Het debat over de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken vormde een afspiegeling van het tekortschietende Nederlandse Israël/Palestina-beleid. Dat beleid is eenzijdig en niet gericht op een rechtvaardige oplossing van het zogenaamde ‘conflict’.
Op 17 en 18 november vond in de Tweede Kamer het jaarlijkse debat over de begroting van Buitenlandse Zaken plaats tussen verantwoordelijk minister Ben Knapen (CDA) en de buitenlandwoordvoerders van de Kamerfracties. In een drietal artikelen besteden we daar aandacht aan. In het eerste artikel blikten wij terug op het Israël/Palestina-beleid van het kabinet Rutte-III. In het tweede beschreven we de inbreng van de Tweede Kamer op 17 november. In dit derde artikel aandacht voor het vervolgdebat van 18 november.
Tijdens het debat kwam minister Knapen uitgebreid aan het woord. Een aantal aan hem gestelde vragen bleek de dag ervoor al schriftelijk beantwoord. Prominent werd ingegaan op de zes Palestijnse maatschappelijke organisaties die door Israël beschuldigd worden van terrorisme, en het risico lopen om ieder moment met geweld te worden ontmanteld.
Knapen herhaalde wat zijn voorganger Sigrid Kaag (D66) de Tweede Kamer daarover in mei al had laten weten: Nederland ontving die maand een geheim Israëlisch dossier dat het kabinet moest overtuigen van de terreurbanden van de zes Palestijnse ngo’s (non-gouvernementele organisaties). Dat dossier, afkomstig van de veiligheidsdienst Shin Bet, bleek echter geen bewijs te bevatten. Daarop werd Israël formeel verzocht de zware beschuldigingen overtuigend te bewijzen. Zes maanden later is dat Israël nog steeds niet gelukt.
Intussen is het geheime Shin Bet-dossier in november gelekt naar de media, leidend tot publicaties van The Intercept en +972 Magazine. Inmiddels is het volledige dossier door de onderzoeksjournalisten van het Franse Mediapart online gezet. De Tweede Kamer is dus volledig op de hoogte van de wijze waarop Israël de Nederlandse regering heeft getracht te misleiden in een poging de Nederlandse financiering van het Palestijnse maatschappelijk middenveld te saboteren.
De minister erkende het belang van de zes Palestijnse organisaties, maar benadrukte het als een ‘plicht’ te zien om te reageren op informatie van Israël – de bezetter – dat daar iets mis mee zou kunnen zijn. Daar voegde hij wel aan toe dat organisaties niet gewantrouwd worden totdat eventueel wangedrag is vast komen te staan.
Die bewering klopt niet. In augustus 2020 publiceerden wij een analyse van de manier waarop de Palestijnse landbouworganisatie UAWC – die ook deel uitmaakt van de zes bovengenoemde organisaties – door pro-Israëlische lobby-organisaties werd beschuldigd van banden met terrorisme. Minister Kaag stelde daarop een onderzoek in, maar bevroor ook de financiering van UAWC, met grote gevolgen voor de Palestijnse bevolking. Dat getuigt, anders dan Knapen beweert, van groot wantrouwen.
Die exceptionele Nederlandse ingreep vond plaats ondanks het feit dat de bron van de beschuldigingen – de aan de Israëlische regering gelieerde organisatie NGO Monitor – door opeenvolgende ministers van Buitenlandse Zaken als onbetrouwbaar is bestempeld. Toch werd de ‘informatie’ van NGO Monitor, door ons omschreven als een lasterfabriek, serieus genomen. Eerder beschreven we hoe het kabinet zich daartoe door de Israël-lobby onder druk heeft laten zetten. In het debat bleef dat feit ten onrechte onbenoemd.
Tijdens het debat benadrukte Knapen dat de mensenrechten een centrale pijler vormen onder het Nederlandse buitenlandbeleid. Nederland zal zich blijven uitspreken over mensenrechtenschendingen, aldus de minister.
Ook die bewering klopt niet. Zo heeft Nederland opzichtig nagelaten zich uit te spreken over het bloedbad dat Israëlische scherpschutters aanrichtten onder deelnemers aan de Grote Mars van Terugkeer-demonstraties in de Gazastrook. In mei 2018 stelde toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Stef Blok (VVD) eerst een ‘onafhankelijk Israëlisch onderzoek’ af te wachten, dat diezelfde zomer zou worden opgeleverd. Drieënhalf jaar later is van dat onderzoek geen spoor te bekennen – vorige week veegden de Israëlische en Palestijnse mensenrechtenorganisaties B’Tselem en PCHR in een rapport de vloer aan met Israëls zogenaamde onderzoeksinspanningen – en heeft Nederland Israël nog steeds niet aangesproken op het massale geweld tegen de Palestijnse burgerbevolking. Zo werkt dat in Den Haag.
Intussen heeft zich in Gaza in mei van dit jaar het volgende bloedbad afgespeeld, waarop de Tweede Kamer wél de Palestijnen aansprak, maar Israël nadrukkelijk niet. Een motie die opriep om óók Israël aan te spreken – nota bene op aanzienlijk zwaarder geweld dan dat van Palestijnse zijde – werd verworpen. Dat kon gebeuren dankzij de beslissende stem van het CDA, de partij van minister Knapen. De christendemocraten kelderden tijdens dat debat maar liefst acht moties die hadden kunnen bijdragen aan rechtvaardigheid en concrete oplossingen.
Om meerdere redenen is de bewering van Knapen dan ook apert onjuist: Nederland spreekt Israël juist frequent niet aan op schendingen van de mensenrechten. Bovendien is de vraag wat dat ‘aanspreken’ voorstelt. Zolang Israël weet dat zijn destructieve acties hooguit leiden tot het ‘uitspreken van bezorgdheid’ zal het die onder het motto ‘Wie doet me wat?’ blijven intensiveren. Een goed voorbeeld daarvan is Knapens expliciete opmerking dat Nederland ‘grote moeite’ heeft met de Israëlische nederzettingenpolitiek, maar intussen al tientallen jaren geen vinger uitsteekt om die een halt toe te roepen. Als gevolg van die passiviteit groeien de illegale Israëlische nederzettingen als kool.
Tijdens het debat ging minister Knapen ook in op de zorgen die VVD-Kamerlid Ruben Brekelmans een dag eerder had uitgesproken over buitenlandse spionage en Nederlands kwetsbare cyber security. Bizar genoeg werd de rel over de Pegasus-spyware van het Israëlische bedrijf NSO Group, die wereldwijd op de voorpagina’s te volgen is, door beide politici genegeerd.
De bezorgdheid dat Nederlandse burgers, ngo’s, politici of journalisten door Israël worden bespioneerd, is reëel. Zo zijn het kabinet en de Tweede Kamer gewezen op de verdachte activiteiten van de Israëlische operator DOME in het Nederlandse cyberdomein, waarover wij recent berichtten. Tegen die achtergrond is de lankmoedige houding van de regering onverantwoord.
Dit temeer daar nog in 2018 is vastgesteld dat Nederland op het gebied van cyber security grote risico’s loopt in verband met zijn afhankelijkheid van Chinese, Amerikaanse en Israëlische hard- en software. Daarin zouden door de leveranciers back doors kunnen zijn ingebouwd, aldus het Annalistennetwerk Nationale Veiligheid. Al in 2002 publiceerde Trouw naar aanleiding van onderzoek door de EO een alarmerend artikel over ongewenste toegang van Israël tot onder meer de tapkamers van Nederlandse veiligheidsdiensten en politie.
Aan het eind van het debat werden drie moties met betrekking tot Israël/Palestina ingediend. De PVV diende zoals gebruikelijk een motie in waarin de regering werd gevraagd de Nederlandse ambassade in Israël van Tel Aviv naar Jeruzalem te verhuizen. Die motie werd door de minister ontraden en bij de stemming op 23 november verworpen. Hij werd gesteund door PVV, Forum voor Democratie, SGP, ChristenUnie, BBB, Omtzigt, JA21 en Groep Van Haga, en kreeg daarmee slechts 38 van de 150 stemmen.
Tom van der Lee (GroenLinks) diende een motie in die de regering oproept om politieke en financiële steun toe te zeggen voor de VN-database van bedrijven die werkzaam zijn in de illegale nederzettingen in bezet Palestijns gebied. De motie werd mede ingediend door Volt, SP, PvdA en DENK. Ook deze motie werd ontraden door de minister, die stelde dat het ‘in de eerste plaats aan de landen zelf, en niet aan de Verenigde Naties, is om bedrijven bewust te maken van het belang van maatschappelijk verantwoord ondernemen’. Daarin is Nederland echter niet geslaagd, bleek uit het recent verschenen rapport Don’t Buy Into Occupation, dat werd samengesteld door 25 Europese en Palestijnse ngo’s, waaronder The Rights Forum.
Daaruit blijkt dat de bank ABN AMRO, waarvan de staat grootaandeelhouder is, maar liefst 379 miljoen euro heeft geïnvesteerd in bedrijven die betrokken zijn bij de illegale Israëlische kolonisering van Palestijns land. Het is Nederland dus niet gelukt om de bank die het zelf onder zijn hoede heeft ‘bewust te maken’ om zich qua beleggingen fatsoenlijk te gedragen.
Hetzelfde geldt voor de pensioenfondsen ABP en PFZW, waar Nederlands overheidspersoneel verplicht bij is aangesloten. Beide worden al jaren aangesproken op hun foute beleggingen. Op 8 juli 2021 nam de Tweede Kamer zelfs een motie aan die de regering opdraagt met de fondsen in gesprek te gaan, en er bij hen op aan te dringen hun omstreden beleggingen af te bouwen. Dat gesprek heeft intussen plaatsgevonden, maar de pensioenfondsen hebben zich er niets van aangetrokken. Het is die structurele onwil die tot de VN-database heeft geleid.
Knapen stelde ook dat Nederland nooit voorstander was van de VN-database, maar een algemene benadering voorstaat die niet alleen betrekking heeft op de door Israël bezette gebieden, maar op alle bezette gebieden. Dat standpunt valt te prijzen, maar initiatieven zijn uitgebleven. Nederland had een voorbeeld kunnen nemen aan Ierland, waar het parlement een wet heeft goedgekeurd die de import verbiedt van goederen uit alle nederzettingen in alle bezette gebieden ter wereld. Ook in Finland wordt een dergelijk wetsvoorstel in het parlement besproken. In België heeft de federale regering besloten de VN-database te steunen en bij de VN te pleiten voor meer financiële middelen om die te actualiseren. Overigens is ook voor andere landen, waaronder Myanmar, een database aangelegd van bedrijven die betrokken zijn bij schendingen van het internationaal recht.
Ondanks al die argumenten werd de GroenLinks-motie verworpen. Hij werd gesteund door D66, PvdA, SP, GroenLinks, Partij voor de Dieren, DENK, Volt, BIJ1, ChristenUnie en BBB, en bleef daarmee steken op 69 van de 150 Kamerzetels. De ChristenUnie en BBB verklaarden later de motie bij vergissing te hebben gesteund.
Dat laatste is even komisch als betreurenswaardig. Het was voor het eerst dat de ChristenUnie instemde met een motie die bijdraagt aan rechtvaardigheid in Israël/Palestina. Even leek het er zowaar op dat de partij zich liet leiden door de eigen principes in plaats van door de propaganda van de Israëlische ambassade.
De derde motie had betrekking op de zes Palestijnse maatschappelijke organisaties die door Israël van terrorisme worden beschuldigd. Hij werd ingediend door Tunahan Kuzu (DENK), en medeondertekend door CDA, Volt, BIJ1, SP, GroenLinks, PvdA, Fractie Den Haan en D66. De motie stelt vast dat:
De regering, gezien de ernst en mogelijke gevolgen van de beschuldiging van steun aan terrorisme, groot belang hecht aan onderbouwing van een eventuele beschuldiging met bewijs dat inzichtelijk is voor de beschuldigde en zijn of haar advocaten en getoetst wordt door een rechter.
De regering werd in de motie opgeroepen om:
Bij de ondersteuning en financiering van humanitaire en mensenrechtenorganisaties in Israël en de bezette Palestijnse gebieden aan dit democratische en rechtsstatelijke uitgangspunt vast te houden en zich daardoor te blijven laten leiden.
De motie vraagt de regering dus erop toe te zien dat de zes Palestijnse organisaties en hun advocaten inzage krijgen in het bewijs waarop de beschuldiging tegen hen is gebaseerd, en dat dit bewijs wordt getoetst door een onafhankelijke rechter. De motie werd aangenomen met 112 van de 150 stemmen. Tegen de motie stemden de PVV, Forum voor Democratie, SGP, ChristenUnie, JA21, Groep Van Haga en Omtzigt. Verheugend is de steun van het CDA en de VVD voor de motie.
Geconcludeerd kan worden dat Israël/Palestina tijdens het debat redelijk uitvoerig aan de orde is gekomen, maar dat de inbreng van de partijen wederom zwaar teleurstellend was. Het ontbreken van ieder initiatief om paal en perk te stellen aan onrecht en misdaden, laat staan om tot een rechtvaardige oplossing van het zogenaamde ‘conflict’ te komen, is een deprimerende Nederlandse traditie. Zoals wij onlangs in een opoep aan kabinet en Tweede Kamer schreven wordt het Nederlandse beleid gekenmerkt door medeplichtigheid aan de wrede en uitzichtloze Israëlische overheersing. In het politieke hart van de mondiale ‘Hoofdstad van Vrede en Recht’ lijken de meeste partijen geen enkele boodschap te hebben aan mensenrechten en internationaal recht.
Illustratief is dat, zoals ook bij eerdere Kamerdebatten, zelfs de grondoorzaken van het conflict niet werden benoemd, laat staan dat is gesproken over maatregelen om die weg te nemen. Die grondoorzaken zijn onder meer:
Het is pijnlijk om te constateren hoe de Tweede Kamer keer op keer nalaat om de kern van het Israëlisch-Palestijnse ‘conflict’ te bespreken. Maatregelen of sancties die tegen andere staten – zoals Myanmar, Iran, China en Rusland – wel zijn ingesteld, worden in het geval van Israël nadrukkelijk omzeild. Wat die maatregelen kunnen inhouden ligt voor de hand: