoorzichtig. Volgens de Israëlische wet dient de identiteit te worden opgegeven van donoren die meer dan 4600 euro schenken, maar in haar financiële verslagen noemt NGO Monitor slechts totaalbedragen van alle ontvangen donaties, zonder de donoren te specificeren.
Wie daar meer over wil weten kan zich wenden tot het Israëlische financiële register voor non-profits GuideStar. Over 2016 rapporteerde NGO Monitor inkomsten uit donaties van circa 1.060.000 euro. Uit het register van GuideStar blijkt dat dit bedrag is geschonken door zes personen en organisaties. Drie daarvan komen niet voor in het overzicht van donoren op de website van NGO Monitor.
Opmerkelijk is dat zo’n negentig procent van de donaties afkomstig is van één donor: de Amerikaanse organisatie REPORT, Inc. Op de site van die organisatie worden 13 donoren vermeld die REPORT ondersteunen, alsmede slechts twee doelen waaraan die donaties ten goede komen: NGO Monitor en The Dry Bones Project. In 2016 maakte REPORT 90,7 procent van haar totale inkomsten over aan NGO Monitor. Het PWG-rapport stelt dan ook dat REPORT dienst lijkt te doen als fundraising arm voor NGO Monitor. Onduidelijk is overigens welke van de 13 donoren van REPORT hebben bijgedragen aan NGO Monitor, en voor welke bedragen.
Het PWG-rapport beschrijft nog andere onvolkomenheden in de financiële verslaglegging door NGO Monitor, waaronder gevallen waarin organisaties optreden als doorgeefluik van anonieme donaties. De belangrijkste conclusie van het PWG-rapport is dat de inkomsten van NGO Monitor niet transparant zijn, en dat de organisatie drijft op giften van buitenlandse donoren – precies de punten waarop NGO Monitor andere organisaties de maat neemt.
NGO Monitor laat zich als zelfverklaard ‘independent and nonpartisan research institute’ voorstaan op gedegen onderzoek, dat zij bestempelt als ‘feitelijk’, ‘onderbouwd’ en kwalitatief niet ter discussie staand.
Het PWG-rapport stelt dat die claim nergens op berust, en dat NGO Monitors ‘in-depth research and analysis’ neerkomt op het weergalmen van officiële Israëlische standpunten en het daartoe selectief afstruinen van het internet. Een andere conclusie is dat het onderzoek van NGO Monitor niet in de schaduw kan staan van dat van de organisaties die door haar worden aangevallen.
Die conclusies zijn onomstreden. Iedereen kan op de website van NGO Monitor in een handomdraai kennis nemen van het onderzoeksniveau van de organisatie. De research database – de trots van de organisatie – bevat profielen van circa 250 organisaties, gevuld met een bonte collectie plak- en knipwerk uit openbare bronnen, geselecteerd en geïnterpreteerd om die organisaties in een verdacht daglicht te stellen.
Deze aanpak – de termen ‘onderzoek en analyse’ zijn op deze bijeen geharkte en onjuist geïnterpreteerde informatie niet van toepassing – levert een onherkenbaar en onbetrouwbaar beeld op van de geprofileerde organisaties, zoals wij uit eigen ervaring kunnen beamen.
Een pregnant voorbeeld van het ‘diepgaande onderzoek’ van NGO Monitor staat op pagina 13 van het bovengenoemde rapport The Money Trail. Daar worden twee gerespecteerde NGO’s, The General Union of Palestinian Women en The Culture and Free Thought Association, in drie regels afgeserveerd omdat zij in 2016 deelnamen aan een petitie.
The General Union of Palestinian Women and The Culture and Free Thought Association were active participants in a 2016 international public petition for women around the world to implement the principles of boycotting the State of Israel.
Op grond van dit ‘onderzoek’ werd de EU onder druk gezet om de financiering van deze organisaties te beëindigen. Het ‘onderzoek’ van NGO Monitor naar de Nederlandse organisatie PAX resulteerde in welgeteld vier regels tekst.
Het PWG-rapport noemt twee specifieke kenmerken van de publicaties van NGO Monitor. Ten eerste de talloze ongefundeerde beweringen en feitelijke onjuistheden. Ten tweede het ontkennen en verdraaien van feitelijk onderzoek door organisaties die door NGO Monitor bestreden worden. Hoe ver dat laatste gaat blijkt uit de voorbeelden die aantonen hoe NGO Monitor zelfs voor iedereen controleerbare feiten manipuleert.
Zo stelde NGO Monitor in 2010 dat het Internationaal Gerechtshof in zijn advisory opinion uit 2004 over de door Israël gebouwde ‘Afscheidingsmuur’ Israëls ‘recht op zelfverdediging’ ontkende en geen rekening hield met slachtoffers van terrorisme. Het tegendeel is waar. Dit is wat het Gerechtshof in 2004 schreef:
The fact remains that Israel has to face numerous indiscriminate and deadly acts of violence against its civilian population. It has the right, and indeed the duty, to respond in order to protect the life of its citizens.
In 2015 werd de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem door NGO Monitor aangesproken op het gebruik van het begrip forcible transfer voor de sloop van het Palestijnse dorp Susiya en de verdrijving van zijn bewoners. NGO Monitor claimde:
[B’Tselem] argues without legal foundation that demolition would consitute the forcible transfer of aan occupied population.
In werkelijkheid publiceerde B’Tselem al twee jaar eerder een gedetailleerde juridische onderbouwing voor de toepasselijkheid van het begrip forcible transfer, gebaseerd op een indrukwekkend aantal deskundigen en bronnen op het gebied van het internationaal recht.
In 2014 beweerde NGO Monitor dat een van de belangrijkste hulpprogramma’s van de EU meer geld besteedde aan Israël/Palestina dan aan welk ander land of conflictgebied dan ook, suggererend dat de EU schendingen van de mensenrechten elders op de wereld van weinig belang vond.
De voormalige EU-ambassadeur in Israël, Lars Faaborg-Andersen, noemde die bewering belachelijk en legde uit dat NGO Monitor er een lichtjaar naast zat. De ambassadeur liet het niet bij een inhoudelijke correctie, maar reageerde hard op de misleidende informatie van NGO Monitor, die hij samenvatte als ‘een cocktail van tendentieus onderzoek, bewuste onjuistheden en regelrechte EU-bashing propaganda’.
In die kritiek staat Faaborg-Andersen verre van alleen. Zo stelde de Deense minister van Buitenlandse Zaken op 31 januari 2018 in een parlementair debat dat NGO Monitor onjuiste en zelfs ronduit misleidende informatie had gepresenteerd. Hij voegde daaraan toe NGO Monitor te hebben aangesproken op haar partijdigheid – ‘dit temeer daar de organisatie zich presenteert als onpartijdig’.
Het PWG-rapport stelt vast dat een belangrijk doel van NGO Monitor is om debat over de Israëlische bezetting van Palestina te voorkomen. De stelling die NGO Monitor daartoe inzet is dat de bezetting een ‘interne Israëlische zaak’ zou zijn, waar andere landen zich buiten dienen te houden. Organisaties die de bezetting bekritiseren worden beschuldigd van een aanval op Israëls soevereiniteit, en van het dienen van ‘buitenlandse belangen’.
Daarbij schept NGO Monitor een vijandbeeld van die organisaties als machtige spelers die onder het mom van mensenrechten een politieke agenda nastreven, liegen over hun onafhankelijkheid, en een ‘existentiële bedreiging’ voor Israël zouden vormen.
De kiem voor dat streven zou zijn gelegd tijdens de in 2011 in Durban (Zuid-Afrika) door de Verenigde Naties georganiseerde World Conference against Racism, waaraan 1500 NGO’s deelnamen. NGO Monitor vertaalt de tijdens die conferentie vastgestelde strategie ter bestrijding van wereldwijd racisme, bekend als de Durban Statement, als een aanval op Israëls bestaan:
This plan of attack, or ‘Durban Strategy’ represents a shift in the war against Israel – from attempts to destroy Israel through military power and terror attacks, to a ‘soft power’ political war aimed at erasing Israel through ‘non-violent’ means.
Een andere ‘tactiek’ waarvan NGO’s zich zouden bedienen is BDS. Die afkorting staat voor ‘Boycot, Desinvestering en Sancties’, en heeft betrekking op de ‘BDS-oproep’ die in 2005 door 170 Palestijnse maatschappelijke organisaties werd geformuleerd. Daarmee riepen de Palestijnen de wereld op om Israël met vreedzame en democratische middelen te dwingen de rechten van de Palestijnen te eerbiedigen.
Inmiddels is de internationale BDS-beweging uitgegroeid tot een sterk internationaal collectief waaraan Israël de oorlog heeft verklaard. Het land beschouwt BDS als een serieuze bedreiging voor zijn koloniseringspolitiek, en oefent immense druk uit op vooral Europese regeringen en de EU om ‘BDS-organisaties’ van hun legitimiteit en fondsen te beroven:
The State of Israel expects the EU to act with full transparency and reveal the scope of its financial aid to organizations that have ties to terror and promote boycotts against Israel.
Israel strongly urges the EU to fully implement in practice its declared policy of rejecting boycotts against Israel, and to immediately halt funding to organizations which promote anti-Israel boycotts and delegitimization.
De realiteit is echter dat noch de EU, noch Nederland, ooit een BDS-project hebben gefinancierd, en dat ook niet van plan zijn. Dat weten Israël en zijn proxies uiteraard ook, maar daar gaat het hen niet om: de ‘BDS-organisaties’ dient de mond te worden gesnoerd.
Nederland en Europa wijzen die Israëlische poging radicaal van de hand. Anders dan Israël erkennen zij de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering als fundamenten van de rechtsstaat. NGO’s mogen binnen de kaders van die rechtsstaat hun eigen opvattingen hebben. Het eventueel oproepen tot boycots valt daar ruimschoots onder.
In juni 2016 bevestigde NGO Monitor dat het de drijvende kracht was achter een in de Tweede Kamer aangenomen motie die de regering opriep om de financiering te beëindigen van organisaties die de BDS-oproep ondersteunen. Het CDA hielp de betwiste motie aan een meerderheid, maar het kabinet schoof die terzijde. Minister Koenders stelde ten overvloede dat steun aan BDS:
geen afwijzingscriterium is voor financiering, aangezien uitlatingen of bijeenkomsten van de beweging worden beschermd door de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering.
Het PWG-rapport besteedt ook aandacht aan het fenomeen guilt by association waarmee Israëlische mensenrechtenverdedigers door NGO Monitor aan het kruis worden genageld. Zo wordt de bovenaan dit artikel genoemde advocaat Michael Sfard belasterd als ‘BDS-advocaat’ omdat hij ooit een lezing gaf voor twee groepen, Jewish Voice for Peace en Students for Justice in Palestine, die deel uitmaken van de BDS-beweging.
Israëlische organisaties als Breaking the Silence overkwam hetzelfde. Alleen al hun aanwezigheid op een conferentie die ook werd bijgewoond door organisaties die een boycot van Israël propageren, was voldoende voor hun complete delegitimering. Niet alleen door NGO Monitor, maar ook door hun eigen regering. De situatie waarin regeringen het maatschappelijk middenveld te lijf gaan om hun ideologie op te leggen, is normaliter voorbehouden aan dictaturen.
Een andere ‘tactiek’ waarvan NGO Monitor mensenrechtenorganisaties beschuldigt is lawfare, het zich beroepen op juridische mechanismen en organisaties zoals het Internationaal Strafhof om Israëlische misdaden aan te kaarten.
Uitgangspunt van NGO Monitor is: de vraag of Israël zich schuldig maakt aan schendingen van het recht mag niet getoetst worden. Wie dat toch doet wordt beschuldigd van ‘juridische oorlogvoering’ of lawfare, en kan zich opmaken voor een waslijst aan beschuldigingen, plus het verwijt daarmee de ‘kansen op vrede’ om zeep te helpen.
Daarbij wordt opnieuw selectief te werk gegaan: organisaties die zich inspannen voor Israëls agenda maken namelijk voortdurend gebruik van lawfare, maar worden door NGO Monitor niet aangesproken. Het PWG-rapport noemt Regavim en Shurat HaDin als voorbeelden van beruchte lawfare-organisaties, en merkt op dat ook NGO Monitor van de tactiek gebruik heeft gemaakt.
Organisaties die opkomen voor Palestijnse rechten worden door NGO Monitor structureel bestreden met aanvallen op hun professionele reputatie en integriteit. Vaak zijn die aanvallen gericht op individuele medewerkers. Zo viel NGO Monitor in 2017 de VN-kinderorganisatie UNICEF aan op haar rapport No Way to Treat a Child. Dit rapport documenteert de schrikbarende omstandigheden van Palestijnse kinderen in Israëlische detentie. NGO Monitor richtte zich niet op de inhoud van het rapport, maar op delegitimatie van de auteurs:
[The report was] written by political and ideological actors rather than experts, [and] refelects a complete distortion of international law and of rudimentary criminal law concepts and procedures.
Met name medewerkers van Palestijnse mensenrechtenorganisaties worden door NGO Monitor aangevallen op ‘banden met terreurorganisaties’. Meestal gaat het daarbij om banden met het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina (PFLP), een organisatie die door Israël als ‘onwettig’ wordt beschouwd en waarvan de militante arm door de EU en de Verenigde Staten als terreurorganisatie is aangemerkt.
Dat geldt echter niet voor de politieke arm van de PFLP, die in 2006 – met Israëls medeweten en instemming – deelnam aan de Palestijnse verkiezingen. Die door de EU kritisch gemonitorde (en correct bevonden) verkiezingen brachten de PFLP in het Palestijnse parlement – een parlement onder Israëlische bezetting welteverstaan, dat niet kan functioneren, en waarvan diverse leden in Israëlische gevangenissen worden vastgehouden.
Ondanks die legitieme status van de PFLP bestrijdt NGO Monitor met name Palestijnse mensenrechtenorganisaties op grond van hun (al dan niet vermeende) banden met die partij. Bij gebrek aan argumenten wordt daartoe geput uit sterk verouderde informatie – tot in de jaren zeventig toe –, en wordt gebruik gemaakt van allerhande indirecte banden om personen of organisaties te kunnen linken aan terreur: guilt by association.
In het PWG-rapport wordt aangetekend dat, ondanks de stortvloed van beschuldigingen, NGO Monitor vrijwel nooit een zaak voor de rechter heeft gebracht, en dat de EU nog nooit heeft opgetreden tegen vertegenwoordigers van de beschuldigde organisaties die met regelmaat Europa bezoeken. Op grond daarvan kan worden geconcludeerd dat de woeste claims van NGO Monitor niet deugen.
In het Nederlandse parlement wordt door pro-Israël-partijen – met name de ChristenUnie, SGP, PVV en VVD – constant gehamerd op het beëindigen van de financiering van NGO’s die ‘banden onderhouden met terreurorganisaties’. Tijdens de begrotingsbehandeling in de Tweede Kamer gaf toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Halbe Zijlstra in november 2017 een krachtige repliek op een nieuwe poging van SGP-fractievoorzitter Van der Staaij om door Nederland gesteunde NGO’s te koppelen aan terrorisme. Daarbij noemde Zijlstra NGO Monitor als voornaamste bron van de ‘vaak heel vage beschuldigingen’:
Laat helder zijn dat wij geen bewijs hebben waaruit zou blijken dat door Nederland gesteunde ngo’s of hun bestuursleden […] zich schuldig hebben gemaakt aan activiteiten die kunnen worden gekenmerkt als terrorisme. Als je zegt dat het gaat om terrorisme, heeft dat verregaande consequenties. Dat moet dus echt zorgvuldig gebeuren, met inachtneming van de rechten van de personen en organisaties.
De bron van de beschuldiging was meestal de NGO Monitor. Ik zeg het maar heel simpel: ik kan er eerlijk gezegd weinig mee. Het betreft heel vaak heel vage beschuldigingen. Iemand zou bijvoorbeeld familie zijn van een PFLP-lid. Het zijn beschuldigingen op zo’n niveau. Ja, voorzitter, dat is geen grond om organisaties te kenschetsen alsof ze steun geven aan terroristische organisaties.
Als het vastgesteld wordt, dan is er dus geen twijfel over dat er geacteerd zal worden. Maar zo’n beschuldiging verdient zorgvuldige staving en die ontbreekt. Dan moeten we ook niet meegaan in dat soort beelden. Ik gaf al het voorbeeld van wat er met collega Kaag gebeurde. Ik ga dat nog een keer zeggen, want ik vond dat echt totaal verkeerd. ‘Echt schandalig’, zegt mevrouw Karabulut terecht. Dat is ook zo’n voorbeeld: er wordt even iets in de ether geslingerd en dat beeld wordt steeds maar gevoed terwijl het op niets gebaseerd is. Sterker nog, het omgekeerde is het geval. Dat soort praktijken moeten we niet willen, ook niet in dit huis.
De laatste pagina’s van het PWG-rapport (pagina 34-38) gaan in detail in op de beschuldigingen van NGO Monitor aan het adres van drie Palestijnse mensenrechtenorganisaties – Al-Haq, Addameer en het Palestinian Center for Human Rights (PCHR) – en hun medewerkers, waarin ‘banden met de PFLP’ aanleiding vormen voor de meest bizarre beschuldigingen, die meer dan eens berusten op ‘geheime informatie’. In het rapport worden de beschuldigingen stap voor stap weerlegd.
In juni 2017 publiceerde The Rights Forum een interview met de directeur van Al-Haq, Shawan Jabarin, dat een goed beeld geeft van de constante aanvallen waaraan zijn organisatie en hijzelf bloot staan.
Wie zich nader wil verdiepen in het thema van het PWG-rapport kan zich opgeven voor een bijeenkomst die donderdag 1 november in Den Haag wordt gehouden onder de titel ‘Stifling Dissent in Israel and Palestine: A Q&A about the Shrinking Space of Civil Society’. Daar zal het woord worden gevoerd door functionarissen van Al-Haq, het Palestinian NGO Network, Yesh Din, HaMoked en de Policy Working Group.
Het zal niemand verbazen dat ook deze bijeenkomst, en een daaraan voorafgaande bijeenkomst in de Tweede Kamer, door de Nederlandse Israël-lobby op voorhand verdacht worden gemaakt. Hoe dat gebeurt is te lezen op de websites van het CIDI en het Nieuw Israëlietisch Weekblad (NIW), die de in het PWG-rapport ontzenuwde beschuldigingen nog maar eens herhalen.
Ook The Rights Forum en andere bij de bijeenkomsten betrokken organisaties worden door het NIW en CIDI volgens de in het PWG-rapport uitgebreid beschreven methode zwartgemaakt. Het NIW:
Het is wellicht nog stuitender dat onder andere The Rights Forum en Een Ander Joods Geluid er geen problemen mee lijken te hebben om op te trekken met organisaties en personen die verbonden zijn met terrorisme.
Ook het CIDI, dat zich in zijn artikel baseert op ‘onthullingen’ door NGO Monitor, maakt de abjecte beschuldigingen tegen Palestijnse en Israëlische NGO’s van toepassing op derden, ten overvloede invulling gevend aan het begrip ‘Shrinking Space’:
Waarom nodigen The Rights Forum, Een Ander Joods Geluid, Oxfam Novib en PAX mensen uit die banden hebben met terreurorganisaties of terroristische aanslagen goedpraten?
Pijnlijk om te lezen is hoe het CIDI in hetzelfde artikel het PWG-rapport probeert af te serveren. Dat gebeurt niet op inhoudelijke gronden – op de inhoud wordt met geen letter ingegaan –, maar door guilt by association. Het rapport zou een ‘overschrijfsel’ zijn van een rapport van de Rosa-Luxemburg-Stiftung. En die stichting deugt niet, als ‘overblijfsel van de DDR’. Foute boel dus, dat PWG-rapport. NGO Monitor had het kunnen bedenken.